Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
eisende partij,
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
een dergelijk voorstel zich niet verdraagt met het systeem van de Faillissementswet, volgens welk de activa in beginsel openbaar verkocht moeten worden. Een onderhandse transactie pleegt door de Rechter-commissaris enkel dan te worden goedgekeurd, indien hetzij een taxatierapport aanwezig is waaruit blijkt dat de waarde in overeenstemming is met het geboden bedrag, hetzij het ook zonder taxatie duidelijk is dat de activa in kwestie slechts een (zeer) geringe waarde vertegenwoordigen, zodat de kosten van taxatie de baten te boven zouden gaan. Als curator heb ik de heren [gedaagde] voortdurend om boekhoudkundige informatie verzocht met betrekking tot de bedrijfsvoering van [X] en de waarde welke daaraan verbonden zou kunnen zijn, doch de heren [gedaagde] hebben stelselmatig geweigerd mij die informatie te verstrekken. Uit de informatie die mij wel ter beschikking stond (inzake de administratie van [Y] , die weliswaar systematisch onjuist was opgezet en vele lacunes vertoonde, zie ook mijn brief van 13 september 2018 onder bijlage 2) was mij gebleken dat er (door [Y] ) jarenlang voor forse bedragen inkopen waren gedaan, waarna de aangekochte zaken echter door [X] werden verkocht zonder dat daar enige vergoeding voor [Y] tegenover stond. (…). Op 1 maart 2017 ontving ik eerder (11:45 uur) ook al een mail van de heer [gedaagde] , waarin hij in het kort schetste dat de lasten van [X] de baten zouden overtreffen. Ook hier waren echter wederom geen administratieve bescheiden of andere bewijsmiddelen bijgevoegd. Op zo’n manier kan een curator geen onderhandse transactie verantwoorden, laat staan tegen opbrengst Nihil.” [gedaagde] heeft daar niet concreet en inhoudelijk op gereageerd.
€ 6.227,50(2½ punten x tarief € 2.491,00)