ECLI:NL:RBOVE:2022:582

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
ak_20_2602
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning Wajong-uitkering; onvoldoende onderbouwde inschatting van arbeidsmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een jongere met ernstige psychische problematiek, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren op 13 februari 2002, heeft een complexe zorgvraag en is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en andere psychische aandoeningen. Het UWV heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat eiseres op 13 februari 2020 geen arbeidsvermogen had, maar dat dit niet duurzaam was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij van mening is dat haar situatie onvoldoende is onderzocht en dat er geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor haar arbeidsvermogen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat eiseres in de toekomst over arbeidsvermogen zou kunnen beschikken. De verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen hebben geen gedegen onderzoek verricht naar de dagelijkse activiteiten van eiseres en haar capaciteiten. De rechtbank oordeelt dat de inschatting van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2602

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), verweerder,
gemachtigde: J. van Dalfsen.

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 24 februari 2020 niet in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 15 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De moeder van eiseres, [naam 1] , en de begeleidster van eiseres, [naam 2] zijn ook verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres is geboren op 13 februari 2002. Bij haar is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Zij is (onder voorbehoud) gediagnosticeerd met autisme spectrum stoornis, met daaruit voortvloeiend forse problematiek en een aandachtstekortstoornis met onderliggende angstige basis en vermijdende coping. Ook is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel. Er zijn in het verleden verschillende hulpverleners en instanties bij eiseres betrokken geweest. Eiseres is (onder meer) van september 2016 tot november 2019 in poliklinische behandeling geweest bij [naam 3] (kinder- en jeugdpsychiatrie). Eiseres woont bij haar moeder en is vanaf 2015 vrijgesteld van het volgen van onderwijs. Sinds juli 2020 is er sprake van ambulante begeleiding door ABC de Cirkel. De ambulant begeleider, [naam 2] is reeds anderhalf jaar betrokken bij eiseres en komt één keer per week bij haar langs.
1.2
Eiseres heeft op 24 februari 2020 een aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen ingediend om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. De verzekeringsarts heeft eiseres en haar moeder gesproken tijdens een telefonisch contact op 23 april 2020. Ook heeft de verzekeringsarts overleg gehad met de arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft bij zijn onderzoek (onder meer) de informatie van Karakter, gedateerd 19 november 2019, en van Dimence, gedateerd 21 april 2020, betrokken. Zijn bevindingen zijn neergelegd in het rapport van 30 april 2020.
1.2.1
De informatie van [naam 3] houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
(..)
Tussen 6 september 2019 en 19 november 2019 was [eiseres] bij ons in zorg voor poliklinische behandeling.
(..)
[eiseres] komt niet tot nauwelijks toe aan ontwikkelingstaken. [eiseres] is snel overvraagd en overprikkeld waardoor zij blokkeert. De inzet van verschillende zorgmodules hebben daar toe nu toe geen noemenswaardige vooruitgang in kunnen bewerkstelligen. Systeemfactoren maken mede dat het [eiseres] niet lukt om zelfstandig te komen tot het zetten van stappen in haar ontwikkeling.
(..)
Er is sprake van een autismespectrumstoornis. [eiseres] stagneert in haar ontwikkeling door zich af te sluiten van de buitenwereld en met steeds moeite naar school te gaan. Er zijn zorgen over de sociale ontwikkeling van [eiseres] . Aangezien zij zich steeds meer terugtrekt uit het sociale leven en zich afzondert met haar tablet. Daarnaast zijn er zorgen om de stemming van [eiseres] en wordt de vraag gesteld of er mogelijk ook sprake is van een depressie.
(..)
1.2.2
De informatie van Dimence houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
(..)
Gegevens beëindiging zorg Dimence van patiënte [eiseres] (..)
Bovengenoemde patiënte was tot 19 maart 2020 in behandeling bij Ontwikkelingsgericht Behandeling Autisme (OBA) van Dimence.
Samenvatting behandelverloop tijdens de behandeling
[eiseres] is vanaf 11 maart 2020 klinisch in zorg genomen bij OBA. Daarbij was gepland dat de opname in kleine stappen zou gaan, zodat [eiseres] rustig zou kunnen wennen. Dit omdat het in eerdere opname allemaal te snel voor haar ging. Omdat het ook nu nog te moeilijk bleek te zijn om zonder haar ouders een nacht te slapen op de afdeling is voorgesteld te starten met wendagen.(..) [eiseres] heeft besloten dit niet aan te gaan. Daarmee is de hulpvraag voor klinische behandeling te komen vervallen. (..)
Beschrijvende diagnose
[eiseres] is een erg angstige en vermijdende jonge vrouw met enige mate van inzicht in eigen problematiek relatief weinig lijdensdruk in de huidige situatie in het gezin. Al langere tijd bestaan er zorgen om de ontwikkeling van [eiseres] die stagneert op dit moment. Het lijkt tot op heden niet te lukken om dit te veranderen door middel van vrijwillige hulpverlening.
Advies voor verder beleid
Vanuit OBA is de inschatting dat [eiseres] op zich leerbaar is binnen een aangepaste omgeving die rekening houdt met haar problematiek maar door haar vermijdende coping niet verder komt in haar ontwikkeling. De hoop is er op gevestigd dat er een aanbod komt dichtbij huis waarin zij in kleine stappen kan gaan wennen en opbouwen. [eiseres] zal zich veilig moeten gaan voelen in het contact met de hulpverlening. Dit geldt zowel voor haar ontwikkeling op persoonlijk gebied maar ook op sociaal en maatschappelijk vlak. (..)
1.2.3
In het rapport van de verzekeringsarts van 30 april 2020 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Overwegingen
Er is sprake van een ernstige psychische problematiek bij een adolescente met een disharmonisch intelligentieprofiel. De intelligentie wordt geschat op beneden gemiddeld niveau. Er is sprake van een ernstig vermijdensgedrag met gedurende de gehele middelbare school veel verzuim ondanks intensieve begeleiding. Intensieve therapie is tot heden niet gelukt omdat cliënt sterk afhankelijk is van haar moeder. Door de behandelaar wordt aangegeven dat de ontwikkeling van klant stagneert omdat zij onvoldoende stimulansen en prikkels vanuit haar directe omgeving krijgt om tot het maken van eigen stappen te komen in de richting van zelfstandigheid. Op dit moment is er geen sprake van structurele activiteiten buitenshuis. Er wordt gezocht naar een woonvorm voor begeleid wonen en dagbesteding. De klachten en belemmeringen die klant aangeeft hangen logisch met elkaar samen en passen bij de door de behandelaars gestelde diagnose en therapiebeleid. Het geheel in intern en extern consistent. (..)
Op grond van het medisch beeld en de onderzoeksbevindingen zijn er geen aanwijzingen voor:
  • (..) niet een uur aaneengesloten kunnen werken. Gezien de problematiek zal er een intensieve begeleiding en veilige omgeving nodig zijn, maar dan zal bij het verrichten van eenvoudige taken niet vaker dan 1 keer per uur substantiële werkonderbreking noodzakelijk zijn om klant bij te sturen;
  • een aandoening met ernstige energetische beperking of een beperkte beschikbaarheid waardoor klant niet tenminste 4 uur per dag belastbaar is.
In overleg met de arbeidsdeskundige B. Pinkster:
Besproken werd dat gebleken is dat klant zeer angstig is en een ernstig vermijdensgedrag vertoont in een voor haar niet vertrouwde omgeving. Gesteld kan worden dat klant over onvoldoende basale werknemersvaardigheden beschikt om te kunnen functioneren in een werksituatie. Op grond hiervan kan gesteld worden dat klant niet over arbeidsvermogen beschikt. Aangezien het niet beschikken over basale werknemersvaardigheden een criterium is voor het ontbreken van arbeidsvermogen is verdere analyse van de belastbaarheid achterwege gelaten.
Weging duurzaamheid
Door de behandelaar wordt aangegeven dat klant leerbaar is binnen een aangepaste omgeving die rekening houdt met haar problematiek en waarbij zij in kleine stappen kan wennen en opbouwen waardoor zij zich veilig gaat voelen in contact met de hulpverlening. Er wordt hiervoor momenteel gezocht naar een passende plek voor klant. De verwachting is dat met adequate begeleiding en behandeling de angstklachten en het vermijdensgedrag zullen afnemen waardoor zij in de toekomst wel over voldoende basale werknemersvaardigheden zal beschikken.
Conclusie
(..) Klant beschikt niet over basale werknemersvaardigheden.
Het ontbreken van arbeidsvermogen is niet duurzaam te achten.
1.3
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Hij heeft daaraan het rapport van de verzekeringsarts van 30 april 2020 ten grondslag gelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gestel dat eiseres op 13 februari 2020 geen arbeidsvermogen heeft omdat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, maar dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is.
1.4
Eiseres heeft vervolgens op 29 mei 2020 bezwaar ingediend tegen het afwijzende besluit. Zij is het niet eens met de conclusie van verweerder dat het de verwachting is dat zij in de toekomst arbeidsvermogen zal ontwikkelen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij bij aanvullend beroepschrift - onder meer - een brief van jeugdbeschermer, [naam 4] , gedateerd 9 juni 2020, en een kopie van het ondersteuningsplan van de gemeente Olst/wijhe, gedateerd 7 juli 2020, ingebracht.
1.5
Verweerder heeft geconstateerd dat aan het besluit van 7 mei 2020 geen arbeidskundige onderzoek ten grondslag ligt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een rapportage opgemaakt, gedateerd 17 augustus 2020. De arbeidsdeskundige heeft zich na overleg met de verzekeringsarts verenigd met de conclusies van de verzekeringsarts, zoals hiervoor onder 1.2.3 is weergegeven.
1.6
Eiseres heeft vervolgens een verslag van ABC De Cirkel, opgesteld door [naam 2] , voornoemd, ingediend, gedateerd 21 september 2020. In dit verslag is een uiteenzetting gegeven van de begeleiding van eiseres tot nu toe. Omschreven wordt dat het moeilijk is eiseres te activeren, dat zij op veel punten niet zelfstandig en zelfredzaam is en erg afhankelijk is van haar moeder. Ook wordt omschreven dat eisers snel overprikkeld raakt en dat zij zich dan geheel afsluit voor de buitenwereld. Genoemd wordt dat eiseres vanwege angsten weinig vertrouwen heeft in de hulpverlenging en dat het aangaan van nieuwe dingen en het zetten van nieuwe stappen in haar ontwikkeling erg spannend is. Ook wordt aangehaald dat de verschillende hulptrajecten die zijn ingezet geen resultaat hebben gehad. Voor wat betreft de toekomst is het volgende overwogen:
(..)
Qua werk/dagbesteding zou het wenselijk zijn dat ze elke dat iets gaat doen. Een baan waarin van alles van [eiseres] wordt verwacht in een drukke ruimte, waarin veel verschillende geuren, geluiden en onverwachte situaties zijn, is niet haalbaar. Dit is nog wel een heel lang traject waarin [eiseres] nog veel stappen moet zetten op het gebied van zelfstandigheid en vertrouwen gaat krijgen in zichzelf en in de hulpverlening.
(..)
1.7
Op 27 oktober 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij zowel eiseres, haar moeder, een begeleider van MEE, de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn verschenen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn na onderzoek en naar aanleiding van de hoorzitting, net als de verzekeringsarts, van mening dat eiseres onder invloed van de juiste stimulansen en prikkels en in een veilige omgeving met adequate begeleiding en behandeling in de toekomst de basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen en daarmee over arbeidsvermogen zal beschikken. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gedateerd 2 december 2020, is voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
(..)
In bezwaar blijkt dat betrokkene belemmeringen heeft welke in relatie staat tot ASS, waarbij tijdens het onderhoud onder meer de omschreven voorliefde voor te lezen boeken opvalt, ADHD waarbij opvalt dat haar aandacht en focus beter is bij haar aansprekende thema’s, een disharmonisch profiel en klachten voortkomend uit dysthymie. Betrokkene wordt al geruime tijd intensief begeleid en er is niet direct zicht op een situatie waarbij ze op korte termijn een stap in de richting kan doen voor minder intensieve begeleiding. Alsnog is zij in staat gebleken om de reguliere basisschool af te ronden, heeft ze zich meerdere vaardigheden eigen gemaakt, zoals het leren van de Engelse taal, heeft ze haar kamer op orde, heeft ze affectie en de zorg voor haar hondje en maakt ze aan de hand van haar moeder langzaam stappen vooruit op het vlak van zelfredzaamheid en ADL. Daarnaast is er een traject bij [naam 3] ivm de ontwikkelingsproblematiek. Nu haar moeder zich gesterkt en gesteund voelt om stappen te ondernemen richting het vergroten van de zelfstandigheid van haar dochter en gezien het gegeven dat betrokkene meer zicht heeft op wat dat haar opleveren kan in de toekomst, is de kans van slagen van die stapjes en daarmee het daadwerkelijk ontwikkelen van benodigde vaardigheden op positieve wijze onderlegd. (..)
2. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen en heeft daaraan de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gedateerd 2 december 2020, en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, gedateerd 11 december 2020, ten grondslag gelegd. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat het ontbreken van arbeidsvermogen, het niet beschikken over basale werknemersvaardigheden, niet duurzaam wordt geacht.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het besluit om haar niet in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering onzorgvuldig tot stand is gekomen en gebrekkig is gemotiveerd. Allereerst is onvoldoende onderbouwd waarom eiseres volgens verweerder wel een uur een taak kan doen en vier uur per dag belastbaar kan zijn. De beoordeling of iemand in staat wordt geacht een taak binnen een arbeidsorganisatie uit te oefenen, heeft niet plaatsgevonden op de wijze zoals in het Compendium Participatiewet (Compendium), op pagina 28, is voorgeschreven. Daarbij zijn er ook voldoende contra-indicaties aanwezig. Het gaat dan (onder meer) om het feit dat eiseres zich niet kan concentreren, zij niet in staat is tot dagbesteding en het feit dat een urenbeperking aan de orde zou moeten zijn.
Verder is niet duidelijk op grond waarvan wordt geconcludeerd dat de basale werknemersvaardigheden van eiseres in de toekomst zullen verbeteren. Eiseres heeft aangevoerd dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen niet het beoordelingskader (het stappenplan) hebben gevolgd, zoals opgenomen in bijlage 1 van het Compendium. Volgens eiseres zijn er blijkens de medische gegevens geen ontwikkelingsmogelijkheden. De brief van Dimence van 23 april 2020 kan de conclusie dat wel van ontwikkelingsmogelijkheden sprake is in ieder geval niet onderbouwen omdat eiseres niet bij Dimence onder behandeling is geweest. Daarnaast ziet die brief niet op de mogelijkheden van eiseres om het arbeidsvermogen te ontwikkelen. Bovendien gaat het blijkens de medische informatie, zoals de brief van [naam 3] van 19 november 2020, ondanks therapieën de afgelopen jaren alleen maar slechter met eiseres. Alle reeds gevolgde behandelingen hebben tot nu toe weinig tot geen effect gehad. Nu er aldus geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn, had eiseres een Wajong-uitkering moeten worden toegekend. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 maart 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:697).
3.1
Eiseres heeft vervolgens een brief van [naam 2] , voornoemd, ingebracht. Deze brief houdt, voor zover hier van belang, onder meer het volgende in:
(..)
Arbeidsvermogen/belastbaarheid
Gezien de structurele aard van de problematiek en hiermee samenhangende beperking, is eiseres langdurig aangewezen op een beschermende woonvorm en zal zij niet in staat zijn om binnen de reguliere arbeidsmarkt in haar inkomen te voorzien.
Vanuit alle onderzoeken komt naar voren dat er sprake is van een autistische stoornis. Maar [eiseres] heeft zelfs moeite gehad om de testen volledig te maken. (..)
Een aantal basisvaardigheden om te kunnen werken zijn dus niet aanwezig. [eiseres] kan meerdere dingen niet tegelijk doen, kan geen planning maken, taken zelfstandig uitvoeren en is zeer snel overprikkeld. Hierdoor kan ze zich niet concentreren en kan zij niet werken zonder 1 op 1 begeleiding in een prikkelvrije ruimte.(..)
[eiseres] is dus ook zeker niet in staat 4 uur achter elkaar te kunnen werken. Nou lukt 1 taak, met 5 deelstappen niet. Ook niet wanneer je er bij staat, mondeling toelicht wat zij moet doen en hoe, ook niet wanneer je het visueel voordoet.
Moeder probeert haar basisvaardigheden aan de leren zoals een w.c. schoonmaken, bed opmaken of een wasje in de machine doen. Zonder moeder, die stap voor stap alles uitlegt, voordoet, erbij blijft voor nabijheid/veiligheid, kan [eiseres] niet zelfstandig een taak uitoefenen.
(..)
Inschatten toekomstperspectief
Het zou wenselijk zijn dat [eiseres] af en toe uit huis zou kunnen en durven gaan, met passend vervoer, op een plekje bij een dagbesteding waar zij 1 op 1 begeleiding krijgt in prikkelvrije ruimte. (..) Maar eerst zal zij nog een passende woonplek moeten krijgen en op zichzelf gaan wonen met alles wat daar bij hoort zal dat de komende jaren meer dan genoeg van [eiseres] vragen gezien haar ontwikkeling en niveau op dit gebied.
(..)
Wanneer afgelopen jaren verschillende gespecialiseerde hulp is geweest en aangeboden en alsnog is er geen ontwikkeling geweest, is mijns inziens in de toekomst ook op het gebied van werk geen ontwikkeling mogelijk. (..)
3.2
Verweerder heeft in reactie op de brief van [naam 2] een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gedateerd 19 augustus 2021 ingebracht. Verweerder heeft geen aanleiding gezien het ingenomen standpunt te wijzigen.
3.3
Ter zitting heeft [naam 2] een nadere toelichting gegeven op de door haar opgestelde stukken zoals hiervoor bedoeld
.Zij heeft onder meer benadrukt dat de insteek om eiseres zelfredzamer te maken in de toekomst nog niet met zich meebrengt dat eiseres daarmee ook in staat is tot arbeidsparticipatie.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Wettelijk kader en relevante jurisprudentie
4.1
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
4.2
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.3
Verweerder hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium). In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
4.4
Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
4.5
Het is eveneens vaste jurisprudentie dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de (medische) situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
Mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
4.6
Niet in geschil is dat eiseres op 13 februari 2020 (haar achttiende verjaardag) geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had omdat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom zij daarentegen wel in staat moet worden geacht een uur een taak te verrichten en vier uur per dag belastbaar te zijn.
4.7
De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt. Terecht heeft eiseres aangevoerd dat door de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen geen onderzoek is verricht zoals bedoeld op pagina 28 van het Compendium. Er is voor de beoordeling of eiseres over arbeidsvermogen beschikt geen inventarisatie gemaakt van de activiteiten die eiseres in het dagelijks leven verricht en van welke taak/taken zij zou kunnen uitoefenen. Dit klemt te meer omdat uit de (medische) stukken is gebleken dat eiseres in het dagelijks leven vanwege haar problematiek niet of nauwelijks activiteiten of taken verricht. Zelfs met aansturing en begeleiding is het niet mogelijk gebleken haar te activeren. De rechtbank verwijst met name naar de brief van [naam 2] , zoals bedoeld onder 3.1. Volgens Niens mist eiseres de basisvaardigheden om te kunnen werken. Zij wordt niet tot vier uur achtereen werken in staat geacht en ook lukt 1 taak met 5 deelstappen niet, ook niet met begeleiding. Daarbij is ook uit testen gebleken dat eiseres niet in staat is om een taak af te maken. Eiseres volgt ook geen dagbesteding omdat zij dit vanwege haar prikkelgevoeligheid en gebrek aan concentratie niet aankan. Onder deze omstandigheden is het niet te begrijpen waarom eiseres volgens verweerder niet over basale werknemersvaardigheden beschikt maar wel in staat moet worden geacht 1 uur een taak te verrichten en vier uren per dag belastbaar te zijn. Het bestreden besluit is op dit punt gebrekkig gemotiveerd en deze beroepsgrond slaagt.
Duurzaamheid ontbreken arbeidsvermogen
4.8
Partijen zijn verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. Beoordeeld moet worden of de inschatting van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen dat eiseres in de toekomst wel over arbeidsvermogen zal beschikken op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en deugdelijk is onderbouwd.
4.9
De rechtbank stelt vast, zoals ter zitting ook door verweerder is bevestigd, dat de verzekeringsarts op grond van de informatie van Dimence, zoals bedoeld onder 1.2.2, heeft geconcludeerd dat er nog ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor eiseres. Uit diezelfde informatie blijkt echter ook dat eiseres helemaal niet bij Dimence onder behandeling is geweest. Dimence heeft aldus niet op grond van eigen onderzoek en ervaringen uitspraken over de ontwikkelingsmogelijkheden van eiseres kunnen doen. De verzekeringsarts had zich daarvan bewust moeten zijn en had nader moeten onderzoeken op grond van welke medische informatie Dimence deze conclusie heeft getrokken. Andere (medische) informatie waaruit direct kan worden afgeleid dat eiseres op de datum in geding over ontwikkelings-mogelijkheden beschikt, is niet voorhanden. Om die reden had het ook op de weg van de verzekeringsarts gelegen om zich daarover, bijvoorbeeld door een psychiater, nader te laten informeren.
4.1
De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben de conclusie dat er wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn, mede gebaseerd op hun bevindingen tijdens de hoorzitting. In het rapport van 2 december 2020 is mede op grond van die bevindingen overwogen -kort samengevat- dat er stappen worden gezet in de ontwikkeling van eiseres en dat zij bij [naam 3] een traject zal gaan volgen vanwege de ontwikkelingsproblematiek. Ter zitting zijn deze bevindingen namens eiseres echter weersproken. Onder meer is ontkend dat er een traject bij [naam 3] zal plaatsvinden, in ieder geval niet een traject dat ziet op de ontwikkeling van de basale werknemersvaardigheden van eiseres. Bovendien komen de bedoelde bevindingen niet overeen met de (medische) informatie die zich in het dossier bevindt. Met name uit de informatie van [naam 2] komt naar voren dat het maar zeer de vraag is of eiseres zich nog kan ontwikkelen in zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Daarbij speelt ook een rol dat alle behandelingen en therapieën tot nu toe geen resultaat hebben gehad of door eiseres vanwege haar ziektebeeld niet konden worden afgerond. [naam 2] heeft daarbij ter zitting nog benadrukt dat, ook in het geval eiseres in de toekomst op deze punten enige vooruitgang zal boeken, dit niet met zich meebrengt dat zij ook gelijk beschikbaar is voor de arbeidsmarkt omdat dit andere vaardigheden van haar vraagt. De inschatting van [naam 2] is, en zij heeft dit ook navolgbaar gemotiveerd, dat op het gebied van werk geen ontwikkeling mogelijk is. Omdat er geen informatie voorhanden is, van bijvoorbeeld een psychiater, waaruit het tegendeel blijkt, valt niet in te zien waarop de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen de conclusie dat er ontwikkelingsmogelijkheden te verwachten zijn, hebben gebaseerd.
Conclusie
4.11
Uit het voorgaande volgt dat de inschatting die de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen hebben gemaakt over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen onvoldoende is onderbouwd. Verweerder is ten onrechte uitgegaan van de informatie van Dimence en heeft nagelaten om, naar aanleiding van de inhoud van de overige medische stukken, nader onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden van eiseres te verrichten. Verweerder heeft hiermee onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd te achten met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De situatie heeft zich zodanig verduidelijkt dat verweerder tot een nieuw besluit kan komen.
6. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-- en wegingsfactor 1). Ook het griffierecht in deze zaak komt voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op met inachtneming van wat hiervoor is overwogen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Martini, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.