Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling, waarbij Rentree een pleitnota heeft overgelegd.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de stichting Woningstichting Rentree, de verhuurder. De eiser huurt een woning van Rentree en heeft in een eerdere bodemzaak, die op 21 maart 2023 is behandeld, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toegewezen gekregen. Rentree heeft de ontruiming aangezegd voor 18 april 2023. Eiser heeft in dit kort geding gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 maart 2023 wordt geschorst totdat er in een hoger beroep is beslist.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis en dat de gestelde medische omstandigheden van eiser niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt die een heroverweging van de eerdere beslissing rechtvaardigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het belang van Rentree bij de directe tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het behoud van de woning. Eiser heeft bovendien aangegeven dat hij alternatieve woonruimte heeft bij zijn schoonmoeder, wat de noodzaak voor behoud van de woning verder ondermijnt.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Rentree vastgesteld op € 793,- en deze kosten zijn voor rekening van eiser gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Rentree de ontruiming kan doorzetten ondanks het mogelijk aanhangige hoger beroep van eiser.