ECLI:NL:RBOVE:2022:722

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9049528 \ CV EXPL 21-839
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van aannemingsovereenkomsten en schadevergoeding na tekortkomingen in uitvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan over de ontbinding van aannemingsovereenkomsten tussen eiseres en de ontbonden vennootschap KADI KLUSSERVICE V.O.F. (hierna: Kadi) en haar vennoten. Eiseres had Kadi opdracht gegeven voor verbouwingswerkzaamheden aan haar woning, maar de uitvoering van deze werkzaamheden voldeed niet aan de afspraken. Kadi is op 20 augustus 2020 ontbonden, en eiseres heeft Kadi in oktober 2020 gesommeerd om de werkzaamheden uiterlijk 15 november 2020 af te ronden. Kadi heeft hierop geantwoord dat zij niet meer verantwoordelijk was voor de werkzaamheden, omdat een vennoot het project had overgenomen. Eiseres heeft vervolgens een deskundigenrapport laten opstellen, waaruit bleek dat niet alle werkzaamheden waren uitgevoerd en dat een deel van de uitgevoerde werkzaamheden niet naar behoren was verricht. Eiseres vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn ontbonden en schadevergoeding voor de kosten van de niet uitgevoerde en ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden.

De kantonrechter oordeelde dat Kadi tekortgeschoten was in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten en dat de tekortkoming een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten rechtvaardigde. De rechter verwierp het verweer van Kadi dat de overeenkomsten waren overgenomen door een derde, omdat niet was voldaan aan de vereisten voor contractsoverneming. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, inclusief de schadevergoeding voor de kosten van de nog uit te voeren werkzaamheden en de kosten van het deskundigenrapport. Kadi en de andere gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9049528 \ CV EXPL 21-839
Vonnis van 22 februari 2022
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. Y.J.H. van Griensven,
tegen

1.de ontbonden vennootschap onder firma KADI KLUSSERVICE V.O.F.,

gevestigde en kantoorhoudende te Zwolle, hierna te noemen Kadi,
2.
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats] , hierna te noemen [gedaagde 2] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. Y.F. Helle,
en

3.[gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
thans procederend zonder gemachtigde.
Kadi en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk worden aangeduid als Kadi c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2021 en het herstelvonnis van 14 september 2021;
- de mondelinge behandeling gehouden op 18 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kadi was een klusbedrijf dat zich voornamelijk richtte op timmerwerk, algemene en burgerlijke utiliteitsbouw. Vennoten waren [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Kadi is ontbonden op 20 augustus 2020.
2.2.
[eiseres] heeft een oproep op Werkspot geplaatst tot het verbouwen van haar woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Naar aanleiding van deze oproep is zij in aanraking gekomen met Kadi. Op 3 januari 2020 heeft Kadi de eerste (aangepaste) offertes uitgebracht voor verbouwingswerkzaamheden. Op basis van deze twee offertes heeft [eiseres] aan Kadi opdracht gegeven voor de in de offerte genoemde werkzaamheden, tegen een aanneemsom van respectievelijk € 27.066,00 exclusief BTW en € 3.000,00 exclusief BTW. Op 28 februari 2020 heeft Kadi aanvullende werkzaamheden geoffreerd. Op basis van deze offerte heeft [eiseres] Kadi een aanvullende opdracht verstrekt tegen een aanneemsom van € 2.550,00 exclusief BTW. Bij de uitvoering van de werkzaamheden waren namens Kadi de heren [A] en [B] betrokken. De contacten tussen [eiseres] en Kadi verliepen via [A] en [B] .
2.3.
Op 4 juni heeft Kadi een offerte voor meewerk uitgebracht tegen een prijs van
€ 11.644,05 inclusief BTW. Met een deel van het meerwerk heeft [eiseres] ingestemd.
2.4.
[eiseres] heeft voorschotbedragen aan Kadi voldaan. Hiervoor ontving zij van Kadi betaalverzoeken. In totaal heeft zij een bedrag van € 53.086,50 aan Kadi voldaan.
2.5.
Omdat de verbouwing van de woning minder snel ging dan partijen voor ogen stond, hebben zij in de periode juli 2020 en augustus 2020 berichten met elkaar uitgewisseld over de stand van zaken van de werkzaamheden. Op 20 augustus 2020 heeft [A] onder meer het volgende per WhatsApp aan [eiseres] bericht:
“Ik hoor van [B] dat we vastlopen? De vloeren en keukenboer gaat via hem, [C] is er morgen weer ipv vandaag. Tegelzetter zaterdag. Facturen enz gaan via [B]. Ik hoorde weer dat je zij dat je alles betaald had. Ik had vorige week vrijdag ook gevraagd of je dat dacht dat je alles betaald had, maar klopt dat niet? Wat ik begrepen heb van [B]. Wij kunnen de bestelde vloerenman en keukenman ([D]) ook niet voorschieten. Nu gaat de keuken naar een ander? Kadi is uit de lucht. Tegelzetter zaterdag. Ik kan en ga me er niet meer mee bemoeien. Heb begeleiding, die mij ook afraadt verder te stressen. [B] regelt het verder. Ik gooi telefoon eruit. Gr [A]”
2.6.
Na 20 augustus 2020 heeft [eiseres] met [B] afgestemd welke werkzaamheden nog uitgevoerd moesten worden. Op verzoek van [B] heeft [eiseres] enkele betalingen verricht naar het door [B] opgegeven rekeningnummer.
2.7.
Op 30 oktober 2020 heeft [eiseres] een brief naar Kadi gestuurd waarin zij heeft bericht dat de woning nog steeds niet bewoonbaar is. Hierin heeft ze opgesomd welke werkzaamheden nog uitgevoerd moeten worden. Zij heeft Kadi gesommeerd om de werkzaamheden uiterlijk 15 november 2020 af te ronden, bij gebreke waarvan zij de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk zal ontbinden. Per brief van 3 november 2020 heeft [gedaagde 2] namens Kadi hierop gereageerd. In deze brief heeft zij onder meer aangegeven niet meer verantwoordelijk te zijn voor de verbouwingswerkzaamheden, omdat [B] het project vanaf 20 augustus 2020 van Kadi heeft overgenomen.
2.8.
Op 26 november 2020 heeft [eiseres] de toestand van het werk laten opnemen door ir. [E]. [eiseres] had Kadi per e-mail van 19 november 2020 uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn. Kadi was niet bij het onderzoek vertegenwoordigd. [E] heeft op 17 december 2020 een rapport uitgebracht met haar bevindingen. In dit rapport heeft zij enerzijds vastgelegd dat niet alle overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd en anderzijds dat een deel van de uitgevoerde werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De kosten voor de herstelwerkzaamheden heeft ze geraamd op € 14.350,00 inclusief BTW en de kosten voor het nog uit te voeren werk op € 9.550,00 inclusief BTW. Voor de opname en het opstellen van het rapport heeft [E] een bedrag van € 719,95 aan [eiseres] gefactureerd.
2.9.
Op 7 januari 2021 heeft [eiseres] het rapport van [E] naar Kadi gestuurd en aangekondigd dat zij rechtsmaatregelen zal treffen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert (samengevat):
1.
primair
te verklaren voor recht dat de overeenkomsten tussen [eiseres] en Kadi met betrekking tot de verbouwing van de woning zijn ontbonden althans deze te ontbinden, voor zover deze overeenkomsten zien op de ondeugdelijk verrichte werkzaamheden en de niet uitgevoerde werkzaamheden zoals genoemd in het deskundigenrapport van [E]
en
Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 23.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair
te verklaren voor recht dat de overeenkomsten tussen [eiseres] en Kadi door opzegging zijn geëindigd
en
Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
2. Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 719,95 voor buitengerechtelijke deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar primaire vordering ten grondslag gelegd dat Kadi tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenissen uit de aannemingsovereenkomsten. Deze tekortkoming rechtvaardigt volgens [eiseres] een ontbinding van de gedeelten van de overeenkomsten die zien op de gebreken en het niet verrichte werk, zoals genoemd in het deskundigenrapport van [E]. Volgens [eiseres] moeten Kadi c.s. en [gedaagde 3] uit hoofde van artikel 6:271 BW en 6:272 BW de kosten die gemoeid zijn met het alsnog uitvoeren van de nog niet uitgevoerde werkzaamheden en de herstelkosten aan [eiseres] vergoeden.
3.3.
Aan haar subsidiaire vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat de overeenkomst met Kadi is geëindigd door opzegging. In dit kader heeft [eiseres] gesteld dat uit de opzegging een besparing van € 8.955,00 voortvloeit en dat Kadi c.s. en [gedaagde 3] dit bedrag aan haar moeten terugbetalen.
3.4.
Kadi c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Volgens haar zijn de aannemingsovereenkomsten overgenomen door [B] en daarmee ook alle eventuele aanspraken van [eiseres] . Verder heeft Kadi c.s. naar voren gebracht dat het deskundigenrapport van [E] niet objectief is, omdat Kadi niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van het rapport. Tenslotte betwist Kadi c.s. dat aan de eisen voor ontbinding van de aannemingsovereenkomsten is voldaan en dat de overeenkomsten zijn opgezegd.
3.5.
[gedaagde 3] is wel in deze procedure verschenen maar heeft geen verweer gevoerd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Primair moet beoordeeld worden of de overeenkomsten tussen [eiseres] en Kadi gedeeltelijk zijn ontbonden dan wel ontbonden kunnen worden en of [eiseres] uit dien hoofde aanspraak heeft op het door haar gevorderde bedrag van € 23.900,00.
Contractsoverneming
4.2.
Het meest verstrekkende verweer dat Kadi c.s. heeft opgeworpen, is dat zij niet meer verantwoordelijk is voor de verbouwingswerkzaamheden omdat [B] door middel van contractsoverneming alle rechten en plichten heeft overgenomen die Kadi tegenover [eiseres] had. Artikel 6:159 BW bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van die partij kan overdragen aan een derde en dat daarvoor een tussen haar en de derde opgemaakte akte nodig is. In dit geval is voor de contractsoverneming dus een akte tussen Kadi en [B] vereist en daarnaast de medewerking van [eiseres] .
4.3.
Kadi c.s. heeft gesteld dat de akte tussen Kadi en [B] bestaat uit door hen gevoerde correspondentie. Deze correspondentie hebben Kadi en [gedaagde 2] echter niet in het geding gebracht. Dit had wel op hun weg gelegen. Nu zij dit hebben nagelaten, kan niet beoordeeld worden of de correspondentie aan te merken is als een akte in de zin van artikel 6:159 BW. Aan de hiervoor genoemde eis dat sprake moet zijn van een akte tussen Kadi en [B] is dus niet voldaan.
4.4.
Verder ligt volgens Kadi c.s. de medewerking van [eiseres] met de contractsoverneming besloten in haar gedragingen en handelingen. Hierbij wijst Kadi c.s. erop dat [eiseres] na 20 augustus 2020 nog slechts met [B] heeft gecorrespondeerd en aanvullende betalingen heeft gedaan naar de privérekening van [B] . Naar het oordeel van de kantonrechter kan hieruit niet opgemaakt worden dat [eiseres] meewerkte aan contractoverneming. [eiseres] onderhield ook voor 20 augustus 2020 al via [B] contact met Kadi over de werkzaamheden aan de woning. Mede gelet op het WhatsApp-bericht van [A] van 20 augustus 2020 - waarin [A] [eiseres] laat weten dat [B] het verder allemaal zal regelen en dat de facturen via [B] gaan - mocht [eiseres] erop vertrouwen dat [B] ook na 20 augustus 2020 namens Kadi handelde. In dat licht heeft Kadi c.s. de gedragingen van [eiseres] na 20 augustus 2020 redelijkerwijs ook niet mogen opvatten als medewerking aan contractsoverneming.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal het beroep van Kadi c.s. op contractsoverneming worden verworpen.
Tekortkoming
4.6.
Voor een geslaagd beroep op (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst is volgens artikel 6:265 BW nodig dat sprake is van een tekortkoming. Volgens [eiseres] is Kadi tegenover haar tekortgeschoten in de op haar rustende verbintenissen. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt een deskundigenrapport overgelegd van [E]. Hierin wordt geconcludeerd dat niet alle tussen [eiseres] en Kadi overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat een deel van de uitgevoerde werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. Kadi c.s. heeft de tekortkomingen betwist en daarbij aangevoerd dat het deskundigenrapport eenzijdig tot stand is gekomen en niet objectief is.
4.7.
De kantonrechter zal voorbij gaan aan de door Kadi c.s. opgeworpen bezwaren tegen het deskundigenrapport. Ten aanzien van de totstandkoming van het rapport overweegt de kantonrechter dat [eiseres] een e-mail heeft overgelegd van 19 november 2020 waarin Kadi is uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de opname van het werk door [E]. Op deze uitnodiging is Kadi niet ingegaan. Dat Kadi de uitnodiging niet heeft gezien doordat het e-mailadres waar het bericht naar toe is gestuurd niet meer werd geopend – zoals door Kadi is opgeworpen – is een omstandigheid die niet aan [eiseres] kan worden tegengeworpen. Op de correspondentie die [eiseres] aan Kadi deed toekomen ontving zij meermaals een reactie namens Kadi. Zij hoefde er dan ook niet op bedacht te zijn dat het e-mailadres waarmee zij in een eerder stadium communiceerde met Kadi niet meer werd bijgehouden.
4.8.
Ten aanzien van de inhoud van het deskundigenrapport heeft Kadi c.s. niet concreet aangegeven op welke punten het rapport gebrekkig is. Evenmin heeft zij er een deskundigenrapport tegenover gesteld, aan de hand waarvan onjuistheden in de bevindingen van [E] aangewezen kunnen worden. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van het rapport van [E] en de door haar getrokken conclusies. Dit betekent dat geconcludeerd moet worden dat Kadi tekortgeschoten is in de nakoming de aannemingsovereenkomsten. De tekortkoming is zodanig dat dit een gedeeltelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomsten rechtvaardigt.
Verzuim
4.9.
Artikel 6:265 lid 2 BW bepaalt dat voor (gedeeltelijke) ontbinding - zolang nakoming niet tijdelijk of blijvend onmogelijk is - verzuim nodig is. Kadi c.s. heeft betwist dat Kadi in verzuim is komen te verkeren.
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat wel sprake was van verzuim. Uit de door partijen overgelegde correspondentie volgt dat [eiseres] Kadi meerdere keren heeft gewezen op het nog niet voltooid zijn van de werkzaamheden. In de brief van 30 oktober 2020 heeft [eiseres] opgesomd welke werkzaamheden nog uitgevoerd moesten worden en welke werkzaamheden volgens haar niet naar behoren waren verricht. Daarbij heeft zij Kadi een termijn van twee weken gegeven om de werkzaamheden alsnog deugdelijk te verrichten. Hierop heeft Kadi c.s. geantwoord dat zij niet meer verantwoordelijk is voor de verbouwingswerkzaamheden. Kadi heeft dus niet binnen de gestelde termijn alsnog aan haar verplichtingen voldaan en, voor zover de gestelde termijn tekort zou zijn, aangegeven binnen welke termijn zij alsnog zou nakomen. Daarmee is zij in verzuim komen te verkeren.
4.11.
Omdat aan alle vereisten van ontbinding was voldaan, heeft [eiseres] rechtsgeldig de aannemingsovereenkomsten ontbonden voor de gedeelten dat de verbouwingswerkzaamheden niet zijn verricht en gebrekkig zijn verricht. De primair gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Schade
4.12.
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van de ontbinding schade heeft geleden, bestaande uit de kosten voor de nog te verrichten werkzaamheden (€ 9.550,00 inclusief BTW) en de kosten voor het nog uit te voeren werk (€ 14.350,00 inclusief BTW). Op grond van artikel 6:277 BW is Kadi c.s. verplicht deze schade aan [eiseres] te vergoeden. Het primair gevorderde bedrag, met de daarover gevorderde rente, is daarom ten aanzien van Kadi c.s. toewijsbaar. Bij de toewijzing zal de kantonrechter de betalingstermijn stellen op veertien dagen.
Kosten deskundigenrapport
4.13.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW komen de kosten voor het deskundigenrapport van [E] voor vergoeding in aanmerking. Vordering 2. zal daarom ten aanzien van Kadi c.s. worden toegewezen. Ook daarvoor zal de betalingstermijn op veertien dagen worden gesteld.
[gedaagde 3]
4.14.
Aanvankelijk heeft [gedaagde 3] zich via zijn gemachtigde gesteld in deze procedure. Nadat zijn gemachtigde zich had teruggetrokken, heeft [gedaagde 3] echter niets meer van zich laten horen. Hij heeft geen conclusie van antwoord ingediend en is ook niet op de zitting verschenen. Hij heeft dus geen verweer gevoerd tegen de vorderingen. De vorderingen tegenover [gedaagde 3] komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
Kadi c.s. en [gedaagde 3] zullen als in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op
€ 216,94 aan explootkosten, € 507,00 aan griffierecht en € 996,00 (2 punten x tarief
€ 498,00) voor salaris gemachtigde. Dit is in totaal € 1.719,94. De nakosten worden begroot op € 124,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomsten tussen [eiseres] en Kadi met betrekking tot de verbouwing aan de woning aan de [adres] te [plaats], waaronder doch niet uitsluitend begrepen de overeenkomsten die zijn gesloten op basis van de twee offertes d.d. 3 januari 2020, de offerte d.d. 28 februari 2020 en de offerte d.d. 4 juni 2020 zijn ontbonden voor zover deze overeenkomsten zien op de ondeugdelijk verrichte werkzaamheden en de niet uitgevoerde werkzaamheden zoals genoemd in het deskundigenrapport d.d. 17 december 2020 van ir. [E];
5.2.
veroordeelt Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 23.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2022;
5.3.
veroordeelt Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 719,95, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2022;
5.4.
veroordeelt Kadi c.s. en [gedaagde 3] hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.719,94, en – indien gedaagden niet binnen 14 dagen aan het vonnis voldoen en betekening daarvan plaatsvindt – de nakosten, begroot op € 124,00;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022. (msk)