In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Reobijn B.V. en The Product People Holding B.V. (TPPH). Reobijn had een geldvordering ingesteld tegen TPPH voor een bedrag van € 38.720, dat betrekking had op de productie en levering van een matrijs. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen en Reobijn veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten van TPPH.
De procedure begon op 27 februari 2023 met de betekening van de dagvaarding aan TPPH. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2023 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten en enkele andere personen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om de vordering te behandelen aanwezig is, ondanks de betwisting van TPPH over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Reobijn.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Reobijn onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat TPPH verplicht is om de drie facturen te betalen. Het is gebleken dat de eerste termijn van € 15.488 al door TBS, een dochteronderneming van TPPH, aan Reobijn is betaald. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat Reobijn geen spoedeisend belang heeft bij de gevorderde betaling en dat er mogelijk een opschortingsrecht voor TPPH geldt, omdat de geleverde matrijs niet aan de overeenkomst zou voldoen.
Als gevolg van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter de vordering van Reobijn afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 6.281, inclusief griffierecht en wettelijke rente.