Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.[X] ,
[Y],
beiden wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De beoordeling
In conventie
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.”Er is in deze zaak geen reden om de bewijslast tussen partijen anders te verdelen dan uit de hoofdregel van art. 150 Rv. voortvloeit. Vooral ook, omdat [A] wel heeft erkend dat [X] snoeiwerkzaamheden aan de beukenhaag heeft uitgevoerd, dient hij te bewijzen dat [X] de beukenhaag niet heeft teruggebracht tot een hoogte van 2 meter. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking, wat de Overlegrechter in het meergenoemde vonnis heeft overwogen, te weten:
“Omdat het om een natuurlijk groeiproces gaat, zal de hoogte (…) van de haag niet overal precies die afmetingen hebben, de kantonrechter adviseert partijen daarom een marge van minimaal 8 centrimeter te hanteren.” De foto die [A] tijdens de zitting op 23 februari 2022 liet zien, gaf de kantonrechter geen inzicht in de hoogte van de haag eind januari 2021.
De kantonrechter zal [A] daarom een bewijsopdracht geven als hierna, onder de beslissing, staat genoemd.
“tijdig”moest terugsnoeien. Maar anders dan met betrekking tot de beukenhaag, heeft de Overlegrechter niet vastgesteld dat [X] de fruitbomen in deze afgelopen jaren niet goed heeft bijgehouden. De Overlegrechter heeft dan ook, eveneens anders dan met betrekking tot de beukenhaag, geen datum genoemd voor wanneer [X] de fruitbomen uiterlijk zou moeten snoeien. Nu de huurovereenkomst eind januari 2021 is geëindigd, is de verplichting om de fruitbomen te onderhouden en tijdig te snoeien komen te vervallen. Uit niets blijkt dat de fruitbomen eind januari 2021 te ver waren uitgegroeid. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat het om een natuurlijk groeiproces gaat, en dat niet precies te zeggen valt wanneer de fruitbomen te ver zijn uitgegroeid. In ieder geval blijkt uit het vonnis van de Overlegrechter niet, dat de fruitbomen toen reeds te ver waren uitgegroeid. En uit de stellingen van [A] kan de kantonrechter ook niet de conclusie trekken dat de fruitbomen eind januari 2021 te ver waren uitgegroeid. Omdat de kantonrechter hierdoor niet kan vaststellen dat de fruitbomen eind januari 2021 reeds in een toestand verkeerden dat ze “niet tijdig gesnoeid” waren, ziet de kantonrechter geen juridische grondslag om [X] voor de kosten van het terugsnoeien van de fruitbomen op te laten draaien.