ECLI:NL:RBOVE:2022:477

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
08-048926-21 (P) en 08-099625-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor mishandeling en twee pogingen tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 februari 2021 in Enschede, waar de verdachte het slachtoffer in het gezicht sloeg en vervolgens met zijn auto met hoge snelheid op een groep mensen inreed, waaronder getuigen van de mishandeling. Na deze confrontatie keerde de verdachte terug met een schaar en stak het slachtoffer in de rug. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de mishandeling en de pogingen tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen werden verklaard. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven en dat hij zich tijdens de proeftijd van een eerdere straf opnieuw schuldig had gemaakt aan geweld. De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en omstanders.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-048926-21 (P) en 08-099625-19 (tul)
Datum vonnis: 17 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.P. Smit, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 februari 2021 in Enschede:
feit 1: [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2: heeft geprobeerd [getuige 3] en/of [getuige 1] en/of [getuige 4] en/of anderen, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair),dan wel heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
(subsidiair);
feit 3: heeft geprobeerd [slachtoffer] met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair),dan wel [slachtoffer] met voorbedachte rade heeft mishandeld
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2021, te Enschede,
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2021, te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[getuige 3] en/of [getuige 1] en/of [getuige 4] en/of een of meer andere personen
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem bestuurde auto
(Renault Clio) -via een grasveld- met aanmerkelijke snelheid in te rijden op voornoemde personen, althans te rijden in de richting van voormelde personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2021, te Enschede,
[getuige 3] en/of [getuige 1] en/of [getuige 4] en/of een of meer andere personen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een door hem bestuurde auto (Renault Clio) -via een grasveld- met aanmerkelijke snelheid in te rijden op voornoemde personen, althans te rijden in de richting van voormelde personen;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2021, te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met voorbedachte rade aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nadat hij verdachte op een eerder moment een ruzie heeft gehad met voornoemde [slachtoffer] , waarbij over en weer werd geslagen en/of gestompt en beide vechtenden door omstanders uit elkaar werden gehaald, is weggegaan en vervolgens uit een woning een schaar, althans een scherp en puntig voorwerp heeft gehaald, (vervolgens) in zijn auto is gestapt en weer naar die [slachtoffer] is toegereden en aangekomen in de nabijheid van die [slachtoffer] , uit de auto is gestapt en op die [slachtoffer] is toegelopen en die [slachtoffer] met die schaar, althans met dat voorwerp, in de rug heeft gestoken, althans getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2021, te Enschede,
met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door met voorbedachte rade, nadat hij verdachte op een eerder moment een ruzie heeft gehad met voornoemde [slachtoffer] , waarbij over en weer werd geslagen en/of gestompt en beide vechtenden door omstanders uit elkaar werden gehaald, is weggegaan en vervolgens uit een woning een schaar, althans een scherp en puntig voorwerp heeft gehaald, (vervolgens) in zijn auto is gestapt en weer naar die [slachtoffer] is toegereden en aangekomen in de nabijheid van die [slachtoffer] , uit de auto is gestapt en op die [slachtoffer] is toegelopen en die [slachtoffer] met die schaar, althans met dat voorwerp, in de rug heeft gestoken, althans getroffen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair en
3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie acht voor wat betreft feit 2 primair en feit 3 primair het opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, bewezen evenals het onder 3 primair ten laste gelegde bestanddeel “met voorbedachten rade”.
4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
De strekking van zijn pleidooi komt ten aanzien van feit 1 erop neer dat [slachtoffer] (onder diens roepnaam, hierna: [slachtoffer] ) op 20 februari 2021, verdachte heeft geprovoceerd door de deur van de woning van verdachte te beschadigen. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat [getuige 2] de enige neutrale getuige is. De overige getuigen zijn allen gerelateerd aan [slachtoffer] en hebben bijna eensluidende verklaringen afgelegd. Verdachte heeft niet de intentie gehad om personen aan te rijden. Hij heeft stapvoets gereden.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat verdachte één en ander heeft willen uitpraten met [slachtoffer] en dat hij daarom nogmaals naar [slachtoffer] is toegegaan. Verdachte heeft, voor het geval het weer tot een geweldsuitbarsting zou komen, voor de zekerheid een schaar meegenomen. Er was geen sprake van “voorbedachte rade”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank zal de drie ten laste gelegde feiten gezamenlijk bespreken en stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en [slachtoffer] hebben samen online gegokt. Zij hebben geld gewonnen en [slachtoffer] had een deel van de winst nog tegoed van verdachte.
Dat was de aanleiding voor de confrontatie tussen [slachtoffer] en verdachte op 20 februari 2021. [slachtoffer] is die dag bij verdachte aan de deur geweest. Hij heeft zo hard op de deur van verdachte gebonkt dat deze beschadigd is. Verdachte heeft op dat moment hierop niet gereageerd. Enige tijd later is verdachte met zijn vriendin [naam 1] in zijn auto gestapt om haar medicijnen op te halen bij Tactus Verslavingszorg. [slachtoffer] en enkele familieleden stonden op straat. Verdachte is uitgestapt. Op het voetpad van Het Lang naar de Hasselobrink is een vechtpartij ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] . Bij deze vechtpartij waren ook familieleden van [slachtoffer] en buren van zijn zus aanwezig. De vechtenden zijn uit elkaar gehaald door de andere aanwezigen.
Na deze confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] is verdachte in zijn auto gestapt. De groep personen stond nog steeds buiten, op en nabij het grasveldje aan de Hasselobrink. Verdachte is met zijn auto, over het grasveld, door de groenstrook en over het voetpad in de richting van het huis van zijn ouders gereden.
Daar heeft hij een schaar gepakt. Hij is met de schaar bij zich terug naar de Hasselobrink gereden. Verdachte heeft [slachtoffer] met de schaar in zijn rechterschouder (op de rug) gestoken. [slachtoffer] is op de spoedeisende hulp van Medisch Spectrum Twente onderzocht. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat hij een oppervlakkig wondje (van iets meer dan een centimeter) rechts hoog op zijn rug had.
Beoordeling feit 1
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in zijn auto is gestapt die op de Vlierstraat in de parkeerhaven voor zijn woning stond geparkeerd. Hij wilde met zijn vriendin naar Tactus rijden. Hij is met zijn auto vanaf de Vlierstraat via Het Lang gereden waar hij [slachtoffer] en de groep zag staan.
De rechtbank overweegt hierover dat de Vlierstraat een doorgaande weg is en dat verdachte, door deze (onlogische) route via Het Lang te rijden om naar Tactus te gaan, bewust ervoor heeft gekozen om de confrontatie met [slachtoffer] op het voetpad nabij de Hasselobrink aan te gaan. Uit de aangifte van [slachtoffer] en verklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] , [getuige 4] en verdachte zelf, leidt de rechtbank af dat op het voetpad nabij de Hasselobrink een vechtpartij is ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij in het gezicht geslagen. Verdachte heeft zelf ook klappen opgelopen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
Beoordeling feit 2
Op grond van de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen volgt dat het incident heeft plaatsgevonden op en in de nabijheid van het grasveld op de Hasselobrink. Dit grasveld, waarop tevens een speelplaats is, ligt aan drie kanten ingeklemd tussen woningen. Op het grasveld waren rijsporen van een motorvoertuig te zien. Bij onderzoek bleek dat dit spoor vanaf het grasveld, over de straat, de groenstrook en het voetpad terugliep richting Het Lang.
Na de eerste confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] is verdachte in zijn auto gestapt en weggereden. Verdachte heeft verklaard dat hij toen onder het bloed zat en dat hij daarom naar de woning van zijn ouders aan de Lemselobrink wilde rijden. De groep van [slachtoffer] blokkeerde hem echter de weg. Hij heeft om de groep heen willen rijden. Zijn auto stond op de handrem. Hij heeft via het zandpad/het voetpad en het grasveld kunnen wegrijden. Hij reed stapvoets.
De verklaring van verdachte wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Op het grasveld bevonden zich na het eerste incident nog een groot aantal personen, onder wie [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 4] . Deze personen zijn als getuige gehoord. De strekking van hun verklaring is dat zij na de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer] dachten dat het voorbij was. Terwijl zij via het grasveld terugliepen naar de woning van de zuster van [slachtoffer] aan de Hasselobrink, kwam verdachte terug.
Hij reed met zijn rode auto met hoge snelheid over het voetpad en door het plantsoen naar de personen die op en nabij het grasveldje bij de Hasselobrink stonden.
Namens verdachte is aangevoerd dat de getuigen geen eensluidende verklaring hebben afgelegd over wat er is gebeurd. De rechtbank overweegt hierover dat de getuigen allen direct na de confrontatie(s) met verdachte op 20 februari 2021 zijn gehoord. De rechtbank stelt vast dat de getuigen in essentie consistent verklaren. Op het meest essentiële punt, te weten dat verdachte als bestuurder van de rode Renault Clio gas gaf en met hoge snelheid door het plantsoen dwars over het grasveld op de groep mensen af is gereden, verklaren de getuigen hetzelfde. De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen daarom betrouwbaar en zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij, na de eerste confrontatie met verdachte met de groep over het grasveld liep. Op dat moment hoorde hij opeens hoge toeren van een auto. Hij zag dat verdachte over het voetpad, dwars door het plantsoen met hoge snelheid in hun richting kwam rijden. Hij zag dat verdachte zijn auto in hun richting stuurde. Zij moesten allen aan de kant springen om niet aangereden te worden door verdachte. Verdachte passeerde hem op zeer korte afstand. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de rode auto uit de richting van Het Lang/Vlierstraat kwam en dat deze door prikkeldosjes, half over het trottoir reed, in de richting van de Hasselobrink. De auto was zo dichtbij dat zij het gezicht van de bestuurder kon zien. Zij kon ternauwernood opzij stappen om te voorkomen dat zij door de auto werd aangereden. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij samen met haar broer [slachtoffer] , haar zoon [getuige 1] en haar zusje [naam 2] terug liep naar haar woning aan de Hasselobrink. Zij hoorde dat door een auto vol gas werd gegeven. Hierop heeft zij zich omgedraaid. Zij zag dat verdachte zijn rode auto door de bosschages stuurde en dat de auto op haar en op de groep afreed. Iedereen is opzij gesprongen om te voorkomen dat zij door verdachte zouden worden aangereden. Ook de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] hebben verklaard dat verdachte met hoge snelheid in de richting van de groep is gereden. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij haar dochter [getuige 3] weg moest trekken zodat deze niet werd aangereden. De getuige [getuige 6] heeft verklaard zag hij zag hij dat de rode auto plotseling het grasveld opreed waar hij samen met meerdere buren stond. Hij schrok hier erg van.
Op basis van de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte met zodanige snelheid over het grasveld is gereden dat de personen die zich daar op dat moment bevonden - onder wie [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 4] - op het laatste moment konden en ook moesten wegspringen om te voorkomen dat zij door de auto werden aangereden. Een aanrijding met een auto die met aanmerkelijke snelheid inrijdt op een groep personen kan, naar algemene ervaringsregels, leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met aanmerkelijke snelheid af te rijden op een groep personen, waarbij het gevolg van zijn handelen hem kennelijk onverschillig liet, de aanmerkelijke kans op het optreden van zwaar lichamelijk letsel op de koop heeft toegenomen. Van contra-indicaties is niet gebleken. Dat niemand gewond is geraakt is niet door toedoen van verdachte geweest.
Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het trachten toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de in de tenlastelegging genoemde personen en aan anderen.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling feit 3
Verdachte heeft in de schuur van de woning van zijn ouders een schaar gepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] wilde praten. Om die reden is hij weer naar de Hasselobrink teruggegaan, maar omdat hij zich bedreigd voelde heeft hij voor de zekerheid de schaar meegenomen.
Ook deze derde confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] is uitgemond in geweld. Ook nu weer was verdachte de agressor. Verdachte heeft [slachtoffer] met (een bovenhandse beweging) met de schaar in de rug gestoken. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen, te weten een oppervlakkig wondje van iets meer dan één centimeter rechts hoog op de rug.
Voorwaardelijk opzet
De getuigen hebben verklaard dat toen verdachte de derde keer terugkwam, hij bijna direct dreigend met de schaar naar [slachtoffer] is gelopen.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de rode auto weer het plein op kwam rijden. Hij zag dat de bestuurder van het rode voertuig uit de auto stapte. Hij zag dat personen bij elkaar aan het schuilen waren. De persoon die uit de rode auto stapte had een scherp voorwerp in zijn hand. Hij zag dat dit voorwerp met enige kracht in de rug van het slachtoffer terecht kwam. Ook de getuigen [getuige 5] , [getuige 1] en [getuige 4] hebben verklaard dat verdachte direct met de schaar naar [slachtoffer] is gelopen. [slachtoffer] is gevlucht voor verdachte. [slachtoffer] lag op de grond waarna verdachte hem met de schaar heeft gestoken.
Het steken met een puntige grote schaar in de rug levert naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. De rug is een kwetsbare plek, waar door het steken met een puntige grote schaar gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte [slachtoffer] met een bovenhandse beweging op de rug ter hoogte van de schouder heeft verwond. Verdachte had [slachtoffer] ook op een andere, fatale, plek op het lichaam (bijvoorbeeld de hals of het hoofd) kunnen raken met de schaar. Ook in dit geval hebben de mogelijke gevolgen van zijn handelen verdachte kennelijk onverschillig gelaten. Door [slachtoffer] met deze schaar te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het trachten toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorbedachte rade
Aan de verklaring van verdachte dat hij (alleen) terug kwam om te praten, hecht de rechtbank geen geloof.
Verdachte heeft na een vechtpartij met [slachtoffer] geprobeerd de groep waarvan [slachtoffer] deel uitmaakte aan te rijden. Vervolgens is hij naar het huis van zijn ouders gereden om daar een grote schaar op te halen. Daarna heeft hij bewust opnieuw de confrontatie met [slachtoffer] gezocht, gewapend met deze schaar. Er zijn meerdere momenten geweest waarop verdachte had kunnen nadenken en heroverwegen of hij nogmaals de confrontatie met [slachtoffer] zou aangaan. Verdachte heeft daartoe voldoende tijd en gelegenheid gehad en ook om na te denken over wat hij ging doen en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van voorbedachte rade.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte rade, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks20 februari 2021 te Enschede, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht
en/of tegen het lichaam te stompen en/ofte slaan;
2
hij op
of omstreeks20 februari 2021 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [getuige 3] en
/of[getuige 1] en
/of[getuige 4] en
/of een of meerandere personen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een door hem bestuurde auto (Renault Clio) -via een grasveld- met aanmerkelijke snelheid is ingereden op voornoemde personen,
althans te rijden in de richting van voormelde personen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op
of omstreeks20 februari 2021 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met voorbedachte rade aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nadat hij verdachte op een eerder moment een ruzie had gehad met voornoemde [slachtoffer] , waarbij over en weer werd geslagen
en/of gestompten beide vechtenden door omstanders uit elkaar werden gehaald, is weggegaan en vervolgens uit een woning een schaar,
althans een scherp en puntig voorwerpheeft gehaald,
(vervolgens
)in zijn auto is gestapt en weer naar die [slachtoffer] is toegereden en aangekomen in de nabijheid van die [slachtoffer] , uit de auto is gestapt en op die [slachtoffer] is toegelopen en die [slachtoffer] met die schaar
, althans met dat voorwerp,in de rug heeft gestoken,
althans getroffen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 300, 302 respectievelijk 303 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte rade.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die door hem in voorarrest is doorgebracht. De officier van justitie heeft bij zijn eis in strafverzwarende zin meegewogen dat het door hem onder 3 primair bewezen geachte feit met voorbedachte rade is gepleegd.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd en heeft bepleit om rekening te houden met de rol van [slachtoffer] als agressor. De raadsman heeft daarnaast verzocht in grote mate rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in dat kader te volstaan met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 20 februari 2021 schuldig gemaakt aan het plegen van een mishandeling, een poging tot zware mishandeling en een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte rade. Deze feiten betreffen geweldsincidenten met name gericht tegen [slachtoffer] ( [slachtoffer] ).
Verdachte heeft [slachtoffer] mishandeld door hem in het gezicht te slaan. Door zijn handelen heeft verdachte bij [slachtoffer] opzettelijk pijn veroorzaakt.
Verdachte is hierna met aanmerkelijke snelheid met zijn auto over een grasveldje gereden in de richting van de groep personen die ook getuige zijn geweest van de mishandeling door verdachte. Deze personen hebben opzij moeten springen om niet door de auto van verdachte geraakt te worden. Zij zijn vreselijk geschrokken omdat zij dachten dat hen iets zeer ernstigs zou overkomen.
Verdachte heeft hierna opnieuw de confrontatie met [slachtoffer] heeft opgezocht waarbij hij [slachtoffer] met de schaar in de rug heeft gestoken. Het hoeft geen betoog dat ook dit een zeer ernstig feit is. Dit soort misdrijven, gepleegd op de openbare weg en op klaarlichte dag, maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van een dergelijke feiten kunnen vaak (langdurig) lijden onder de psychische gevolgen van deze traumatische gebeurtenissen.
Deze reeks van geweldsincidenten door verdachte gepleegd vond nota bene plaats in een drukke woonwijk. Het handelen van verdachte heeft bij de slachtoffers en de omwonenden gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Ook in algemene zin brengen pogingen tot (zware) mishandeling, al dan niet na kalm en rustig beraad, voor anderen die op de hoogte zijn geraakt van deze feiten gevoel van onveiligheid met zich. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan. Dat mogelijk hinderlijk gedrag van [slachtoffer] aan deze reeks van geweld vooraf is gegaan vormt geen rechtvaardiging voor het gedrag van verdachte en doet aan de ernst van de feiten en de sanctie die daarop moet volgen niets af.
De rechtbank heeft acht geslagen op een over verdachte uitgebracht uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 december 2021. Daaruit blijkt dat verdachte (onder andere) vanwege geweldsmisdrijven eerder is veroordeeld. Dit heeft hem er niet van weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen. De bewezenverklaarde feiten vonden plaats tijdens de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland van 20 december 2021, waaruit naar voren komt dat de reclassering geen aanknopingspunten ziet voor het opstellen van een plan van aanpak waarvan enig recidivebeperkend effect verwacht mag worden. Recentelijk is een reclasseringstoezicht voortijdig negatief beëindigd, het probleembesef en -inzicht is beperkt en verdachte heeft een negatieve houding ten opzichte van (hulpverlenende) instanties. Dit maakt dat het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. De omstandigheid dat verdachte en [slachtoffer] in dezelfde straat wonen is bovendien risico verhogend. Het toewerken naar een andere stabiele, veilige huisvestingssituatie houdt verdachte af. Het risico op recidive als hoog ingeschat.
Vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op het recente verloop van het toezicht tijdens de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ziet de rechtbank net als de officier van justitie, geen heil in een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de raadsman bepleit. De rechtbank betrekt hierbij de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar wat in vergelijkbare zaken aan straf is opgelegd. De rechtbank heeft verder acht geslagen op artikel 45, derde lid, Sr, waarin is bepaald dat het maximum van de hoofdstraffen bij poging met een derde wordt verminderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 31 januari 2020, gewezen door de politierechter in Almelo, is verdachte veroordeeld tot, voor zover hier van belang:
 een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2020.
Bij vordering van 28 december 2021 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
8.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: mishandeling;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte rade;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 31 januari 2020 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. H. Stam en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2012078183, gesloten op 20 april 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 februari 2022, als verklaring van verdachte, voor zover inhoudende:
Op 20 februari 2021 ben ik in mijn auto is gestapt die op de Vlierstraat voor mijn woning stond geparkeerd. Ik wilde met [naam 1] naar Tactus rijden. Ik ben vanaf de Vlierstraat via Het Lang gereden. Ik zag [slachtoffer] op straat staan met een groep mensen. Ik zag zijn zussen [getuige 4] en [naam 2] staan. Ik ben uitgestapt om te praten.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 17 en 18, voor zover inhoudend:
Op 20 februari 2021 was ik aan [adres 2] in Enschede. Er kwam een man naar mij toe lopen, hij heet [verdachte] (fon). [..] Hierop sloeg hij mij meerdere keren in mijn gezicht. Ik voelde direct pijn aan mijn gezicht.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 81, voor zover inhoudend:
Ik was op 20 februari 2021 in mijn woning aan [adres 2] te Enschede. Mijn broertje [slachtoffer] verliet mijn woning. Ik keek vanuit mijn keukenraam. Ik zag dat [slachtoffer] , [verdachte] , tegenkwam. Ik zag dat [verdachte] mijn broertje een klap gaf met de hand. Ik zag dat hij meer dan drie keer een klap gaf.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 61, voor zover inhoudend:
Op 20 februari 2021 reed ik naar de woning van mijn moeder aan [adres 2] te Enschede. [..] Ik zag op het voetpad nabij Het Lang dat mijn oom [slachtoffer] in gevecht was met [verdachte] . Ik zag dat mijn oom [slachtoffer] en [verdachte] in een behoorlijke worsteling waren verwikkeld, waarbij zij elkaar over en weer sloegen. Ik ben toen direct naar mijn oom [slachtoffer] en naar [verdachte] gerend en wilde hen uit elkaar halen. Ik heb [verdachte] weg getrokken van mijn oom [slachtoffer] .
Feit 2.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 februari 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Ik woon aan de Vlierstraat in Enschede. Mijn auto staat daar voor de deur. Ik ben met mijn auto via Het Lang naar de Hasselobrink gereden. Na de confrontatie met [slachtoffer] en de groep ben ik met mijn auto over het grasveldje gereden en verder over het voetpad naar de woning van mijn ouders aan de Lemselobrink.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 34 en 35, voor zover inhoudend
Op 20 februari 2021 kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] .
Omschrijving onderzoekslocatie
Het incident had plaatsgevonden op en in de nabijheid van een grasveldje op de Hasselobrink. Dit grasveldje, waarop tevens een speelplaats is, ligt aan drie zijdes ingeklemd tussen woningen. Tussen de woningen en het grasveld is een openbare weg. Aan de zijde van de woningen zijn parkeerplaatsen. Aan de rechterzijde van de toegangsweg naar deze woningen is een groenstrook gelegen waarin een fiets-/voetpad is aangebracht.
Bevindingen
Wij zagen dat in het grasveld rijsporen van een motorvoertuig waren. Gezien de spoorbreedte van deze sporen was dit mogelijk van een personenauto. Bij onderzoek bleek dat dit spoor vanaf het grasveld, over de straat, de groenstrook en het voetpad liep.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 78 en 79, voor zover inhoudend:
Op 20 februari 2021 stond ik op straat. Ik hoorde een hevig geluid als een auto die hoog in de toeren reed c.q. alsof iemand heel veel gas gaf. Ik hoorde mijn familie roepen. Ze schreeuwden mijn naam, het klonk paniekerig. Ik keek op en zag een rode auto, komende uit de richting van Het Lang/Vlierstraat, door prikkeldosjes, half over het trottoir reed, gaande in de richting van de Hasselobrink. De auto reed in mijn richting, de afstand tussen mij en de auto was op enig moment ongeveer een meter. De auto was zo dichtbij dat ik het gezicht van de bestuurder kon zien. [.] Ik stapte een grote stap naar rechts en de auto reed mij voorbij. Ik vreesde voor mijn veiligheid.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 61 en 62, voor zover inhoudend:
Ik had mijn oom [slachtoffer] vastgepakt en samen met de anderen zijn wij richting de woning van mijn moeder gelopen. Toen wij op het grasveld liepen op de Brink, hoorde ik opeens hoge toeren van een auto. Ik hoorde dat het geluid van achteren kwam en toen ik omkeek, zag ik dat [verdachte] over het voetpad en vervolgens dwars door het plantsoen met hoge snelheid in onze richting kwam rijden. Ik zag dat hij zijn auto in onze richting stuurde. Wij moesten allen aan de kant springen om niet aangereden te worden door [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] mij op zeer korte afstand passeerde. Als ik niet aan de kant was gesprongen dan was ik zeker door hem aangereden. Ik kan zeggen dat iedereen van onze groep aan de kant moest springen, omdat wij allen zeer dicht bij elkaar hadden gelopen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 81 en 82, voor zover inhoudend:
Ik zag dat [verdachte] naar zijn auto ging. Hij heeft een rode Renault. Wij liepen net weg en toen hoorde ik een auto aan komen rijden. Ik hoorde dat er vol gas werd gegeven. Ik draaide mij om en ik zag dat de rode Renault van [verdachte] eraan kwam rijden. [verdachte] bestuurde de auto. Ik zag dat de auto door de bossages kwam rijden. Ik zag de auto op mij af komen rijden, op ons allemaal. Wij zijn allemaal opzij gesprongen anders had [verdachte] ons onder gereden. Ik, mijn zusje [naam 2] , mijn broertje [slachtoffer] , [getuige 3] mijn schoondochter moesten aan de kant springen. Er waren meer mensen maar ik weet niet meer wie.
10.
Het proces-verbaal van getuige [getuige 6] , pagina 88 en 89, voor zover inhoudend:
Ik zag dat de omschreven man, niet mijn buurman, in een personenauto stapte. Het
betrof een rode auto van het merk Renault. Ik zag dat de man leek weg te rijden met zijn auto, plotseling zag ik dat de auto het grasveld opreed waar ik met meerdere buren nog stond. Ik schrok hier erg van. Ik denk dat de man met 30 of 40 kilometer per uur over het gras reed.
Feit 3
11.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 februari 2022, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte.
In de woning van mijn ouders aan de Lemselobrink heb ik een schaar gepakt. Met die schaar ben ik in mijn auto gestapt. Ik heb [slachtoffer] met de schaar in de achterzijde van zijn schouder gestoken.
12.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 17 en 18, voor zover inhoudend:
Na 5 a 10 minuten kwam [verdachte] terug. Ik stond toen nog buiten. Ik zag dat [verdachte] een keukenschaar in zijn rechterhand hand. Ik zag dat hij de schaar dreigend omhoog hield. Hij kwam op mij en mijn familie af. Ik kwam ten val. Ik viel op de rug en ik lag op de grond. Ik wou weer gaan opstaan en toen kwam hij op mij af en stak mij met de schaar in mijn rug. Hij stak mij op mijn rechterschouderblad.
13.
Het geschrift, te weten een letselverklaring van Medisch Spectrum Twente van 20 februari 2021, opgemaakt door [arts] , SEH-arts, voor zover inhoudend
Betreft: dhr. [slachtoffer] , geb. datum [geboortedatum] -1976, [adres 3] .
Op 20-02-2021 zagen wij bovengenoemde patiënt op de spoedeisende hulp.
E: inspectie rug opp wondje rechts hoog thoracaal 1.0.25 cm, neurovasculair gb
Hoofd: links frontotemporaal weke delen zwelling
14.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 84, voor zover inhoudend:
Ik zag dat de auto wegreed. Enkele minuten later zag ik dat dezelfde auto weer het plein op kwam rijden. Ik zag dat de bestuurder van het rode voertuig uit de auto stapte. Ik zag dat personen bij elkaar aan het schuilen waren. Ik zag dat de persoon uit het rode voertuig een scherp voorwerp in zijn hand had. Ik zag dat hij naar een persoon uit de groep liep. Ik zag dat hij met zijn arm waar het scherpe voorwerp in zat aan het zwaaien was richting de persoon. Ik zag dat de persoon in zijn rug geraakt was met het scherpe voorwerp. Ik zag dag dit voorwerp met enige kracht in zijn rug terecht kwam.
15.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , pagina 67, voor zover inhoudend
Wij zijn met zijn allen naar de woning gerend. Die Clio stopt pal voor de woning, de bestuurderskant was aan de straatzijde. De bestuurder stapte uit, dat was die zelfde magere kerel met wie de oom van [getuige 5] eerder ruzie had. Die lange magere hield een schaar vast in zijn hand. Ik zag dat hij die schaar boven zijn hoofd hield met de punt naar beneden en hij maakte stekende bewegingen met de schaar van boven naar beneden terwijl hij naar de oom van [getuige 5] rende. Toen hij dichtbij de oom van [getuige 5] was stak hij meerdere keren met de punt van de schaar tussen of op de schouderbladen van de oom van [getuige 5] .
16.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 62, voor zover inhoudend:
Vervolgens is hij weggereden in zijn auto, maar later kwam hij weer met piepende banden terug. Ik zag dat hij ter hoogte van de woning van mijn moeder stopte en uit zijn auto stapte met een grote schaar in zijn handen. Ik zag dat mijn oom struikelde en ik zag dat [verdachte] toen twee keer met kracht mijn oom [slachtoffer] met de schaar in de rug stak.
17.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 82, voor zover inhoudend:
Even later kwam [verdachte] in onze richting. Ik zag [verdachte] een schaar in zijn rechterhand hand had en die hield hij hoog, ter hoogte van zijn schouder. Het scherpe gedeelte wees naar ons toe. Ik zag dat [slachtoffer] wilde vluchten. Ik zag dat [slachtoffer] toen viel. Ik zag dat [verdachte]
op [slachtoffer] af ging en bukte en dat hij [slachtoffer] twee keer met de schaar in de rug stak.