3.1.[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis gewezen in kort geding het gehuurde, staande en gelegen aan de
[adres] te [plaats], met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of
daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels aan eiser
op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden.
Subsidiair:
II. [gedaagde] bij wijze van ordemaatregel als gedragsaanwijzing op te leggen dat:
a. gedaagde zich als goed huurder dient te gedragen;
b. gedaagde binnen 5 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de etensresten in de tuin dient te verwijderen en verwijderd te houden, en gedaagde zich in z’n algemeenheid dient te onthouden van vervuiling van de tuin;
c. gedaagde elke maand de overeengekomen huurpenningen ad € 765,00 inclusief de
vergoeding voor de energiekosten, belastingen en heffingen tijdig zal voldoen, steeds bij
vooruitbetaling vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking
heeft;
d. gedaagde alle camera’s op diens perceel dient te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel zodra hierom door eiser wordt verzocht telkens per omgaande een bewijsstuk dient te tonen dat elke camera die gedaagde heeft niet op het perceel van eiser of de openbare weg staat gericht en ook niet kan worden gericht;
e. gedaagde eiser ten minste eens per kwartaal toegang dient te verlenen tot het gehuurde in verband met mogelijk door verhuurder uit te voeren werkzaamheden of controle op technische en andere gebreken, en het opnemen van de meterstanden.
III. [gedaagde] voorwaardelijk, dat wil zeggen voor zover gedaagde niet integraal en gedurende twee jaren na het in dezen te wijzen vonnis aan het hiervoor onder punt a t/m e gevorderde voldoet, te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de woonruimte, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats], met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in
goede staat en onder afgifte van de sleutels aan eiser op te leveren en deze vervolgens
ontruimd te houden;
IV. [gedaagde] te veroordelen over te gaan tot betaling aan eiser van een bedrag van € 2.494,73 ter zake achterstallige huurpenningen tot en met 1 januari 2022, en de huurpenningen door te betalen tot en met de maand waarop de woning naar behoren is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan eiser van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 374,21;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten en nakosten van het geding.
3.1.1.[eiser] stelt het volgende. Door stelselmatig een substantieel bedrag aan huurpenningen in te houden, is [gedaagde] ernstig tekortgeschoten in de nakoming van zijn huurverplichtingen. Op het moment van de dagvaarding bedraagt de huurachterstand in totaal € 2.494,73, ruim drie maanden. Daarnaast gedraagt [gedaagde] zich niet als een goed huurder doordat hij overlast geeft, camera’s op de woning, het erf en de wei van [eiser] richt en elke communicatie met [eiser] mijdt.
3.1.2.Voor zover [gedaagde] meent recht te hebben op huurprijsvermindering betwist [eiser] dat sprake is van verzuim. [gedaagde] heeft nagelaten [eiser] tijdig op de hoogte te stellen van de lekkage en heeft vervolgens zonder toestemming, en zonder dat [eiser] in de gelegenheid is geweest kennis te nemen van de vermeende schade, zelf een installatiebedrijf ingeschakeld. Van verzuim is derhalve geen sprake, zodat [gedaagde] zich ten onrechte beroept op de mogelijkheid van verrekening uit artikel 7:206 lid 3 BW.