ECLI:NL:RBOVE:2022:79

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
9378183 \ CV EXPL 21-3296
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Achterstand in premiebetaling zorgverzekering en gevolgen van slordig procederen door zorgverzekeraar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 11 januari 2022, gaat het om een geschil tussen de zorgverzekeraar N.V. Univé Zorg en een gedaagde die in gebreke is gebleven met de betaling van zijn zorgpremie. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met Univé, maar er was een aanzienlijke achterstand in de premiebetaling ontstaan. De gedaagde had eerder een bindend advies aangevraagd bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ), die op 12 december 2018 had vastgesteld dat de achterstand tot en met 31 december 2018 € 2.042,18 bedroeg.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2021 vorderde Univé betaling van het openstaande bedrag, dat na verschillende betalingen door de gedaagde was vastgesteld op € 724,87. De kantonrechter oordeelde dat Univé slordig had geprocedeerd, omdat zij in de dagvaardingen geen rekening had gehouden met het verweer van de gedaagde en het bindend advies van de SKGZ niet had vermeld. Dit leidde tot onduidelijkheid over de hoogte van de vordering, waardoor de gedaagde niet adequaat kon reageren.

De kantonrechter besloot dat de gedaagde € 725,83 moest betalen aan Univé, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten afgewezen en werd Univé veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de slordige manier van procederen door Univé de belangen van de gedaagde had geschaad, wat leidde tot een lagere toewijzing van de proceskosten aan Univé.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9378183 \ CV EXPL 21-3296
Vonnis van 11 januari 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG, BETREFFENDE ZEKUR,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij, hierna te noemen Univé,
gemachtigde: Inkassier,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2021
- de akte inbrengen stukken van Univé van 30 november 2021
- de mondelinge behandeling op 9 december 2021
- de e-mail van [gedaagde] van 23 december 2021.
1.2.
Partijen hebben aan het eind van de mondelinge behandeling afgesproken om na de zitting te proberen een minnelijke regeling te treffen. De kantonrechter heeft op de uiterlijke termijn van 24 december 2021 geen bericht ontvangen dat partijen een regeling hebben getroffen, zodat de kantonrechter nu een beslissing zal nemen in dit geschil.

2.De beoordeling

Wat is er aan de hand?

2.1.
Partijen hebben een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde] maandelijks premie moest betalen. Er is een achterstand in de premiebetaling gekomen. [gedaagde] heeft op 14 augustus 2018 de SKGZ (Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen) gevraagd om te bepalen dat Univé gehouden is de aanmeldingen bij het CAK ongedaan te maken en de betalingsachterstand correct te berekenen. Op 12 december 2018 heeft de SKGZ een bindend advies uitgebracht. Daarin is opgenomen dat de achterstand tot en met 31 december 2018 € 2.042,18 bedroeg.
2.2.
Op 28 juli 2020 heeft de kantonrechter van deze rechtbank een verstekvonnis gewezen tussen partijen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld om aan Univé een bedrag te betalen van € 500,00 (een beperkte vordering, waarbij Univé het recht op het resterende deel uitdrukkelijk heeft voorbehouden), te vermeerderen met de rente vanaf 14 mei 2020 en de proceskosten. [gedaagde] heeft voldaan aan de veroordeling.
2.3.
Op de mondelinge behandeling van 9 december 2021 heeft Univé gesteld dat zij betaling van het bedrag van € 2.042,18 vordert, verminderd met de reeds door [gedaagde] verrichtte betalingen.
De hoofdsom.
2.4.
Op de mondelinge behandeling heeft Univé uiteengezet hoe zij tot de hoofdsom is gekomen. Hieronder volgt een korte specificatie:
€ 3.507,29 oorspronkelijke hoofdsom
€ 1.465,11betalingen [gedaagde] voordat de zaak naar de SKGZ is gegaan
€ 2.042,18 openstaande vordering tijdens de procedure bij de SKGZ
€ 405,90 vijfmaal een betaling van € 81,18 in het kader van de betalingsregeling
€ 93,85 betaling maandpremie december 2018
€ 162,36 tweemaal een betaling van € 81,18 in het kader van de betalingsregeling
(totaal aan betalingen: € 2.127,22 opgenomen in de eerste dagvaarding)
€ 649,44 achtmaal een betaling van € 81,18, afgeboekt op de toegewezen hoofdsom van € 500,00 en vervolgens op de hoofdsom in deze procedure
€ 5,76 betaling van de door Univé voorgeschoten informatiekosten
(totaal aan betalingen: € 2.782,42 opgenomen in de tweede dagvaarding, hoewel daar één cent teveel is genoemd: € 2.782,43. De kantonrechter gaat uit van het in de dagvaarding genoemde bedrag)
€ 724,87 is het nog openstaande bedrag aan hoofdsom.
2.5.
Univé heeft bij akte van 30 november 2021 een specificatie van de hoofdsom meegestuurd. Deze specificatie komt uit op een hoofdsom van € 730,63, maar is zeer onduidelijk. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van de hiervoor genoemde en door Univé ter mondelinge behandeling uiteengezette specificatie en daarmee een hoofdsom van € 724,87. [gedaagde] heeft tijdens de zitting op vragen van de kantonrechter hierover geantwoord dat hij de specificatie die tijdens de zitting is gegeven begrijpt. Hij heeft zich niet verweerd tegen de nog verschuldigde kale hoofdsom. Dit deel van de vordering komt dan ook in beginsel voor toewijzing in aanmerking tot een bedrag van € 724,87.
De wettelijke rente.
2.6.
Univé heeft gesteld dat zij in deze procedure alleen de wettelijke rente vordert die verschuldigd is geworden na het verstekvonnis. Het gaat om een bedrag van € 0,96 en de verdere rente. Nu [gedaagde] hiertegen geen bezwaar heeft aangevoerd, zal dit bedrag worden toegewezen.
Slordig procederen en de gevolgen hiervan.
2.7.
Univé heeft [gedaagde] tweemaal gedagvaard tot betaling van de achterstallige premie. In beide dagvaardingen is het verweer van [gedaagde] niet opgenomen. Sterker nog, Univé heeft gesteld dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd. Verder heeft Univé nagelaten om in de dagvaarding op te nemen dat er een bindend advies lag. Univé heeft hierover gesteld dat zij hiervan op het moment van dagvaarden niet op de hoogte was, maar dat komt voor haar eigen rekening en risico. Daarnaast is gebleken dat aan de kant van Univé veelvuldig fouten zijn gemaakt, die weliswaar weer zijn hersteld, maar bij [gedaagde] tot grote ergernissen hebben geleid. Maar wat de kantonrechter Univé het meest aanrekent, is dat er pas tijdens de mondelinge behandeling duidelijkheid is gegeven over de achtergrond en de totstandkoming van de hoogte van de vordering. Tot dan toe was het onduidelijk waar de vordering precies op zag. Deze manier van procederen heeft de belangen van [gedaagde] geschaad. [gedaagde] heeft zo niet de mogelijkheid gehad om zich deugdelijk voor te bereiden en hem is bovendien de kans ontnomen om voorafgaand aan de dagvaarding en/of mondelinge behandeling de vordering te voldoen om zo kosten te voorkomen, omdat hem onduidelijk was waar de hoogte van de hoofdsom op was gebaseerd.
2.8.
De kantonrechter acht het redelijk als sanctie hierop dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen en dat in deze procedure slechts 1 punt aan salaris gemachtigde wordt toegekend. Bovendien zullen de proceskosten van de eerste procedure, die reeds via het beslag zijn betaald, voor rekening van Univé blijven. De proceskosten die de kantonrechter in het verstekvonnis heeft toegewezen zullen dus in mindering worden gebracht op de hierna toe te wijzen proceskosten. Dit betreft een bedrag van € 337,09.
Conclusie en proceskosten
2.9.
De conclusie is dat [gedaagde] een bedrag van (€ 724,87 + € 0,96 =) € 725,83 moet betalen aan Univé.
2.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Univé worden begroot op:
- dagvaarding € 123,60
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde
€ 124,00(1 punt x het geldende liquidatietarief)
subtotaal € 754,60
in mindering (r.o. 2.8.)
€ 337,09
eindtotaal € 417,51.
2.11.
De nakosten, waarvan Univé betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé tegen bewijs van kwijting te betalen € 725,83, vermeerderd met de wettelijke rente over € 724,87 vanaf 24 juli 2021 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Univé tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 417,51 aan kosten dagvaarding, griffierecht en salaris gemachtigde en € 62,00 aan nakosten;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022. (SK)