Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De procesafspraken
4.De voorvragen
5.De beslissing
de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bedrijf dat ervan werd verdacht niet te voldoen aan de verplichtingen voor een veilige werkomgeving voor zijn werknemers. De officier van justitie had het bedrijf aangeklaagd op basis van de 'Arbeidsomstandighedenwet' en de 'Wet milieubeheer', waarbij het bedrijf werd verweten niet de nodige maatregelen te hebben getroffen ter voorkoming van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 26 november 2018, 28 februari 2019, 28 juni 2019 en 23 maart 2023, zijn er procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. Deze afspraken hielden in dat de officier van justitie, gezien het lange tijdsverloop van de zaak, zou vorderen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou worden verklaard in de vervolging van het bedrijf. De rechtbank heeft deze procesafspraken in overweging genomen en vastgesteld dat er geen benadeelde partijen waren en dat het bedrijf rechtsbijstand had. De rechtbank oordeelde dat de inhoud van het afdoeningsvoorstel legitiem was en dat het belang van zowel het bedrijf als de maatschappij werd gerespecteerd. Gezien het lange tijdsverloop en de complexiteit van de zaak, heeft de rechtbank besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van het bedrijf.