ECLI:NL:RBOVE:2023:1244

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
84/073026-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Lambregts
  • J.W. Bosman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door medeplegen van onjuiste aangiften omzetbelasting over meerdere jaren

De rechtbank Overijssel heeft op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 69-jarige man, die zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een openbare terechtzitting op 20 februari 2023. De officier van justitie, mr. M. Lambregts, had de verdachte aangeklaagd voor het opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over een periode van meer dan drie jaar, van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018. De verdachte had samen met een ander, [medeverdacht bedrijf] B.V., opzettelijk onjuiste aangiften ingediend, waardoor te weinig belasting werd geheven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende van het bedrijf, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen kon worden. De verdachte had erkend dat hij onjuiste aangiften had gedaan, maar voerde aan dat hij dit deed onder druk van de omstandigheden en de medeverdachte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheidsproblemen, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende gestraft was met de taakstraf van 100 uur, gezien zijn blanco strafblad en de impact van de strafrechtelijke vervolging op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 84/073026-22 (P)
Datum vonnis : 6 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 20 februari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018:
primair:met een ander of alleen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [medeverdacht bedrijf] B.V. opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over meerdere maanden en kwartalen van 2015 tot en met 2019, zodat te weinig belasting zou worden geheven dan wel;
subsidiair: dat hij voornoemd strafbaar feit met een ander of alleen heeft gepleegd dan
wel;
meer subsidiair:dat hij medeplichtig is geweest aan voornoemd strafbaar feit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
(primair)
[medeverdacht bedrijf] B.V. op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018 te Deventer, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk een of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meerdere (digitale) aangiften ten name van de besloten vennootschap [medeverdacht bedrijf] B.V. voor de omzetbelasting over:
a. het tweede kwartaal van 2015 (DOC-017, p. 13), het derde kwartaal van 2015 (DOC-017, p. 17) en de maand november van 2015 (DOC-017, p. 25),
b. de maanden augustus (DOC-017, p. 61), september (DOC-017, p. 65), en november (DOC-017, p. 73) van 2016,
c. de maanden januari (DOC-017, p. 81), februari (DOC-017, p. 85), juli (DOC-017, p. 105), september (DOC-017, p. 113), november (DOC-017, p. 121) van 2017,
d. de maanden januari (DOC-017, p. 129), februari (DOC-017, p. 133), maart (DOC-017, p. 137), mei (DOC-017, p. 145), juni (DOC-017, p. 149), juli (DOC-017, p. 153) en september (DOC-017, p. 161) van 2018,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen/laten doen,
immers heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. (telkens) opzettelijk in die ingeleverde aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting opgegeven en/of doen/laten opgeven,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
(subsidiair)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018 te Deventer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdacht bedrijf] B.V., [medeverdachte] en/of een of meer anderen,
(telkens) opzettelijk een of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meerdere (digitale) aangiften ten name van de besloten vennootschap [medeverdacht bedrijf] B.V. voor de omzetbelasting over:
a. het tweede kwartaal van 2015 (DOC-017, p. 13), het derde kwartaal van 2015 (DOC-017, p. 17) en de maand november van 2015 (DOC-017, p. 25),
b. de maanden augustus (DOC-017, p. 61), september (DOC-017, p. 65), en november (DOC-017, p. 73) van 2016,
c. de maanden januari (DOC-017, p. 81), februari (DOC-017, p. 85), juli (DOC-017, p. 105), september (DOC-017, p. 113), november (DOC-017, p. 121) van 2017,
d. de maanden januari (DOC-017, p. 129), februari (DOC-017, p. 133), maart (DOC-017, p. 137), mei (DOC-017, p. 145), juni (DOC-017, p. 149), juli (DOC-017, p. 153) en september (DOC-017, p. 161) van 2018,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen/laten doen,
immers heeft verdachte met een of meer mededaders (telkens) opzettelijk in die ingeleverde aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting opgegeven en/of doen/laten opgeven,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
(meer subsidiair)
[medeverdacht bedrijf] B.V. op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018 te Deventer, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk een of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meerdere (digitale) aangiften ten name van de besloten vennootschap [medeverdacht bedrijf] B.V. voor de omzetbelasting over:
a. het tweede kwartaal van 2015 (DOC-017, p. 13), het derde kwartaal van 2015 (DOC-017, p. 17) en de maand november van 2015 (DOC-017, p. 25),
b. de maanden augustus (DOC-017, p. 61), september (DOC-017, p. 65), en november (DOC-017, p. 73) van 2016,
c. de maanden januari (DOC-017, p. 81), februari (DOC-017, p. 85), juli (DOC-017, p. 105), september (DOC-017, p. 113), november (DOC-017, p. 121) van 2017,
d. de maanden januari (DOC-017, p. 129), februari (DOC-017, p. 133), maart (DOC-017, p. 137), mei (DOC-017, p. 145), juni (DOC-017, p. 149), juli (DOC-017, p. 153) en september (DOC-017, p. 161) van 2018,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen/laten doen,
immers heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. (telkens) opzettelijk in die ingeleverde aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting opgegeven en/of doen/laten opgeven,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018 te Deventer, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door aangiften omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [medeverdacht bedrijf] B.V. op te (doen/laten) stellen en/of in te (doen/laten) indienen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het primair tenlastegelegde eveneens vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2006 (ECLI:NL:HR:2016:733), aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende van [medeverdacht bedrijf] .
Met betrekking tot het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat hij niet kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende van [medeverdacht bedrijf] . In dit verband overweegt de rechtbank dat verdachte, blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel, niet de bestuurder is van [medeverdacht bedrijf] en hij ook niet, in andere hoedanigheid, het te voeren beleid van [medeverdacht bedrijf] bepaalt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen worden. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • een geschrift, zijnde een ambtsedige verklaring Omzetbelasting, van 25 november 2020 (DOC-017);
  • een geschrift, zijnde de tussen [medeverdachte] en [verdachte] gestuurde WhatsApp-berichten van 11 maart 2015 tot en met 31 juli 2019 (DOC-064);
  • het proces-verbaal van ambtshandelingen van 31 januari 2022 (AMB-010);
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 februari 2023.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 oktober 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdacht bedrijf] B.V. en [medeverdachte] ,
telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere digitale aangiften ten name van de besloten vennootschap [medeverdacht bedrijf] B.V. voor de omzetbelasting over:
a. het tweede kwartaal van 2015, het derde kwartaal van 2015 en de maand november van 2015,
b. de maanden augustus, september en november van 2016,
c. de maanden januari, februari, juli, september, november van 2017,
d. de maanden januari, februari, maart, mei, juni, juli en september van 2018,
onjuist heeft gedaan,
immers heeft verdachte met een of meer mededaders telkens opzettelijk in die ingeleverde aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting opgegeven,
terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 200 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is hij bijna zeventig jaar oud en heeft hij te kampen met verschillende gezondheidsproblemen. Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij een hartinfarct en een tia heeft gehad. Tevens heeft hij suikerziekte en een te hoog cholesterolgehalte. Hij gebruikt hiervoor dagelijks medicatie en het gevolg van deze medicatie is dat hij erg moe wordt. Als verdachte een bezigheid heeft waar hij zich voor moet concentreren dan dient hij dat te doen voor het innemen van de medicatie. Volgens de raadsman is een taakstraf van 200 uren, zoals geëist, dan ook een enorme last. Hij heeft daarnaast benoemd dat verdachte een blanco strafblad heeft. Verder heeft de raadsman gewezen op het reclasseringsadvies, waarin onder andere staat dat het recidiverisico laag wordt ingeschat. Tot slot heeft de raadsman verzocht om het benadelingsbedrag op nihil vast te stellen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte runde vanaf 1995 Administratie- en advieskantoor [bedrijf] . [medeverdacht bedrijf] was een klant van [bedrijf] . [bedrijf] , in de persoon van verdachte, verzorgde voor [medeverdacht bedrijf] onder andere de aangiften omzetbelasting over (bepaalde maanden en kwartalen van) 2015 tot en met 2019. Verdachte liet [medeverdachte] , de (middellijk) bestuurder van [medeverdacht bedrijf] , telkens weten hoeveel omzetbelasting, op basis van de administratie, aangegeven moest worden. [medeverdachte] antwoordde hierop dat hij niet zoveel kon betalen. Hij gaf aan welk bedrag, gelet op het beschikbare saldo, wél gemist kon missen. Vervolgens vermeldde verdachte in de aangiften omzetbelasting een daaraan (nagenoeg) gelijk bedrag en diende deze aangiften in. Er werd dus telkens een te laag bedrag aan omzetbelasting aangegeven.
Hiermee heeft verdachte zich, als medepleger, over een periode van ruim drie jaren bij herhaling schuldig gemaakt aan belastingfraude. Hierdoor werd te weinig belasting geheven.
Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen de overheid, en daarmee de samenleving, benadeeld, maar ook bijgedragen aan het ondermijnen van de algemene belastingmoraal. Hij heeft de verantwoordelijkheden die de belastingwetgeving stelt aan het doen van aangifte immers niet serieus genomen. Het kantoor van verdachte is ingeschreven bij de Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingkundigen (hierna: NOAB), welke branchevereniging staat voor bepaalde kwaliteitsnormen en eisen. Door onjuiste aangiften te doen is het vertrouwen dat door belastingplichtigen en de Belastingdienst in verdachte en zijn kantoor, juiste vanwege de inschrijving bij NOAB, mocht en moest worden gesteld, ernstig beschaamd.
Dit alles neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Desalniettemin zal zij verdachte een beduidend lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat zij in het voordeel van verdachte rekening houdt met het volgende.
De reclassering heeft op 31 januari 2023 een advies uitgebracht. Hieruit komt het beeld naar voren van een man die zijn leven op orde heeft. Hij is vijftig jaren getrouwd met zijn partner en met haar heeft hij twee kinderen. Ze hebben een koopwoning, geen schulden en krijgen inkomen uit het bedrijf [bedrijf] . Jarenlang waren er geen signalen van incorrect handelen. De huidige verdenking lijkt dan ook te hebben plaatsgevonden in een specifieke context, waarbij voor verdachte sprake was van een verhoogd niveau van psychosociale stress. Zijn zoon was ernstig ziek en betrokkene had hier grote zorgen om. Dit had als gevolg dat verdachte minder scherp handelde dan hij normaal gesproken zou doen. Verdachte omschrijft zijn handelen als ‘naïef, dom en te goed gelovig’. Hij toont berouw. Inmiddels heeft hij, vanwege zijn leeftijd en gezondheid, zijn administratieve werkzaamheden binnen [bedrijf] volledig afgebouwd en verricht hij enkel wat zogenoemde hand- en spandiensten binnen het bedrijf. De reclassering schat, mede gezien de stabiliteit op alle leefgebieden, het recidiverisico laag in en adviseert om verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat zijn zoon enige jaren geleden op het randje van leven en dood heeft gebalanceerd. Als gevolg hiervan was verdachte er op de zaak met zijn hoofd niet echt bij. Hij was niet alert genoeg en heeft te makkelijk gehoor gegeven aan de verzoeken van [medeverdachte] om minder omzetbelasting aan te geven. Verdachte heeft verklaard dat hij hier, achteraf gezien, nooit op in had moeten gaan. Op de rechtbank is de verklaring van verdachte, en het berouw dat hij heeft getoond, oprecht overgekomen.
Verder is gebleken dat de strafrechtelijke vervolging een grote impact heeft (gehad) op verdachte en zijn gezin. Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn partner het voortdurend in gedachten hebben.
Tot slot heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Vanwege deze omstandigheden, meer in het bijzonder de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een taakstraf van 100 uren passend en geboden. Voor de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, moeten hiervan nog een aantal uren worden afgetrokken. De rechtbank heeft er alle vertrouwen in dat de reclassering in staat is om de aard van de werkzaamheden af te stemmen op de leeftijd en lichamelijke gezondheid van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte met de oplegging van voornoemde taakstraf voldoende gestraft voor de misstappen die hij, zonder dat is gebleken van kwalijke intenties gericht op geldelijk gewin, heeft begaan. Bovendien heeft verdachte er naar het oordeel van de rechtbank geen blijk van gegeven om, na deze strafzaak, nog eens met politie en justitie in aanraking te willen komen, door bijvoorbeeld wederom onjuiste belastingaangiften in te dienen. In dit verband acht de rechtbank van belang dat verdachte momenteel geen belastingaangiften meer opmaakt en indient voor klanten van [bedrijf] , maar enkel nog hand- en spandiensten verricht. Gelet op dit alles ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte
onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD / Belastingdienst met dossiernummer 68025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.