ECLI:NL:RBOVE:2023:1253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/08/293311 / KG ZA 23-44
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming woning en overdracht auto in kort geding

In deze zaak heeft Losser Bewind, als bewindvoerder van mevrouw A, een kort geding aangespannen tegen haar zoon, [gedaagde], die nog in de woning van zijn moeder verblijft en haar auto gebruikt. Mevrouw A woont sinds april 2022 in een verzorgingstehuis en kan de kosten van haar woning en auto niet meer dragen. Losser Bewind vordert ontruiming van de woning, medewerking aan de verkoop van de woning en overdracht van de auto, onder oplegging van een dwangsom. De voorzieningenrechter oordeelt dat Losser Bewind voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond en dat [gedaagde] geen recht of titel heeft om in de woning te verblijven of de auto te gebruiken. De vorderingen worden grotendeels toegewezen, met uitzondering van de dwangsom over de ontruiming, die wordt afgewezen. De rechter bepaalt dat [gedaagde] de woning binnen een maand moet ontruimen en de auto binnen drie dagen aan mevrouw A moet overdragen. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/293311 / KG ZA 23-44
Vonnis in kort geding van 6 april 2023
in de zaak van
LOSSER BEWIND B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder van [mevrouw A] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Losser Bewind,
advocaat: mr. M.D. Ubbink te Enschede,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[mevrouw A] , de moeder van [gedaagde] , woont sinds april 2022 (permanent) in een verzorgingstehuis. [gedaagde] woont nog steeds in haar woning en beschikt ook over haar auto. Losser Bewind, de bewindvoerder van [mevrouw A] , vordert ontruiming van de woning, medewerking aan de verkoop en levering van de woning en overdracht van de auto, op straffe van een dwangsom.
1.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Losser Bewind voldoende aangetoond dat [mevrouw A] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Niet is vast komen te staan dat [gedaagde] een recht of titel heeft om in de woning te wonen of de auto te gebruiken. Losser Bewind heeft voldoende onderbouwd dat [mevrouw A] de kosten voor de woning en auto niet meer kan betalen. De vorderingen worden dan ook (grotendeels) toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 maart 2023 met producties,
- de aanvullende productie van Losser Bewind,
- de mondelinge behandeling van 23 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is de zoon van [mevrouw A] . Hij woont in de woning van zijn moeder aan [het adres] in [woonplaats] en staat ook ingeschreven op dit adres.
3.2.
Op 11 november 2020 hebben twee andere kinderen van [mevrouw A] (mevrouw [B] en de heer [C] ) een geldlening van in totaal € 135.000,00 aan [mevrouw A] verstrekt. Ter zekerheid van terugbetaling heeft [mevrouw A] hen een recht van hypotheek op haar woning verleend.
3.3.
In artikel 8 aanhef en onder g van de overeenkomst van geldlening staat:
“Het onafgeloste gedeelte van het verschuldigde kapitaal is, tezamen met de lopende rente, vergoedingen en kosten, terstond in zijn geheel opeisbaar, zonder dat enige waarschuwing, aanmaning, ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst nodig zal zijn, indien:(…)
g. schuldenaar haar huidige woonhuis metterwoon verlaat;”
3.4.
Sinds april 2022 woont [mevrouw A] niet meer in haar woning, maar (permanent) in een verzorgingstehuis.
3.5.
Bij beschikking van 24 juni 2022 is [mevrouw A] onder bewind gesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand en is Losser Bewind als haar bewindvoerder benoemd.
3.6.
Op 15 september 2022 hebben de twee bovengenoemde kinderen van [mevrouw A] een brief naar Losser Bewind gestuurd met de volgende inhoud:
“Op 6-11-2020 leenden wij aan onze moeder [mevrouw A] een bedrag van eenhonderdvijfendertigduizend euro (€ 135.000,00) (…). Nu onze moeder haar woonhuis, [het adres] te [woonplaats] heeft verlaten eisen wij de geldlening per direct op. Zie artikel 8 (opeisbaarheid) paragraaf g, schuldenaar haar huidige woonhuis metterwoon verlaat.”
3.7.
Op diezelfde datum heeft Losser Bewind een brief naar [gedaagde] gestuurd waarin zij hem heeft verzocht om de woning van zijn moeder uiterlijk op 31 december 2022 te verlaten en de auto van zijn moeder (een Mercedes-Benz B 170 met [kenteken] ) uiterlijk voor 4 oktober 2022 over te dragen.

4.Het geschil

4.1.
Losser Bewind vordert – samengevat – dat [gedaagde] de woning van zijn moeder ontruimt, dat hij meewerkt aan de verkoop en levering van de woning en dat hij de auto van zijn moeder overdraagt, een en ander onder oplegging van een dwangsom van € 100,00 per dag(deel) met een maximum van € 100.000,00 als hij niet aan deze vorderingen voldoet, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
Losser Bewind legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning van zijn moeder woont en in het bezit is van haar auto met bijbehorende papieren en sleutels. Volgens Losser Bewind kan [mevrouw A] de woning en auto financieel niet meer dragen en moeten ze zo spoedig mogelijk worden verkocht om de opgeëiste geldlening van twee kinderen van [mevrouw A] , enkele andere schulden en de kosten van het verzorgingstehuis te kunnen betalen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij zijn hele leven (met uitzondering van een tussenperiode van drie jaar) bij zijn ouders heeft gewoond, dat hij zijn vader tot zijn overlijden en zijn moeder tot haar vertrek naar het verzorgingstehuis heeft verzorgd en dat hij een schriftelijke overeenkomst met zijn ouders heeft gesloten waarin zij zijn overeengekomen dat hij zijn leven lang in de woning mag blijven wonen. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij deze overeenkomst op dit moment niet wil overleggen, omdat hij ook geen stukken van Losser Bewind heeft gekregen waar hij om heeft gevraagd. Daarnaast maakt [gedaagde] bezwaar tegen de hypothecaire geldlening van zijn broer en zus aan zijn moeder. Volgens hem was zijn moeder op het moment van het sluiten van de lening namelijk wilsonbekwaam. [gedaagde] heeft echter verklaard dat hij wel bereid is om de maandelijkse rente aan zijn broer en zus te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Losser Bewind ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
5.2.
Losser Bewind stelt dat de woning en auto zo snel mogelijk verkocht moeten worden, omdat [mevrouw A] de kosten daarvoor niet meer kan dragen. Zij heeft dit onderbouwd met een overzicht van de inkomsten en uitgaven van [mevrouw A] , waaruit blijkt dat [mevrouw A] maandelijks een bedrag van € 735,93 tekort komt. Daarnaast stelt Losser Bewind dat de woning en auto zo snel mogelijk moeten worden verkocht, omdat [mevrouw A] (onder meer) een geldlening van € 135.000,00 aan twee van haar kinderen moet terugbetalen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Losser Bewind hiermee voldoende aangetoond dat zij – gelet op de financiële situatie van [mevrouw A] – een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
Ontruiming woning
5.3.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] een recht of titel heeft om in de woning van zijn moeder te (blijven) wonen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet gebleken. [gedaagde] heeft de overeenkomst met zijn ouders waar hij zich op beroept, niet overgelegd, zodat het bestaan en de inhoud daarvan niet kan worden getoetst. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] een ander recht of andere titel voor de bewoning heeft. Dat [mevrouw A] op het moment van het sluiten van de overeenkomst van geldlening wilsonbekwaam was, heeft [gedaagde] op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Losser Bewind voldoende aannemelijk gemaakt dat [mevrouw A] alleen aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen wanneer de woning verkocht wordt en dat zij er daarom belang bij heeft dat [gedaagde] de woning verlaat. Nu [gedaagde] niet bereid is om de woning vrijwillig te verlaten, zal de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming toewijzen. [gedaagde] heeft er geen verweer tegen gevoerd dat de woning bezemschoon en schadevrij met inlevering van alle sleutels moet worden ontruimd, zodat dit deel kan worden toegewezen. [mevrouw A] heeft niet onderbouwd wat onder ‘andere toebehoren’ wordt verstaan, zodat dit deel als onvoldoende bepaald en onderbouwd zal worden afgewezen.
5.4.
De voorzieningenrechter acht de gevorderde termijn van één week voor ontruiming onredelijk kort en zal deze termijn daarom verlengen tot één maand na het vonnis.
Medewerking verkoop woning
5.5.
Losser Bewind wil de woning van [mevrouw A] namens haar verkopen en [mevrouw A] heeft er belang bij dat dit zo spoedig mogelijk gebeurt. Aangezien [gedaagde] nog een maand na dit vonnis in de woning mag verblijven, acht de voorzieningenrechter het van belang dat [gedaagde] in die periode zijn medewerking aan de verkoop van de woning verleent. De vordering daartoe zal dan ook worden toegewezen. Dit betekent ook dat [gedaagde] onder meer moet dulden dat er gedurende die maand verkoopactiviteiten plaatsvinden, zoals onderzoek door een makelaar, bezichtigingen etc. Om executiegeschillen te voorkomen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat [gedaagde] met betrekking tot deze veroordeling pas een dwangsom verbeurt als hij na schriftelijke sommatie, waarin is vermeld welke
concretemedewerking van hem wordt verlangd, deze medewerking niet binnen de daarin gestelde redelijke termijn verleent.
Losser Bewind heeft onvoldoende onderbouwd welke leveringshandeling er van [gedaagde] wordt verwacht bij levering van de woning: hij is immers geen rechthebbende van de woning. De vordering zal op dat punt worden afgewezen.
Overdracht auto
5.6.
[gedaagde] erkent dat hij de betreffende auto (de Mercedes-Benz B 170 met [kenteken] ) in zijn bezit heeft, maar voert aan dat hij de auto heeft betaald en dat deze van hem is. Hij erkent dat zijn moeder de autoverzekering en motorrijtuigenbelasting betaalt, maar volgens hem heeft hij met zijn ouders afgesproken dat zij deze kosten betaalden, zodat hij de auto kon gebruiken om voor hen te zorgen. Deze afspraak blijkt echter nergens uit. Nu Losser Bewind onbetwist heeft gesteld dat de auto op naam van [mevrouw A] staat en zij ook de autoverzekering en motorrijtuigenbelasting betaalt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de auto eigendom van [mevrouw A] is. Aangezien Losser Bewind heeft aangetoond dat [mevrouw A] de kosten voor de auto niet langer kan dragen, heeft [mevrouw A] er belang bij dat de auto aan haar wordt overgedragen zodat deze verkocht kan worden.
Tijdens de procedure is niet duidelijk geworden of [gedaagde] de auto nog (heeft) gebruikt. In welke staat de auto was op het moment dat [gedaagde] aanving met het gebruik van de auto is niet gemotiveerd gesteld. [gedaagde] kan zonder gebruik van de auto door hem niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermindering van de staat van de auto enkel door tijdsverloop. Daarom zal de vordering tot overdracht van de auto worden toegewezen in de staat waarin de auto zich thans bevindt.
Dwangsom
5.7.
De gevorderde dwangsom over de veroordeling tot ontruiming van de woning zal worden afgewezen, omdat Losser Bewind met deze veroordeling al bevoegd is om tot gedwongen ontruiming over te gaan.
5.8.
De gevorderde dwangsom over de veroordeling tot medewerking aan de verkoop van de woning en over de veroordeling tot overdacht van de auto zal worden toegewezen, maar zal worden beperkt tot een maximum van in totaal € 10.000,00.
Proceskosten
5.9.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien Losser Bewind op toevoeging procedeert, zullen geen explootkosten worden toegewezen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Losser Bewind als volgt vastgesteld:
- verschotten (info BRP)
€ 0,71
- griffierecht
€ 86,00
- salaris advocaat
€ 697,00
totaal
€ 783,71

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan [het adres] in [woonplaats] bezemschoon, schadevrij en ontruimd, met inlevering van alle sleutels, binnen één maand na datum van dit vonnis – blijvend – aan [mevrouw A] ter beschikking te stellen,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om – op en conform verzoek hiertoe van hierbij betrokkenen –met in achtneming van overweging 5.5. tijdig en adequaat alle redelijkerwijze nodig te achten medewerking te verlenen aan verkoop van de woning,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om de auto, Mercedes-Benz met [kenteken] , inclusief papieren en sleutels met inachtneming van overweging 5.6. binnen drie dagen na datum van dit vonnis aan [mevrouw A] ter beschikking te stellen,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Losser Bewind een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 6.2 en/of de veroordeling onder 6.3 voldoet, tot een maximum van in totaal € 10.000,00 is bereikt,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Losser Bewind tot dit vonnis vastgesteld op € 783,71,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023.