In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde partij die goederen van eiseres had gekocht. Eiseres vorderde betaling van twee facturen die volgens haar te laat waren betaald door gedaagde. De eerste factuur, met een bedrag van € 2.742,44, had een factuurdatum van 26 maart 2021 en de tweede factuur, ter waarde van € 2.092,80, had een factuurdatum van 5 mei 2021. Eiseres stelde dat gedaagde de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was geworden door de late betaling.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de wettelijke handelsrente moest betalen over de eerste factuur vanaf 13 mei 2021 tot en met 30 mei 2021 en over de tweede factuur vanaf 20 mei 2021 tot en met 26 mei 2021. Daarnaast werd een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De rechter concludeerde dat gedaagde de eerste factuur te laat had betaald, maar dat de algemene voorwaarden van eiseres niet rechtsgeldig waren overeengekomen, waardoor de vordering tot betaling van de contractuele rente werd afgewezen.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiseres begroot op € 857,15 en de nakosten op € 62,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de rechtsgeldigheid van algemene voorwaarden in handelsrelaties.