Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,
Inleiding
€ 7608,21 teruggevorderd over de periode van 24 juli 2020 tot en met 31 augustus 2021.
Totstandkoming van het besluit
In dit besluit is opgenomen dat als eiseres geen WIA-uitkering krijgt of wanneer haar uiteindelijke uitkering lager is dan het voorschot, dat zij dan het teveel betaalde aan verweerder dient terug te betalen. Zo mogelijk wordt het uitgekeerde voorschot dan verrekent met een andere uitkering waar eiseres dan wel recht op heeft.
Over de periode van 22 april 2021 tot en met 31 augustus 2021 had eiseres recht op een ZW-uitkering van bruto € 2.861,36.
Over de periode van 24 juli 2020 tot en met 31 augustus 2021 heeft eiseres een voorschot ontvangen op grond van de WIA.
De ZW en WW uitkeringen zijn verrekend met het voorschot. Na verrekening resteert een bedrag van bruto € 7608,21 en dit wordt teruggevorderd.
Beoordeling door de rechtbank
Standpunt eiseres
In overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), is het UWV (verweerder) per 1 januari 2020 gestopt met het terugvorderen van betaalde voorschotten. De grondslag daarvan is te vinden in de Kamerbrief van Minister Koolmees van 30 augustus 2021 en verweerder verwijst nog steeds daarnaar op zijn website. Verweerder wil niet dat mensen de dupe worden van de vertraging bij het afhandelen van aanvragen voor WIA-uitkering als gevolg van het gebrek aan verzekeringsartsen. Eiseres ziet niet in waarom deze maatregel op haar niet van toepassing zou zijn. Er zou immers geen voorschot verstrekt zijn als verweerder tijdig een beslissing over het recht op een WIA-uitkering had genomen. Uit de Kamerbrief van de Minister blijkt dat, ook als sprake is van een restschuld, zoals in het geval van eiseres, deze wordt kwijtgescholden. Verweerder heeft dan ook ten onrechte de restschuld van eiseres niet kwijtgescholden.
Oordeel van de rechtbank
“(…) Omdat deze mensen buiten hun schuld om in een dergelijke situatie zijn gebracht, acht ik het gerechtvaardigd dat het UWV heeft besloten om voor de gehele groep een oplossing te zoeken. Daarbij speelt mee dat een individuele beoordeling van alle zaken niet alleen veel tijd kost voor alle betrokkenen, maar ook dat UWV vaak niet de informatie heeft of de terugvordering kan worden terugbetaald door de betrokkene. Zo weet UWV bijvoorbeeld niet de vermogenspositie van iemand. Het gevolg dat met deze werkwijze sommige mensen worden bevoordeeld terwijl dat niet strikt noodzakelijk is, wordt daarbij geaccepteerd.”
Pagina 7 van de Kamerbrief vermeldt:
“ (…)Voor de groep die wél een voorliggende uitkering heeft, maar een restschuld overhoudt omdat het voorschot hoger was dan de WIA- of WW-uitkering of omdat bijstandsuitkering met terugwerkende kracht is toegekend, wordt slechts deze restschuld kwijtgescholden c.q. gecompenseerd. Deze groep heeft immers in veel mindere mate nadeel ondervonden van het handelen van UWV.”
Pagina 8 van de Kamerbrief vermeldt ten slotte:
“(…) Om verder kenbaar te maken hoe dit buitenwettelijk begunstigend beleid er uitziet, zal op termijn door UWV een beleidsregel worden gepubliceerd. Hierin wordt verder uitgewerkt onder welke voorwaarden kwijtschelding of compensatie plaatsvindt.”
Aangezien deze niet gepubliceerd is en daarmee niet kenbaar gemaakt baseert de rechtbank zich voor toepassing van het beleid op de Kamerbrief zelf.
De rechtbank acht dit niet inzichtelijk, temeer omdat verweerder geen beleid heeft gepubliceerd waarin dit is vastgelegd. In het bestreden besluit is ook onvoldoende gemotiveerd waaruit deze interne gedragslijn bestaat of waarom van het beleid zoals weergegeven in de Kamerbrief is afgeweken.
Het bestreden besluit is hiermee onvoldoende gemotiveerd en dient daarom reeds hierom te worden vernietigd.