ECLI:NL:RBOVE:2023:1294

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
10416046 \ CV EXPL 23-1203
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de stichting Woningstichting Rentree, de verhuurder. De eiser huurt een woning van Rentree en heeft in een eerdere bodemzaak, die op 21 maart 2023 is behandeld, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toegewezen gekregen. Rentree heeft de ontruiming aangezegd voor 18 april 2023. Eiser heeft in dit kort geding gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 maart 2023 wordt geschorst totdat er in een hoger beroep is beslist.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis en dat de gestelde medische omstandigheden van eiser niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt die een heroverweging van de eerdere beslissing rechtvaardigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het belang van Rentree bij de directe tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het behoud van de woning. Eiser heeft bovendien aangegeven dat hij alternatieve woonruimte heeft bij zijn schoonmoeder, wat de noodzaak voor behoud van de woning verder ondermijnt.

De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Rentree vastgesteld op € 793,- en deze kosten zijn voor rekening van eiser gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Rentree de ontruiming kan doorzetten ondanks het mogelijk aanhangige hoger beroep van eiser.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10416046 \ CV EXPL 23-1203
Vonnis in kort geding van 11 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T. Rosbach,
tegen
de stichting WONINGSTICHTING RENTREE,
gevestigd te Deventer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rentree,
gemachtigde: mr. R. Boekhoff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 maart 2023;
- de mondelinge behandeling, waarbij Rentree een pleitnota heeft overgelegd.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] huurt een woning van Rentree. In een eerder tussen partijen gevoerde bodemzaak is bij vonnis van 21 maart 2023 de door Rentree gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen. Rentree heeft de ontruiming inmiddels aangezegd tegen 18 april 2023. [eiser] wil de tenuitvoerlegging van dat vonnis tegenhouden totdat in een nog aanhangig te maken hoger beroep is beslist. Rentree wil het gehuurde vooruitlopend op een hoger beroep alvast ontruimen.
2.2.
De kantonrechter stelt [eiser] in het ongelijk en wijst de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging af.

3.De feiten

3.1.
Sinds 12 juli 2019 verhuurt Rentree aan [eiser] de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
3.2.
Bij vonnis van 21 maart 2023 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden vanwege het niet hebben van hoofdverblijf in het gehuurde. Daarbij is [eiser] veroordeeld om binnen veertien dagen na de datum van het vonnis het gehuurde te ontruimen. Er is nog geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
3.3.
Rentree heeft de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 18 april 2023.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert de tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 maart 2023 te verbieden dan wel te schorsen, totdat in hoger beroep een beslissing is genomen.
4.2.
Rentree voert verweer. Rentree concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het spoedeisend belang is bij een executiegeschil als dit een gegeven. Bovendien heeft Rentree de ontruiming aangezegd tegen 18 april 2023. [eiser] is dus ontvankelijk in zijn vordering.
5.2.
Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2026) geldt in een executiegeschil op grond van artikel 438 Rv het volgende. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zwaarder weegt dan het belang van de executant bij voortzetting van de ten uitvoerlegging van het vonnis. Bij de toepassing van dit uitgangspunt moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. Er is in een executiegeschil dus geen plaats voor herbeoordeling van reeds in de eerdere procedure ingenomen stellingen en het oordeel van de rechter daarover. Daarvoor dient immers de procedure in hoger beroep. De kans van slagen van het aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing. Wel dient de voorzieningenrechter in een executiegeschil te beoordelen of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag, of dat (in het geval dat de rechter in de uitspraak waarvan bij beroep bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voormelde belangenafweging al heeft gemaakt) gemaakt) de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.3.
In het onderhavige geval is sprake van een vonnis waartegen nog geen hoger beroep is ingesteld. De beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is in het vonnis van 21 maart 2023 niet gemotiveerd. Dat betekent dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis toewijsbaar is als er omstandigheden zijn die meebrengen dat het belang van [eiser] bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van Rentree bij de tenuitvoerlegging. Daarbij moet de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of de bestreden beslissing berust op een kennelijke misslag, waarbij hij de kans van slagen van het tegen de eerdere beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing moet laten.
Kennelijke misslag?5.4. [eiser] heeft gesteld dat de kantonrechter in de bodemzaak ten onrechte heeft beslist dat de algemene huurvoorwaarden van toepassing zijn en dat de kantonrechter ten onrechte het verweer van [eiser] te gemakkelijk en zonder motivering heeft gepasseerd. Volgens [eiser] is hij door de kantonrechter onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn standpunten naar voren te brengen. Volgens [eiser] is daarmee sprake van een kennelijke misslag in het vonnis van 21 maart 2023.
5.5.
Een kennelijke juridische of feitelijke misslag in een gewezen vonnis wordt niet lichtvaardig aangenomen. Dat geldt des te meer als het, zoals in dit geval, een op tegenspraak gewezen vonnis betreft. Van een dergelijke misslag kan slechts sprake zijn als de vergissing in het recht of in de feiten zó in het oog springt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan of in het geval dat de motivering van de bewijsbeslissing onbegrijpelijk en/of inhoudelijk tegenstrijdig is. Dat de kantonrechter volgens [eiser] ten onrechte de door Rentree gestelde toepasselijkheid van de algemene huurvoorwaarden op de huurovereenkomst voor waar heeft aangenomen, maakt niet dat sprake is van een kennelijke misslag. [eiser] heeft bovendien verklaard dat het zo kan zijn dat zijn voormalige gemachtigde geen verweer heeft gevoerd tegen de toepasselijkheid van de algemene huurvoorwaarden. De vraag of de kantonrechter de standpunten van partijen al dan niet juist heeft gewaardeerd en/of dat de belangen van [eiser] bij de belangenafweging ondergesneeuwd zijn geraakt, zoals [eiser] stelt, dient in hoger beroep aan de orde te komen. In dit kort geding kan daarop niet worden vooruitgelopen. Dat zou immers neerkomen op een verkapt appel. Dat [eiser] in de bodemzaak een zweem van partijdigheid heeft ervaren, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld, betekent niet dat sprake is van een misslag.
5.6.
De conclusie van het voorgaande is dat geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van 21 maart 2023.
Nieuwe feiten of omstandigheden?
5.7.
Nu er geen sprake is van een kennelijke misslag, kan de beslissing tot ontruiming in het vonnis van 21 maart 2023 slechts worden geschorst als sprake is van – kort gezegd – nieuwe feiten of omstandigheden. In dat geval moet namelijk een nieuwe belangenafweging plaatsvinden. [eiser] heeft in dit verband gesteld dat hij vanwege medische redenen belang heeft bij behoud van de woning. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de gestelde medische gesteldheid niet worden aangemerkt als nieuw feit of nieuwe omstandigheid die zou moeten leiden tot een heroverweging van de eerdere beslissing. [eiser] heeft namelijk in de dagvaarding vermeld dat hij al sinds negen maanden lijdt aan dunnevezelneuropathie en dat hij hiervoor onder medisch toezicht staat. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat hij naar de daarvoor op 27 maart 2023 geplande behandeling in het ziekenhuis, die 24 uur zou duren, niet is gegaan omdat hij daar geen zin in had. De kantonrechter is daarom van oordeel dat dat nieuwe feit niet tot gevolg heeft dat de belangenafweging dit keer wel in het voordeel van [eiser] moet uitvallen. Nog los van het feit dat [eiser] niet heeft uitgelegd waarom zijn medische toestand maakt dat hij belang heeft bij behoud van de woning, geeft het feit dat hij een geplande ziekenhuisopname van 24 uur afzegt omdat hij er geen zin in heeft, te denken. [eiser] heeft verder nog gesteld dat hij psychische problemen heeft, maar dat heeft hij verder niet toegelicht of uitgelegd.
5.8.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat het belang van [eiser] bij behoud van de woning totdat in hoger beroep een beslissing is genomen, niet opweegt tegen de belangen van Rentree bij directe tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 maart 2023. Hoewel [eiser] daarop geen beroep heeft gedaan, heeft de kantonrechter ten slotte nog gekeken of er sprake is van een mogelijke noodtoestand aan de zijde van [eiser] . [eiser] heeft, daarnaar gevraagd door de kantonrechter, geantwoord dat hij beschikt over alternatieve woonruimte bij zijn schoonmoeder. Hieruit blijkt dat van een mogelijke noodtoestand aan de zijde van [eiser] geen sprake is. Daartegenover staat het - door [eiser] niet betwiste - zwaarwegende belang van woningstichting Rentree om het gehuurde, dat een sociale woning betreft en waarvoor zeer lange wachtlijsten bestaan, rechtvaardig te verdelen onder haar doelgroep, namelijk de financieel minder draagkrachtigen in de maatschappij.
5.9.
De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen.
Proceskosten
5.10.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Rentree vastgesteld op € 793,- aan salaris voor de advocaat.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rentree tot dit vonnis vastgesteld op € 793,-,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.