ECLI:NL:RBOVE:2022:760

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
9534791 \ EJ VERZ 21-417
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van executoriaal beslag in het kader van de toeslagenaffaire

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Engie Nederland Retail B.V. De eiser, die zich als slachtoffer van de toeslagenaffaire beschouwt, heeft verzocht om het executoriaal beslag dat Engie op zijn uitkering heeft gelegd, te pauzeren. De eiser stelt dat hij recht heeft op een moratorium op basis van artikel 49i lid 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), omdat hij gedupeerd is door de toeslagenaffaire. Engie heeft echter betoogd dat het moratorium niet meer van toepassing is, omdat de eiser niet langer in het register van gedupeerden staat en de belastingdienst geen reden heeft gezien om hem de forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000,- toe te kennen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 december 2021 heeft de kantonrechter de situatie besproken en vastgesteld dat de eiser zich voor 12 februari 2021 had aangemeld bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) als (potentieel) slachtoffer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beslag op het inkomen van de eiser door Engie gerechtvaardigd was, omdat het wettelijk moratorium niet meer van toepassing was. Engie had weliswaar toegezegd het beslag op te schorten, maar dit had geen invloed op de rechtmatigheid van de eerdere beslissing om het beslag te hervatten.

De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Dit vonnis benadrukt de voorwaarden waaronder een moratorium van toepassing is en de rechten van private schuldeisers in het kader van de toeslagenaffaire.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9534791 \ EJ VERZ 21-417
Vonnis van 25 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [woonplaats],
verschenen in persoon,
en

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidENGIE NEDERLAND RETAIL B.V.gevestigd in Zwolle,

gemachtigde: H.J. de Jonge (LAVG Gerechtsdeurwaarders).
Partijen worden hierna ook wel “[eiser]” en “Engie” of “LAVG” genoemd.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft het geschil door middel van een aanmeldformulier aangemeld bij de Overijsselse Overlegrechter. De procedure bij de Overijsselse Overlegrechter is een vorm van rechtspraak als bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. LAVG heeft er, namens Engie, mee ingestemd om in deze zaak de beslissing van de kantonrechter in te roepen.
1.2.
Op 13 december 2021 heeft [eiser] aanvullende producties overgelegd.
1.3.
De mondelinge behandeling van het geschil heeft op 21 december 2021 plaatsgevonden in het gerechtsgebouw in Zwolle. Daarbij was [eiser] zelf aanwezig. Engie werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde van LAVG. Voorafgaand aan de zitting is een volmacht van Engie overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling besproken is.
1.4.
Partijen hebben ter zitting afspraken gemaakt. Zij hebben de kantonrechter daarnaast gevraagd om over hun geschilpunt een principiële uitspraak te doen.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[eiser] is in 2018 bij vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Engie. LAVG heeft ter uitvoering van dit vonnis, namens Engie, executoriaal beslag gelegd op de uitkering van [eiser]. Deze zaak gaat over de vraag of het was toegestaan om executiemaatregelen te treffen. Dit in verband met de toeslagenaffaire en de regeling uit artikel 49i lid 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir).

3.Het geschil tussen partijen

3.1.
[eiser] vraagt de kantonrechter om te bepalen dat Engie het gelegde beslag moet pauzeren. Hiertoe stelt [eiser] dat hij slachtoffer is van de toeslagenaffaire. Volgens [eiser] mag Engie daarom de schuld nu niet opeisen en mag er geen beslag worden gelegd op zijn inkomen. Andere schuldeisers van [eiser] hebben dat ook niet gedaan, aldus [eiser].
3.2.
Engie stelt zich op het standpunt dat zij de invordering van de schuld weliswaar enige tijd (tot omstreeks half augustus 2021) heeft gepauzeerd omdat [eiser] onder het wettelijk moratorium van artikel 49i lid 1 van de Awir viel, maar volgens Engie is dat niet langer het geval. Daarom heeft zij op goede gronden kunnen besluiten het beslag weer te hervatten, aldus Engie.

4.Het oordeel van de kantonrechter

4.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. [eiser] heeft zich voor 12 februari 2021 bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) gemeld als (potentieel) slachtoffer van de toeslagenaffaire. De belastingdienst heeft voor de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van [eiser] een lichte toets uitgevoerd. Over de uitkomst daarvan is [eiser] per brief op 20 september 2021 geïnformeerd. De uitgebreide, integrale herbeoordeling heeft nog niet plaatsgevonden. Uit een door [eiser] overgelegde brief van de belastingdienst van 7 september 2021 blijkt dat [eiser] daarvoor volgens de planning in januari 2022 aan de beurt is.
4.2.
Engie heeft tijdens de zitting uit coulance toegezegd om het beslag op het inkomen van [eiser], ongeacht de beslissing in dit vonnis, op te schorten totdat de belastingdienst de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van [eiser] integraal heeft getoetst en daarop een besluit heeft genomen. Partijen hebben de kantonrechter gevraagd om desondanks een principiële uitspraak te doen over de vraag of Engie in dit geval (wettelijk gezien) al dan niet executiemaatregelen mocht treffen.
4.3.
De kantonrechter beantwoordt de door partijen voorgelegde rechtsvraag ontkennend. Dat betekent dat Engie het beslag op het inkomen van [eiser] mocht hervatten. Omdat Engie tijdens de zitting heeft toegezegd om het beslag desondanks toch op te schorten, heeft dit oordeel voor [eiser] in dit specifieke geval geen gevolgen zolang de integrale toets niet is afgerond en hierover een besluit is genomen. Hierna licht de kantonrechter zijn oordeel toe.
Wat is een moratorium?
4.4.
Een moratorium is een afkoelingsperiode, waarin het voor schuldeisers tijdelijk niet mogelijk is om schulden te verhalen op de goederen (dus ook de financiële middelen) van de schuldenaar. Zo’n moratorium bestaat bijvoorbeeld - en dat is voor deze zaak relevant - ten aanzien van ouders, en hun (toeslag)partners, die (mogelijk) gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire. Dit wordt ook wel een pauzeknop genoemd.
4.5.
Het wettelijk moratorium voor gedupeerden van de toeslagenaffaire is geregeld in
artikel 49i van de Awir. In lid 1 van dit artikel is het volgende bepaald:
“Indien aan een belanghebbende die over enig berekeningsjaar in aanmerking komt voor toepassing van een regeling als bedoeld in de artikelen 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, een forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000 of een aanvullende forfaitaire tegemoetkoming tot€ 30.000 wordt toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen als onderdeel van die regeling, gaat op het moment dat het bedrag wordt uitgekeerd van rechtswege een afkoelingsperiode in voor een periode van een jaar. Ten aanzien van de belanghebbende die voor 12 februari 2021 een verzoek heeft ingediend tot toepassing van een regeling als bedoeld in de artikelen 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, geldt van rechtswege ook een afkoelingsperiode van 12 februari 2021 tot en met 1 mei 2021.”
4.6.
Uit de laatste zin van deze bepaling volgt dat het wettelijk moratorium van 12 februari 2021 tot 1 mei 2021 gold voor
allemensen die voor 12 februari 2021 een verzoek bij de UHT hadden ingediend tot toepassing van - kort gezegd - een regeling in verband met de toeslagenaffaire. Vaststaat dat dit bij [eiser] het geval is. Dat betekent dat [eiser] in ieder geval aanspraak kon maken op een afkoelingsperiode tot 1 mei 2021. Dat is ook gebeurd. Uit de door [eiser] overgelegde brieven en uit hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard blijkt dat de invordering van de schuld van [eiser] aan Engie tot half augustus 2021 is gepauzeerd.
Het wettelijk moratorium is niet langer van toepassing op [eiser]
4.7.
[eiser] stelt dat Engie gehouden was de invordering ook na deze datum nog te pauzeren. Hij beroept zich hierbij op het bepaalde in de eerste zin van artikel 49i lid 1 van de Awir. De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn standpunt en overweegt hiertoe als volgt.
4.8.
Het wettelijk moratorium voor de toeslagenaffaire regelt dat er - naast voornoemde afkoelingsperiode tot 1 mei 2021 - een pauzeknop geldt van één jaar indien aan een belanghebbende als gevolg van de toepassing van een regeling als genoemd in artikel 49i lid 1 van de Awir een forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000,- is toegekend. De afkoelingsperiode gaat dan van rechtswege in op het moment dat dit bedrag wordt uitgekeerd. Er is een register opgezet waarin schuldeisers kunnen controleren of een ouder (en zijn toeslagpartner) die aangeeft onder deze regel te vallen, ook daadwerkelijk aan de voorwaarden voldoet. [1]
4.9.
Tijdens de zitting heeft LAVG aangegeven dat [eiser] eerst in het register opgenomen stond, maar later niet meer. [eiser] heeft dat op zichzelf niet weersproken. Uit de door [eiser] overgelegde brief van de belastingdienst van 20 september 2021 blijkt bovendien ook dat de belastingdienst op dat moment, na het uitvoeren van de lichte toets, (nog) geen reden zag om aan [eiser] de forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000,- uit te betalen. Naar de kantonrechter aanneemt is [eiser] daarom op enig moment ook uit het register verwijderd. En LAVG is uitgegaan van de informatie uit het register. [eiser] heeft weliswaar aangegeven dat hij het niet eens is met voormelde beslissing van de belastingdienst en dat hij ervan overtuigd is dat hij (bij de integrale beoordeling) wel degelijk als gedupeerde van de toeslagenaffaire zal worden aangemerkt, maar dat neemt niet weg dat [eiser] de vergoeding van € 30.000,- niet uitgekeerd heeft gekregen en dat hij aldus niet aan de voorwaarden voor de langere afkoelingsperiode uit de eerste zin van artikel 49i lid 1 van de Awir voldoet. Het wettelijk moratorium is daarom niet langer van toepassing op [eiser].
4.10.
Ten overvloede merkt de kantonrechter het volgende op. LAVG heeft op 29 april 2021 een e-mail naar [eiser] gestuurd waarin staat:

(…) Wij hebben een bericht ontvangen vanuit de Belastingdienst dat u gedupeerde bent van de toeslagenaffaire. Om deze reden hebben wij het dossier stil gelegd tot maart 2022.(…)”
Uit hetgeen [eiser] ter zitting heeft verklaard, leidt de kantonrechter af dat dit voor verwarring bij [eiser] heeft gezorgd. [eiser] heeft mede hierdoor mogelijk de indruk gekregen dat hij door de belastingdienst voor 1 mei 2021 officieel als gedupeerde van de toeslagenaffaire is erkend en dat hij (daarom) aanspraak kon maken op de langere afkoelingsperiode uit de eerste zin van artikel 49i lid 1 van de Awir. Dit berust echter op een misverstand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft LAVG namelijk aangegeven dat [eiser] ten tijde van het versturen van de e-mail nog in het register stond en dat zij haar e-mail op die informatie heeft gebaseerd. De mededeling over het stilleggen van het dossier tot maart 2022 was daar ook op gebaseerd, aldus LAVG. Dat de e-mail van LAVG bij [eiser] voor onduidelijkheid heeft gezorgd, kan de kantonrechter wel begrijpen. Maar op zich was LAVG wettelijk gezien, nadat [eiser] uit het register was verwijderd, wel gerechtigd om het beslag te hervatten. Ook mocht [eiser] uit die e-mail van LAVG niet concluderen dat hij daadwerkelijk officieel als gedupeerde van de toeslagenaffaire is aangemerkt. Daarvoor moet hij de berichten van de belastingdienst zelf afwachten.
Ook kan [eiser] geen beroep doen op een ‘vrijwillig’ moratorium
4.11.
Naast het wettelijk moratorium is er een vrijwillig moratorium. Het vrijwillig moratorium wordt enkel toegepast door publieke schuldeisers. Gemeenten en andere publieke uitvoeringsorganisaties pauzeren openstaande vorderingen voor alle aangemelde ouders (en hun toeslagpartner) vanaf de aanmelddatum totdat de uitslag van de integrale toets bekend is.
4.12.
Engie is geen publieke, maar een private schuldeiser. Engie is daarom niet aan het vrijwillig moratorium gebonden. Private schuldeisers kunnen er wel zelf voor kiezen om mee te werken aan een verruiming van het moratorium door de integrale beoordeling af te wachten, maar zij kunnen hier in het algemeen niet toe worden verplicht. Wel heeft Engie zich in dit concrete geval aan een vrijwillig moratorium verbonden, door haar toezegging die zij tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaan (zie hiervoor onder 4.2.).
4.13.
Voor zover [eiser] heeft verwezen naar voorbeelden van deurwaarders die wel een ruimere afkoelingsperiode in acht nemen, gaat het om schulden van gemeenten of andere publieke uitvoeringsorganisaties of private schuldeisers die er vrijwillig voor hebben gekozen om een langere afkoelingsperiode te hanteren. In ieder geval kan [eiser] daar tegenover Engie en/of LAVG geen rechten aan ontlenen.
De conclusie
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Engie was toegestaan het beslag op het inkomen van [eiser] te hervatten. Zowel het wettelijk moratorium van artikel 49i lid 1 van de Awir, alsook het vrijwillig moratorium staan hier niet aan in de weg. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.15.
Bij het karakter van de procedure bij de Overijsselse Overlegrechter past dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2022. (EB)

Voetnoten

1.https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31066-817.html