ECLI:NL:RBOVE:2022:763

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
9291914 \ CV EXPL 21-2712
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onbetaalde facturen voor transportdiensten tussen een transportbedrijf en een webshop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een transportbedrijf, vertegenwoordigd door eiseres, en een webshop, vertegenwoordigd door gedaagde. Eiseres heeft gedaagde meerdere facturen gestuurd voor geleverde transportdiensten, waarvan vier facturen onbetaald zijn gebleven. Eiseres vordert betaling van deze facturen, inclusief bijkomende kosten zoals wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de hoogte van de facturen en stelt dat er geen overeenkomst is over de tarieven die door eiseres in rekening zijn gebracht.

De procedure begon met een tussenvonnis op 5 oktober 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 december 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een mondelinge vervoersovereenkomst is gesloten tussen partijen, waarbij eiseres een tarief van € 0,80 per kilometer heeft gehanteerd. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat dit tarief te hoog is en dat er te veel kilometers in rekening zijn gebracht. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de drie facturen voor transportkosten moet betalen, maar wijst de vordering van eiseres met betrekking tot de opslagkosten af, omdat er geen afspraken over zijn gemaakt.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de bijkomende kosten, waaronder wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.801,40 aan hoofdsom, plus bijkomende kosten, en in de proceskosten van eiseres. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.A. de Beaufort.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9291914 \ CV EXPL 21-2712
Vonnis van 22 februari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: F. Meijerink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Eerder heeft de kantonrechter vonnis tussen partijen gewezen, dat is uitgesproken op 5 oktober 2021. In dat tussenvonnis is een mondelinge behandeling van de zaak bevolen.
1.2.
Op 16 december 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn hierbij verschenen. [eiseres] werd bijgestaan door haar gemachtigde. De griffier heeft van wat er besproken is aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter is hiermee voldoende ingelicht om een beslissing te kunnen nemen. Die beslissing wordt vandaag in dit vonnis opgenomen en toegelicht.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Waar dit geschil in de kern over gaat

2.1.
[eiseres] heeft diensten voor [gedaagde] verricht. Daarvoor heeft zij meerdere facturen gestuurd. [gedaagde] heeft vier van die facturen onbetaald gelaten. De kern van dit geschil is of [gedaagde] gehouden is die facturen plus bijkomende kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) alsnog te betalen.
Wat er vast staat
2.2.
[eiseres] heeft een transportbedrijf genaamd “ [X]”.
2.3.
[gedaagde] is eigenaar van een online webshop genaamd “Lifestyle Plaza”. Via die webshop verkoopt hij woonaccessoires en meubels aan consumenten.
2.4.
[gedaagde] maakte voor de levering van online verkochte goederen gebruik van de diensten van “Brenger”. Dat is een platform waarbij transporten online kunnen worden aangemeld. Die transporten worden vervolgens aan een koerier gekoppeld. [eiseres] was een van de koeriers die via Brenger diensten voor [gedaagde] uitvoerde.
2.5.
Omdat [gedaagde] tevreden was over de dienstverlening van [eiseres] , heeft hij [eiseres] op een bepaald moment gevraagd om rechtstreeks, buiten Brenger om, koeriersdiensten voor [gedaagde] te verrichten.
2.6.
[eiseres] is vervolgens voor [gedaagde] aan de slag gegaan. De eerste facturen die [eiseres] hiervoor stuurde heeft [gedaagde] voldaan. De facturen van 26 maart, 3 april, 8 april en 28 mei 2021 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
2.7.
[eiseres] heeft meerdere sommaties naar [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft hierop gereageerd. Partijen zijn toen verwikkeld geraakt in een discussie over (de hoogte van) de facturen. Ook na tussenkomst van de door [eiseres] ingeschakelde incassogemachtigde zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan. Daarom is [eiseres] deze procedure gestart.
Wat [eiseres] wil
2.8.
[gedaagde] heeft vier van de door [eiseres] gestuurde facturen onbetaald gelaten. [eiseres] wil dat [gedaagde] deze facturen van in totaal € 3.103,90 plus bijkomende kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) voldoet. [eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten en dat [gedaagde] op grond van die overeenkomst gehouden is tot betaling over te gaan. Omdat [gedaagde] dat niet op tijd heeft gedaan, is hij volgens [eiseres] ook de bijkomende kosten verschuldigd geworden.
Het verweer van [gedaagde] daartegen
2.9.
[gedaagde] voert samengevat het volgende verweer. Drie van de onbetaald gelaten facturen zien op transportkosten. Die facturen zijn niet voldaan, omdat [gedaagde] erachter kwam dat [eiseres] een veel te hoge prijs in rekening heeft gebracht. Partijen hebben mondeling afgesproken dat de prijs van [eiseres] overeenkomstig de prijs van Brenger zou zijn, maar [eiseres] heeft in de meeste gevallen het dubbele berekend. Bovendien zijn er veel te veel kilometers in rekening gebracht doordat bij elk transport vanaf Zwolle is gerekend, terwijl er in veel gevallen veel minder kilometers zijn gemaakt omdat er routes langs verschillende (aflever)adressen werden gereden. [gedaagde] wil dat de facturen worden aangepast en dat reeds betaalde facturen worden gecorrigeerd. Met betrekking tot de vierde factuur, die van 28 mei 2021, heeft [gedaagde] tot slot het volgende aangevoerd. Deze factuur ziet op opslagkosten. Uit efficiency redenen werden er wel eens teruggestuurde artikelen meegenomen naar de opslag van [eiseres] . Die werden dan een volgende keer weer naar Zwolle gebracht. Partijen hebben niet afgesproken dat hier kosten aan verbonden zouden zijn. [gedaagde] is naar eigen zeggen dan ook niet gehouden tot betaling van deze factuur over te gaan.
Het oordeel van de kantonrechter
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de drie facturen die op transportkosten zien, moet betalen. Ook de bijkomende kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) komen voor rekening van [gedaagde] . De vordering van [eiseres] met betrekking tot de factuur van de opslagkosten zal worden afgewezen.
2.11.
Hierna licht de kantonrechter zijn oordeel toe.
De transportkosten
2.12.
De door [eiseres] gevorderde hoofdsom kan worden onderverdeeld in transportkosten en opslagkosten. De facturen van 26 maart, 3 april en 8 april 2021 ten bedrage van in totaal € 2.801,40 zien op transportkosten. Ten aanzien van deze facturen overweegt de kantonrechter als volgt.
Prijs per kilometer
2.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij mondeling een vervoersovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diverse transporten heeft uitgevoerd. Ook is niet in geschil dat [gedaagde] daarvoor moest betalen. Partijen twisten echter in de eerste plaats over de vraag welk tarief zij zijn overeengekomen.
2.14.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld heeft dat partijen zijn overeengekomen dat het tarief € 0,80 excl. btw per kilometer zou bedragen. [eiseres] heeft namelijk aangegeven dat zij dit tarief telkens bij opdrachten die zij rechtstreeks voor [gedaagde] uitvoerde heeft gehanteerd. En de eerste facturen zijn ook zonder protest door [gedaagde] behouden en betaald. Bovendien heeft [eiseres] in de dagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid toegelicht hoe dit tarief tot stand is gekomen en wat de verschillen ten opzichte van Brenger zijn. Zo heeft [eiseres] aangegeven dat altijd met twee personen gewerkt wordt, contact met de klant opgenomen wordt om een bezorgafspraak te maken, de bestelling in huis wordt geplaatst, – in tegenstelling tot bij Brenger – geen extra kosten voor meer volume of het gebruik van een laadklep wordt gerekend en dat een tarief van € 0,80 excl. btw per kilometer een marktconforme prijs is voor het transport van de (veelal) grote goederen die voor [gedaagde] getransporteerd werden.
2.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] de stellingen van [eiseres] in dit verband onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het door [eiseres] in rekening gebrachte tarief veel te hoog is en dat hij met [eiseres] had afgesproken dat het tarief overeenkomstig de prijs van Brenger zou zijn, maar hij heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit dit blijkt. Dat [eiseres] eerst via Brenger transporten voor [gedaagde] uitvoerde en dat Brenger over het algemeen een lager tarief rekent dan [eiseres] , betekent immers nog niet dat partijen niet kunnen hebben afgesproken dat het tarief € 0,80 excl. btw per kilometer bedraagt. Dat geldt te minder nu [eiseres] heeft toegelicht hoe haar tarief tot stand is gekomen, wat de verschillen met Brenger zijn en dat zij dit ook met [gedaagde] heeft gecommuniceerd. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Verder heeft [gedaagde] weliswaar aangevoerd dat [eiseres] bij de eerste twee opdrachten (een rit van Borne naar Zwolle en van Zwolle naar Gronau) wel het “Brenger tarief” heeft gerekend, maar ook dat kan – gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] – geen aanknopingspunt vormen voor het volgens [gedaagde] overeengekomen tarief. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] namelijk uitgelegd dat het bij de eerste opdracht gehanteerde tarief een uitzonderlijke situatie betrof. Deze opdracht was al via Brenger aangemeld, maar kon niet op tijd uitgevoerd worden omdat [gedaagde] niet aanwezig was. Dat er voor deze opdracht, die ook al via Brenger betaald was, een lager tarief in rekening gebracht is, was een geste vanuit [eiseres] , aldus [eiseres] . Voor de tweede rit geldt volgens [eiseres] bovendien dat de hierbij gehanteerde prijs wel degelijk hetzelfde is als bij de facturen die al voldaan zijn en de facturen waarvan nu betaling gevraagd wordt. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [eiseres] had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stellingen ter zake nader (met stukken) te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. De kantonrechter zal hier daarom aan voorbij gaan.
2.16.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter uit zal gaan van de juistheid van de stelling van [eiseres] dat partijen een bedrag van € 0,80 excl. btw per kilometer zijn overeengekomen.
De in rekening gebrachte kilometers
2.17.
[gedaagde] voert verder verweer tegen de door [eiseres] in rekening gebrachte kilometers. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] een buitenproportioneel hoog aantal kilometers berekend, door bij elke rit kilometers vanaf Zwolle te rekenen. In werkelijkheid werden er echter vaak routes langs verschillende (aflever)adressen gereden en daardoor zijn er veel minder kilometers gemaakt, aldus [gedaagde] .
2.18.
[eiseres] betwist niet dat wel eens routes langs verschillende adressen gereden zijn waardoor de daadwerkelijk gereden kilometers lager zijn dan zij bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Volgens [eiseres] is het echter in de transportwereld heel normaal dat bij elke rit kilometers worden gerekend vanaf de startlocatie naar het afleveradres en dat geen rekening wordt gehouden met tussenliggende stops. Als dat wel zou gebeuren, zouden dit soort transporten niet rendabel zijn. Dat is ook een verschil met pakketdiensten waarbij vele pakketten per dag worden bezorgd, aldus [eiseres] .
2.19.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] een en ander onvoldoende heeft weersproken en zijn standpunt – in het licht van de betwisting door [eiseres] – niet genoegzaam heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft wel aangevoerd dat hij navraag heeft gedaan bij verschillende transporteurs en toen te horen kreeg dat de manier waarop [eiseres] de kilometers heeft berekend “wel heel erg grof en buitenproportioneel is”, maar hij heeft bijvoorbeeld geen verklaringen van deze transporteurs in het geding gebracht. Bovendien staat vast dat bij transporten die via Brenger worden aangemeld ook geen rekening wordt gehouden met het eventueel rijden van routes langs verschillende adressen, zodat een eventuele vergelijking met Brenger in dit geval ook niet op zou kunnen gaan. De stelling van [gedaagde] dat [eiseres] buitensporig veel kilometers in rekening heeft gebracht, kan daarom geen doel treffen.
Conclusie transportkosten
2.20.
De conclusie van het hiervoor overwogene is dat [gedaagde] gehouden is de drie facturen van [eiseres] met betrekking tot de transportkosten te betalen. Het verweer van [gedaagde] kan niet slagen. [gedaagde] kan geen aanspraak maken op correctie van deze (en al betaalde) facturen. De kantonrechter zal de vordering in hoofdsom tot een bedrag van € 2.801,40 toewijzen.
Opslagkosten
2.21.
Op 28 mei 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] een factuur van € 302,50 voor opslagkosten gestuurd. Ten aanzien van deze factuur overweegt de kantonrechter als volgt.
2.22.
[eiseres] stelt dat zij diverse spullen van [gedaagde] in opslag heeft gehouden en dat [gedaagde] daarvoor een vergoeding dient te betalen.
2.23.
[gedaagde] betwist niet dat [eiseres] goederen voor hem in de opslag heeft gehouden. Volgens [gedaagde] gaat het om artikelen, die bijvoorbeeld wegens een beschadiging teruggestuurd waren. Daarvan is uit coulance en efficiëntie afgesproken dat deze goederen tijdelijk bij [eiseres] zouden worden opgeslagen totdat het uitkwam om deze weer mee terug te nemen naar Zwolle. Er zijn geen afspraken gemaakt over eventuele kosten die hieraan verbonden zouden zijn, aldus [gedaagde] .
2.24.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] – mede gelet op het verweer van [gedaagde] – onvoldoende onderbouwd gesteld heeft dat de opslagkosten voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. Nergens blijkt uit dat partijen afspraken hebben gemaakt over de opslag en de verschuldigdheid van de kosten daarvan. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat er een grondslag is om deze kosten bij [gedaagde] in rekening te mogen brengen. Dat betekent dat dit gedeelte van de door [eiseres] gevorderde hoofdsom zal worden afgewezen.
De bijkomende kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten)
2.25.
[gedaagde] moest de facturen binnen zeven dagen na de dagtekening daarvan betalen. Dat heeft hij niet gedaan. [eiseres] mag in verband daarmee vergoeding in de vorm van wettelijke rente vragen. [gedaagde] heeft tegen deze vordering met betrekking tot de betaling van rente geen afzonderlijk verweer gevoerd. Deze vordering komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
[eiseres] heeft berekend hoeveel de wettelijke rente tot 18 juni 2021 bedraagt. Bij deze berekening is ook de factuur van de opslagkosten betrokken en die vordering wordt afgewezen. De kantonrechter zal daarom niet de renteberekening van [eiseres] aanhouden, maar bepalen dat de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het moment dat de betalingstermijn van de betreffende facturen is verstreken.
2.26.
[eiseres] heeft verder aanspraak gemaakt op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 405,14. Zij heeft daarbij de factuur van 28 mei 2021 buiten beschouwing gelaten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt bovendien overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. Ook deze vordering komt daarom voor toewijzing in aanmerking. De vermeerdering met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal worden toegewezen zoals is gevorderd en hierna onder de beslissing wordt vermeld.
2.27.
Omdat [gedaagde] grotendeels in het ongelijk is gesteld, wordt hij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 89,44
- griffierecht 240,00
- salaris gemachtigde
436,00(2 punten x tarief € 218,-)
totaal € 765,44

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.801,40 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW gerekend over de onderliggende factuurbedragen vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 405,14 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover, gerekend vanaf 18 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 765,44;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.