Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
zaakdoende te Rijssen ,
1.De procedure
14 februari 2022 heeft er e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen de advocaat van [eiser] , mr. Slofstra, [gedaagde] en deze rechtbank. De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 15 februari 2022 via Teams. [eiser] is verschenen, samen met zijn vrouw [B] . Zij zijn tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door mr. Slofstra. Ook [gedaagde] is verschenen. Mevrouw [A] , de mentor van [de onderbewindgestelde] , hierna te noemen [de onderbewindgestelde] , luisterde via [gedaagde] mee met de telefoon. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.
2.De inleiding
[datum] 2021. Ten tijde van haar overlijden was zij weduwe van de vader van de broers. Met het overlijden van de moeder dient de nalatenschap te worden verdeeld. [de onderbewindgestelde] woont nog in het ouderlijk huis aan [het adres] te [woonplaats] , dat onderdeel is van de nalatenschap. [eiser] woont elders. [de onderbewindgestelde] is financieel niet in staat de woning over te nemen. De goederen van [de onderbewindgestelde] staan onder bewind bij [gedaagde] . [gedaagde] is gedagvaard in zijn hoedanigheid van bewindvoerder.
Tevens is er ten behoeve van [de onderbewindgestelde] een mentor benoemd, mevrouw [A] . In dit kort geding vonnis wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] ten aanzien van de verdeling van de nalatenschap en de ontruiming van de woning toe. De motivering van deze beslissing volgt hieronder.
3.3. De feiten
20 augustus 2021 dient te verlaten. [de onderbewindgestelde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
4.Het geschil
I. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om, voor zover nodig samen met [de onderbewindgestelde] mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap;
II. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om te bewerkstelligen dat binnen 14 dagen, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning staande en gelegen aan [het adres] [woonplaats] door [de onderbewindgestelde] zal worden verlaten met medeneming van de eigen spullen en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiser te stellen en de woning ontruimd te laten;
III. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om binnen 7 dagen na het verlaten van de woning door [de onderbewindgestelde] , althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, zo nodig samen met [de onderbewindgestelde] , met [eiser] over te gaan tot verdeling van de roerende zaken in de woning welke behoren tot de nalatenschap;
IV. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt om voor zover nodig medewerking te verlenen aan het verlenen van de opdracht tot verkoop aan de makelaar tegen de door de makelaar bepaalde verkoopprijs vrij van huur en gebruik;
Vl. [gedaagde] in hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt in de (na) van deze procedure.
5.De beoordeling
Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525). Als [gedaagde] had gewild dat [de onderbewindgestelde] ook zijn zienswijze naar voren had gebracht, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [de onderbewindgestelde] te informeren over dit kort geding en de mogelijkheid tijdens de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. [gedaagde] heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling laten weten er bewust voor te hebben gekozen dat niet te doen, om [de onderbewindgestelde] in bescherming te nemen omdat [de onderbewindgestelde] zeer emotioneel kan reageren. Voor de (inhoudelijke) behandeling van de zaak maakt dat niet uit, nu [gedaagde] als bewindvoerder gedagvaard is en procespartij is.
€ 240.000,00 door makelaar [C] en een WOZ-waarde die is vastgesteld op € 259.000,00. Aan de andere kant ligt er een mogelijke bereidheid van [D] om de woning voor
€ 180.000,00 te kopen, zodat [de onderbewindgestelde] mogelijkerwijs de woning onder de huursubsidiegrens van [D] kan huren.