4.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank zal de drie ten laste gelegde feiten gezamenlijk bespreken en stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en [slachtoffer] hebben samen online gegokt. Zij hebben geld gewonnen en [slachtoffer] had een deel van de winst nog tegoed van verdachte.
Dat was de aanleiding voor de confrontatie tussen [slachtoffer] en verdachte op 20 februari 2021. [slachtoffer] is die dag bij verdachte aan de deur geweest. Hij heeft zo hard op de deur van verdachte gebonkt dat deze beschadigd is. Verdachte heeft op dat moment hierop niet gereageerd. Enige tijd later is verdachte met zijn vriendin [naam 1] in zijn auto gestapt om haar medicijnen op te halen bij Tactus Verslavingszorg. [slachtoffer] en enkele familieleden stonden op straat. Verdachte is uitgestapt. Op het voetpad van Het Lang naar de Hasselobrink is een vechtpartij ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] . Bij deze vechtpartij waren ook familieleden van [slachtoffer] en buren van zijn zus aanwezig. De vechtenden zijn uit elkaar gehaald door de andere aanwezigen.
Na deze confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] is verdachte in zijn auto gestapt. De groep personen stond nog steeds buiten, op en nabij het grasveldje aan de Hasselobrink. Verdachte is met zijn auto, over het grasveld, door de groenstrook en over het voetpad in de richting van het huis van zijn ouders gereden.
Daar heeft hij een schaar gepakt. Hij is met de schaar bij zich terug naar de Hasselobrink gereden. Verdachte heeft [slachtoffer] met de schaar in zijn rechterschouder (op de rug) gestoken. [slachtoffer] is op de spoedeisende hulp van Medisch Spectrum Twente onderzocht. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat hij een oppervlakkig wondje (van iets meer dan een centimeter) rechts hoog op zijn rug had.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in zijn auto is gestapt die op de Vlierstraat in de parkeerhaven voor zijn woning stond geparkeerd. Hij wilde met zijn vriendin naar Tactus rijden. Hij is met zijn auto vanaf de Vlierstraat via Het Lang gereden waar hij [slachtoffer] en de groep zag staan.
De rechtbank overweegt hierover dat de Vlierstraat een doorgaande weg is en dat verdachte, door deze (onlogische) route via Het Lang te rijden om naar Tactus te gaan, bewust ervoor heeft gekozen om de confrontatie met [slachtoffer] op het voetpad nabij de Hasselobrink aan te gaan. Uit de aangifte van [slachtoffer] en verklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] , [getuige 4] en verdachte zelf, leidt de rechtbank af dat op het voetpad nabij de Hasselobrink een vechtpartij is ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij in het gezicht geslagen. Verdachte heeft zelf ook klappen opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
Op grond van de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen volgt dat het incident heeft plaatsgevonden op en in de nabijheid van het grasveld op de Hasselobrink. Dit grasveld, waarop tevens een speelplaats is, ligt aan drie kanten ingeklemd tussen woningen. Op het grasveld waren rijsporen van een motorvoertuig te zien. Bij onderzoek bleek dat dit spoor vanaf het grasveld, over de straat, de groenstrook en het voetpad terugliep richting Het Lang.
Na de eerste confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] is verdachte in zijn auto gestapt en weggereden. Verdachte heeft verklaard dat hij toen onder het bloed zat en dat hij daarom naar de woning van zijn ouders aan de Lemselobrink wilde rijden. De groep van [slachtoffer] blokkeerde hem echter de weg. Hij heeft om de groep heen willen rijden. Zijn auto stond op de handrem. Hij heeft via het zandpad/het voetpad en het grasveld kunnen wegrijden. Hij reed stapvoets.
De verklaring van verdachte wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Op het grasveld bevonden zich na het eerste incident nog een groot aantal personen, onder wie [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 4] . Deze personen zijn als getuige gehoord. De strekking van hun verklaring is dat zij na de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer] dachten dat het voorbij was. Terwijl zij via het grasveld terugliepen naar de woning van de zuster van [slachtoffer] aan de Hasselobrink, kwam verdachte terug.
Hij reed met zijn rode auto met hoge snelheid over het voetpad en door het plantsoen naar de personen die op en nabij het grasveldje bij de Hasselobrink stonden.
Namens verdachte is aangevoerd dat de getuigen geen eensluidende verklaring hebben afgelegd over wat er is gebeurd. De rechtbank overweegt hierover dat de getuigen allen direct na de confrontatie(s) met verdachte op 20 februari 2021 zijn gehoord. De rechtbank stelt vast dat de getuigen in essentie consistent verklaren. Op het meest essentiële punt, te weten dat verdachte als bestuurder van de rode Renault Clio gas gaf en met hoge snelheid door het plantsoen dwars over het grasveld op de groep mensen af is gereden, verklaren de getuigen hetzelfde. De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen daarom betrouwbaar en zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij, na de eerste confrontatie met verdachte met de groep over het grasveld liep. Op dat moment hoorde hij opeens hoge toeren van een auto. Hij zag dat verdachte over het voetpad, dwars door het plantsoen met hoge snelheid in hun richting kwam rijden. Hij zag dat verdachte zijn auto in hun richting stuurde. Zij moesten allen aan de kant springen om niet aangereden te worden door verdachte. Verdachte passeerde hem op zeer korte afstand. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de rode auto uit de richting van Het Lang/Vlierstraat kwam en dat deze door prikkeldosjes, half over het trottoir reed, in de richting van de Hasselobrink. De auto was zo dichtbij dat zij het gezicht van de bestuurder kon zien. Zij kon ternauwernood opzij stappen om te voorkomen dat zij door de auto werd aangereden. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij samen met haar broer [slachtoffer] , haar zoon [getuige 1] en haar zusje [naam 2] terug liep naar haar woning aan de Hasselobrink. Zij hoorde dat door een auto vol gas werd gegeven. Hierop heeft zij zich omgedraaid. Zij zag dat verdachte zijn rode auto door de bosschages stuurde en dat de auto op haar en op de groep afreed. Iedereen is opzij gesprongen om te voorkomen dat zij door verdachte zouden worden aangereden. Ook de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] hebben verklaard dat verdachte met hoge snelheid in de richting van de groep is gereden. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij haar dochter [getuige 3] weg moest trekken zodat deze niet werd aangereden. De getuige [getuige 6] heeft verklaard zag hij zag hij dat de rode auto plotseling het grasveld opreed waar hij samen met meerdere buren stond. Hij schrok hier erg van.
Op basis van de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte met zodanige snelheid over het grasveld is gereden dat de personen die zich daar op dat moment bevonden - onder wie [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 4] - op het laatste moment konden en ook moesten wegspringen om te voorkomen dat zij door de auto werden aangereden. Een aanrijding met een auto die met aanmerkelijke snelheid inrijdt op een groep personen kan, naar algemene ervaringsregels, leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met aanmerkelijke snelheid af te rijden op een groep personen, waarbij het gevolg van zijn handelen hem kennelijk onverschillig liet, de aanmerkelijke kans op het optreden van zwaar lichamelijk letsel op de koop heeft toegenomen. Van contra-indicaties is niet gebleken. Dat niemand gewond is geraakt is niet door toedoen van verdachte geweest.
Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het trachten toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de in de tenlastelegging genoemde personen en aan anderen.
De rechtbank acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft in de schuur van de woning van zijn ouders een schaar gepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] wilde praten. Om die reden is hij weer naar de Hasselobrink teruggegaan, maar omdat hij zich bedreigd voelde heeft hij voor de zekerheid de schaar meegenomen.
Ook deze derde confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] is uitgemond in geweld. Ook nu weer was verdachte de agressor. Verdachte heeft [slachtoffer] met (een bovenhandse beweging) met de schaar in de rug gestoken. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen, te weten een oppervlakkig wondje van iets meer dan één centimeter rechts hoog op de rug.
De getuigen hebben verklaard dat toen verdachte de derde keer terugkwam, hij bijna direct dreigend met de schaar naar [slachtoffer] is gelopen.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de rode auto weer het plein op kwam rijden. Hij zag dat de bestuurder van het rode voertuig uit de auto stapte. Hij zag dat personen bij elkaar aan het schuilen waren. De persoon die uit de rode auto stapte had een scherp voorwerp in zijn hand. Hij zag dat dit voorwerp met enige kracht in de rug van het slachtoffer terecht kwam. Ook de getuigen [getuige 5] , [getuige 1] en [getuige 4] hebben verklaard dat verdachte direct met de schaar naar [slachtoffer] is gelopen. [slachtoffer] is gevlucht voor verdachte. [slachtoffer] lag op de grond waarna verdachte hem met de schaar heeft gestoken.
Het steken met een puntige grote schaar in de rug levert naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. De rug is een kwetsbare plek, waar door het steken met een puntige grote schaar gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte [slachtoffer] met een bovenhandse beweging op de rug ter hoogte van de schouder heeft verwond. Verdachte had [slachtoffer] ook op een andere, fatale, plek op het lichaam (bijvoorbeeld de hals of het hoofd) kunnen raken met de schaar. Ook in dit geval hebben de mogelijke gevolgen van zijn handelen verdachte kennelijk onverschillig gelaten. Door [slachtoffer] met deze schaar te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het trachten toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Aan de verklaring van verdachte dat hij (alleen) terug kwam om te praten, hecht de rechtbank geen geloof.
Verdachte heeft na een vechtpartij met [slachtoffer] geprobeerd de groep waarvan [slachtoffer] deel uitmaakte aan te rijden. Vervolgens is hij naar het huis van zijn ouders gereden om daar een grote schaar op te halen. Daarna heeft hij bewust opnieuw de confrontatie met [slachtoffer] gezocht, gewapend met deze schaar. Er zijn meerdere momenten geweest waarop verdachte had kunnen nadenken en heroverwegen of hij nogmaals de confrontatie met [slachtoffer] zou aangaan. Verdachte heeft daartoe voldoende tijd en gelegenheid gehad en ook om na te denken over wat hij ging doen en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van voorbedachte rade.
De rechtbank acht de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte rade, wettig en overtuigend bewezen.