2.10.Volgens [A] heeft [B] verschillende keren de vof gebonden aan een overeenkomst voor het gebruik van land tegen betaling, zonder dat [A] om toestemming is gevraagd.
1. Land van [B] in de periode 4 juli 2018 tot en met 8 oktober 2018.
2.10.1.[A] heeft bankafschriften over de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 oktober 2018 overgelegd. Daaruit blijkt dat de vof aan [B] heeft betaald voor land dat [B] beschikbaar heeft gesteld aan de vof, zo stelt [A] . Dat heeft [B] ook erkend. De rechtbank volgt [A] echter niet in zijn stelling dat [B] hiermee in strijd heeft gehandeld met de vof-akte. Van het binden van de vof aan
derdenvoor het huren van grond, in de zin van artikel 6 van de vof-akte, is immers geen sprake. Niet de vof, maar [B] in privé is verbonden aan de huurovereenkomst(en) met derden. Verder geldt dat [B] geen derde is in de zin van de vof-akte. Artikel 6 van de vof-akte laat het de vennoten toe om huurovereenkomsten te sluiten tussen de vof en de vennoten, zoals hier aan de orde. Kortom, van overtreding van de dwangsomveroordeling is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2. Drie percelen van [C] uit [plaats] .
2.10.2.[A] heeft met gegevens van de RVO laten zien dat de vof op 15 mei 2019 drie percelen huurde in [plaats] . Die informatie heeft [B] opgegeven aan de RVO. De vof heeft voor het gebruik van die percelen een factuur ontvangen ter hoogte van € 4.829,00.
2.10.3.[B] stelt dat er geen huur- of pachtovereenkomst is gesloten met [C] voor het (door [B] overigens erkende) gebruik van de percelen. [C] stelt als akkerbouwer in het kader van de verplichte gewas-rotatie telkens een verschillend perceel beschikbaar aan de vof, waar de vof ook bij gebaat is.
2.10.4.Niet ter discussie staat dat de vof heeft betaald voor het gebruik van land, zodat aan de kenmerken van ‘het huren van (…) onroerende zaken’ in de zin van artikel 6 van de vof-akte is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat [B] hiermee in strijd heeft gehandeld met de vof-akte, omdat hij de vof heeft gebonden aan deze huurovereenkomst zonder toestemming van [A] . Het feit dat [C] telkens een verschillend perceel ter beschikking stelt brengt niet mee dat sprake is van voortzetting van een huurovereenkomst. Het gehuurde object is immers veranderd (en mogelijk ook de prijs). Kortom, [B] heeft met de huur van de drie percelen van [C] zonder toestemming van [A] in strijd gehandeld met de dwangsomveroordeling.
3. en 4. Huur van grond van de Provincie Overijssel per 1 januari 2019.
2.10.5.De vof huurde in 2018 een perceel aan [het adres] van ongeveer 0.7 ha en perceel [het adres] in het [plaats] van ongeveer 2.0 ha van de Provincie Overijssel op grond van geliberaliseerde pachtovereenkomsten. De overeenkomsten, die [A] heeft overgelegd, zijn geëindigd op 31 december 2018. [A] heeft uit gegevens van de RVO opgemaakt dat de vof het perceel ook na 1 januari 2019 is blijven gebruiken. [B] moet dus een nieuwe huurovereenkomst hebben gesloten met de Provincie Overijssel namens de vof zonder de benodigde toestemming van [A] , zo stelt hij.
2.10.6.[B] heeft uitgelegd dat de overeenkomsten met de Provincie Overijssel een lange looptijd kennen, die hij bovendien niet mag opzeggen. De Provincie Overijssel bepaalt eenzijdig welke percelen ter beschikking worden gesteld aan de vof. De overeenkomst die [A] heeft overgelegd heeft betrekking op 2018, terwijl [A] stelt dat de vof in 2019 nog grond huurt van de Provincie Overijssel.
2.10.7.De rechtbank stelt vast dat de overeenkomsten tussen de vof en de Provincie Overijssel, die [A] en [B] in het geding hebben gebracht, een einddatum vermelden van 31 december 2018. Omdat [B] na 31 december 2018 grond in gebruik heeft van de Provincie Overijssel is het vermoeden van [A] gerechtvaardigd dat [B] nieuwe overeenkomsten heeft gesloten. [B] heeft niet gesteld dat dat anders is, zodat de rechtbank oordeelt dat [B] tweemaal in strijd heeft gehandeld met de dwangsomveroordeling door de vof per 1 januari 2019 weer te binden aan de huur van onroerende zaken van de Provincie Overijssel.
5. De huur van grond van de [Kerkvoogdij] .
2.10.8.[A] heeft namens de vof een huurovereenkomst gesloten met bedoelde kerkvoogdij, op grond waarvan de vof sinds 1 januari 2015 grond huurt. Die huurovereenkomst is geëindigd per 31 december 2018. Volgens [A] heeft [B] de huurovereenkomst nadien voortgezet. Dat blijkt uit een bankafschrift, waaruit volgt dat de vof op 12 november 2019 een bedrag van € 687,00 aan de kerkvoogdij heeft betaald. Dat bedrag stemt overeen met de voorheen bedongen huurprijs. [A] concludeert uit een en ander dat [B] opnieuw namens de vof een huurovereenkomst heeft gesloten vanaf 1 januari 2019.
2.10.9.Volgens [B] was sprake van voortzetting van een al bestaande huurovereenkomst, die [A] had gesloten. De grond is niet opnieuw gehuurd en er is niet opgezegd.
2.10.10.De rechtbank stelt vast dat [B] niet heeft betwist dat de huurovereenkomst tussen de vof en de kerkvoogdij een einddatum kent van 31 december 2018. Daarvan uitgaande is een rechtshandeling nodig om het voortgezette gebruik van de grond van de kerkvoogdij een rechtsgeldige titel te geven. Gelet op de betaling op 12 november 2019 concludeert de rechtbank dat [B] de vof opnieuw aan de huur heeft gebonden en dus in strijd heeft gehandeld met de dwangsomveroordeling.
6. De huur van grond van de [maatschap D] vanaf 1 mei 2019.
2.10.11.[A] stelt dat de vof deze grond al voor de uitspraak van de voorzieningenrechter huurde, maar die overeenkomst is geëindigd op 30 april 2019. Uit gegevens van de RVO blijkt dat de vof de percelen ook op 15 mei 2019 nog in gebruik had. Gelet daarop concludeert [A] dat [B] namens de vof een huurovereenkomst heeft gesloten voor het opnieuw huren van betreffende percelen grond.
2.10.12.[B] stelt dat hij het perceel grond in privé huurt van de maatschap en ter beschikking stelt aan de vof voor gebruik. [B] betaalt een vergoeding voor het gebruik aan de maatschap.
2.10.13.De rechtbank volgt [A] niet. De beide pachtovereenkomsten die [B] als productie 15 bij zijn conclusie van antwoord heeft overgelegd vermelden [B] als pachter en niet de vof. Tot aan 30 april 2019 pachtte [B] dus in privé, en stelde kennelijk de grond ter beschikking aan de vof. [A] wijst er terecht op dat uit gegevens van de RVO blijkt dat per 15 mei 2019 geregistreerd is dat de grond door de vof wordt gebruikt, maar die registratie bewijst geen huurovereenkomst tussen de vof en de [maatschap D] . Onduidelijk is aan wie de vof betaalt voor het gebruik van de grond. Gelet op een en ander gaat de rechtbank ervan uit dat [B] de grond in privé pacht en ter beschikking stelt aan de vof. Zoals hiervoor is overwogen onder 2.10.1 is dat geen huurovereenkomst met een derde en daarmee geen rechtshandeling die onder de dwangsomveroordeling valt.
7. De huur van 1.78 ha [land] .
2.10.14.Ook dit perceel grond wordt op persoonlijke titel door [B] gehuurd en ter beschikking gesteld aan de vof. [B] handelt daarmee niet in strijd met de vof-akte.
8. De huur van 1.2 ha [land] .
2.10.15.[B] heeft erkend dat dit stuk land in aanvulling op de eerdere huur van natuurland is gekomen. [B] heeft de vof dus gebonden aan de huur van grond zonder toestemming van [A] , hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in strijd is met de vof-akte.
9, 10, 11, en 12. De percelen [E] , [adres] ’
2.10.16.Uit de gegevens van de RVO is het [A] gebleken dat nieuw in verhuur zijn genomen een perceel van [E] , twee percelen [adres] . Het is [A] niet bekend wat en door wie voor het gebruik van die percelen wordt betaald.
2.10.17.[B] betwist dat de vof (of hij zelf) een perceel grond van [E] in gebruik heeft. Dat is een perceel grond dat door ruilverkaveling is toebedeeld aan een derde. De grond [adres] zijde is ter compensatie voor het verkrijgen van bouwland aangeboden. De grond moest worden ingezaaid met gras en de gebruikersprijs is ver beneden de marktwaarde, aldus [B] . Tot slot wordt het perceel 99 al jarenlang door de vof gebruikt en is er geen nieuwe huurovereenkomst gesloten.
2.10.18.De rechtbank is van oordeel dat [A] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om aan te nemen dat [B] de vof heeft gebonden aan huurovereenkomsten voor deze stukken grond. Het gebruik wordt immers deels betwist en van huurbetaling is niets gebleken, zodat niet vaststaat dat aan de essentialia voor een huurovereenkomst wordt voldaan. Kortom, onvoldoende vaststaat dat [B] in strijd gehandeld heeft met de vof-akte wat de huur van deze percelen grond betreft.
13. Huren van grond van [F] .
2.10.19.In het verleden (2009) had de vof verschillende pachtovereenkomsten gesloten met [F] . De pachtprijs was in totaal € 1.600,00 per jaar. Aan de hand van bankafschriften heeft [A] vastgesteld dat de vof steeds meer is gaan betalen aan [F] onder de noemer ‘Beschikbaar stellen land’. De conclusie moet volgens [A] dan ook zijn dat [B] nieuwe huur/pachtovereenkomsten namens de vof is aangegaan.
2.10.20.[B] stelt dat de prijs die [F] heeft bedongen een marktconforme prijs is.
2.10.21.De rechtbank kan niet vaststellen dat [B] de vof-akte heeft overtreden door huurovereenkomsten met [F] aan te gaan. [A] construeert het bestaan van nieuwe huur/pachtovereenkomsten aan de hand van toegenomen betalingen, maar daar kan de op zich genoegzame verklaring tegenover staan dat de prijs is gestegen in de loop der jaren. Gelet op een en ander heeft [A] onvoldoende onderbouwd gesteld dat [B] de vof heeft gebonden aan nieuwe huurovereenkomsten met [F] .
14 tot en met 18. De huur van percelen [het adres] ), [het adres] , [het adres] en [het adres] , en de grond van [H] .
2.10.22.[B] huurt deze percelen grond in privé en stelt de percelen aan de vof ter beschikking. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat die werkwijze niet strijdig is met de vof-akte.
19. De huur van 1.2113 ha grasland van de Provincie Overijssel.
2.10.23.[A] heeft een pachtovereenkomst overgelegd, die is gesloten tussen de vof en de Provincie Overijssel voor grasland. De overeenkomst vermeldt als ingangsdatum 1 februari 2022 en als einddatum 31 december 2022.
2.10.24.[B] stelt dat sprake is van voortgezet gebruik. De vof gebruikt al vanaf de start van de onderneming grond van de Provincie Overijssel, waar de Provincie jaarlijks een herbevestiging voor stuurt.
2.10.25.De rechtbank kan uit de pachtovereenkomst niet opmaken dat sprake is van
voortgezetgebruik. De overeenkomst is immers op [datum] om 10:40 uur ondertekend. [B] licht zijn stelling ook niet toe. De rechtbank houdt het erop dat [B] de vof door deze overeenkomst heeft gebonden, hetgeen vanwege het ontbreken van toestemming van [A] in strijd is met de vof-akte.
20. De huur van Staatsbosbeheer.
2.10.26.[A] heeft een (aantal pagina’s van de) pachtovereenkomst overgelegd, die door [B] is ondertekend op 30 september 2020. Op grond van die overeenkomst pacht de vof een onbekend – want een omschrijving ontbreekt in de overgelegde overeenkomst – perceel grond van Staatsbosbeheer. [A] merkt die overeenkomst aan als overtreding van de vof-akte.
2.10.27.Volgens [B] is sprake van voortgezet gebruik van de gepachte grond. De vof gebruikt de grond van Staatsbosbeheer al zolang de onderneming bestaat. Staatsbosbeheer stuurt jaarlijks een herbevestiging.
2.10.28.Wat deze overeenkomst betreft geldt hetzelfde als de rechtbank heeft overwogen bij 2.10.25. Uit de pachtovereenkomst blijkt niet dat sprake is van voortgezet gebruik. [B] heeft op 30 september 2020 ingestemd met de bepalingen uit de pachtovereenkomst, waardoor hij de vof heeft gebonden aan de huur van grond zonder toestemming van [A] . Dat is dus in strijd met de vof-akte.
21 tot en met 25. De huur van grond van het Pachtloket.
2.10.29.[A] heeft bankafschriften overgelegd, waaruit blijkt dat in het voorjaar van 2019, 2020, 2021 en 2022 telkens ongeveer € 200 aan het pachtloket is betaald.
2.10.30.Ook dit betreft volgens [B] grond dat al jarenlang in gebruik is bij de vof.
2.10.31.De rechtbank is van oordeel dat [A] zijn stelling dat [B] de vof heeft gebonden aan een huurovereenkomst onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Een ondertekende huurovereenkomst ontbreekt. De betalingen tonen alleen aan dat de vof al jarenlang een bedrag betaalt aan het Pachtloket, niet dat [B] de vof heeft gebonden jegens een derde tot nakoming van een huurovereenkomst.
De conclusie ten aanzien van de gesloten huurovereenkomsten.