ECLI:NL:RBOVE:2023:1335

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
08/337391-22 en 08/046741-22 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door meerderjarige verdachte met geweld en bedreiging

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot afpersing. De verdachte werd veroordeeld tot 150 dagen jeugddetentie. De zaak kwam voort uit een incident op 26 december 2022, waarbij de verdachte samen met een mededader de aangever, [aangever], heeft bedreigd en mishandeld om hem te dwingen hasj af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van de meeste beschuldigingen, wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot afpersing. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangever en getuigen, die bevestigden dat de verdachte en zijn mededader de aangever hebben geslagen en geschopt terwijl hij weerloos op de grond lag. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld en dat hij in een penitentiaire inrichting voor volwassenen verbleef. De officier van justitie had gevorderd om het volwassenenstrafrecht toe te passen, maar de rechtbank besloot het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de jonge leeftijd en de problematiek van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de aangever, en legde een jeugddetentie op als passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/337391-22 en 08/046741-22 (TUL) (P)
Datum vonnis: 13 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres 1],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A. Kilinç, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:samen met één of meer anderen heeft geprobeerd [aangever] (hierna: [aangever]) af te persen;
subsidiair:samen met één of meer anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 december 2022 te Zwolletezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomenmisdrijf ommet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor geweld en/of bedreiging met geweld[aangever] te dwingen tot de afgifte van hasj en/of drugs en/of andere goederen, in elkgeval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever], in elk geval aan die [aangever]en/of een derde toebehoorde(n)- opzettelijk dreigend een agressieve en/of intimiderende houding tenaanzien van die [aangever] heeft/hebben aangenomen en/of (daarbij)heeft/hebben gezegd: "Je krijgt geen gezeik met ons als je je spullenafgeeft", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen/of- opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntigvoorwerp, aan die [aangever] heeft/hebben getoond en/of- die [aangever] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen hethoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft/hebben geslagen en/ofgestompt en/of geschopt en/of getrapt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2022 te Zwolleopenlijk, te weten, op/aan de Hasselterdijk, in elk geval op of aan de openbare wegen/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniginggeweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [aangever]door die [aangever]- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezichten/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen en/of- (terwijl die [aangever] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (metkracht) op/tegen het hoofd en/of (overige lichaam) te trappen en/ofte schoppen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair aan verdachte ten laste gelegde, te weten het medeplegen van de poging om [aangever] af te persen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het primair ten last gelegde wegens gebrek aan bewijs. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging stelt de verdediging zich op het standpunt dat op basis van de verklaring van verdachte niet gesproken kan worden van openlijke geweldpleging. In het geval de rechtbank tot een andere conclusie komt, stelt de verdediging dat de getuigen op een afstand stonden, waardoor zij niet of niet voldoende hebben kunnen waarnemen wie wat heeft gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever [aangever] verklaart op 26 december 2022 nabij de Hasselterdijk te fietsen, waar hij [naam] (hierna: [naam]) en verdachte tegenkomt. [aangever] kent beide jongens en er ontstaat een woordenwisseling. Verdachte zegt tegen [aangever] dat hij al zijn spullen aan hem moet afgeven. [aangever] weigert dit. Daarna wordt hij op zijn achterhoofd geslagen door [naam] en valt hij op de grond. Op het moment dat [aangever] op de grond ligt, geeft [naam] hem nog een vuistslag tegen zijn oogkas. Vervolgens beginnen zowel [naam] als verdachte in te trappen op het hoofd en de nek van [aangever]. [1] Door zijn armen voor zijn hoofd te houden heeft [aangever] een deel van de trappen afgeweerd. [2]
Verdachte bekent dat hij [aangever] op 26 december 2022 is tegengekomen bij de [adres 2] en dat hij hem een duw heeft gegeven. [3] Alle overige handelingen ontkent verdachte. Verdachte stelt na de duw te zijn gevlucht, omdat hij besefte dat hij in zijn proeftijd liep en dus niet had moeten duwen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op grond van het bewijs dat zich in het dossier bevindt, ongeloofwaardig en niet aannemelijk. De aangifte van [aangever] vindt allereerst steun in de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1]). [getuige 1] verklaart dat hij twee jongens op een andere jongen ziet intrappen. De jongens geven [aangever] volgens [getuige 1] meerdere (elk ongeveer drie) harde trappen tegen zijn hoofd. [aangever] had op het moment van de trappen zijn armen voor zijn hoofd. [getuige 1] herkent de jongens als [naam] en [verdachte]. [4]
Verder ondersteunt de verklaring van getuige [getuige 2] de aangifte. [getuige 2] komt langs op zijn racefiets en ziet twee jongens, naar later blijkt verdachte en [naam], op [aangever] intrappen. [aangever] ligt hierbij op de grond. Getuige [getuige 2] ziet dat de jongens rake trappen geven op het bovenlichaam en in de richting van het hoofd van [aangever]. [5] De beschrijving van de jongens die [getuige 2] geeft, komt overeen met het uiterlijk van de jongens, zoals dit te zien is op de camerabeelden van de JP van den Bent stichting, de woongroep waar verdachte woonachtig is. [6]
Daarnaast vindt de aangifte steun in de verklaring van medeverdachte [naam]. [naam] verklaart dat hij samen met verdachte [aangever] tegenkomt. Verdachte wil hasj hebben van [aangever] en zegt tegen [aangever] dat hij geen klappen krijgt als hij zijn hasj aan verdachte geeft, aldus [naam]. [aangever] wordt vervolgens op de grond geduwd en meerdere malen tegen zijn bovenbeen, arm en zij getrapt door verdachte. [7]
Tot slot wordt de rechtbank in haar overtuiging dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en onaannemelijk is, gesterkt door hetgeen [naam] verklaart over het berichtje dat verdachte naar hem gestuurd zou hebben. Hierin staat vermeld dat [naam] zijn telefoon moet wissen, dat hij alles moet ontkennen en niets tegen de politie moet zeggen. [8] Daar komt bij dat verdachte de simkaart uit zijn eigen telefoon heeft verwijderd, voordat hij werd aangehouden door de politie. [9]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing van [aangever]. De rechtbank acht
nietbewezen dat verdachte hierbij dreigend een mes heeft getoond aan [aangever], nu enkel [aangever] dit verklaart en er geen mes bij verdachte is aangetroffen of dit deel van de verklaring anderszins wordt ondersteund.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2022 te Zwolletezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomenmisdrijf ommet het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelendoor geweld en bedreiging met geweld[aangever] te dwingen tot de afgifte van hasj, dat geheel aan [aangever], toebehoorde- opzettelijk dreigend een agressieve en intimiderende houding tenaanzien van die [aangever] heeft aangenomen en daarbijheeft gezegd: "Je krijgt geen gezeik met ons als je je spullenafgeeft",en/of- die [aangever] meermalen met kracht tegen hethoofd en het overige lichaam heeft geschopt en getraptterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast. Verdachte is een recidivist en zit in een penitentiaire inrichting voor volwassenen. Daarnaast is geen sprake van een gezinssetting of pedagogische invloeden, zodat de indicaties voor het jeugdstrafecht niet meer zwaarder wegen dan andere indicaties voor toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De officier van justitie vordert oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt het adolescentenstrafrecht toe te passen. Daarnaast verzoekt de verdediging, indien het komt tot een strafoplegging, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, geen langere jeugddetentie op te leggen dan de duur van zijn voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op tweede kerstdag schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing van een jongen die hij uit het verleden kende. Verdachte kwam [aangever] tegen op de fiets en heeft hem gedwongen zijn spullen aan hem af te geven. [aangever] weigerde dit, waarna verdachte en [naam] hem naar de grond hebben gewerkt en hem meerdere keren tegen zijn hoofd en bovenlichaam hebben geschopt. Dit alles terwijl [aangever] weerloos op de grond lag. Dat het letsel relatief beperkt is gebleven is een gelukkig toeval geweest. Verdachte heeft zich door zijn handelen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van zinloos geweld op de openbare weg. Geweld in een publieke omgeving zorgt in algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat het feit ook op [aangever] een grote impact heeft gehad blijkt uit zijn aangifte. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 24 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte op 15 september 2022 door deze rechtbank is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, voor een gewapende overval. De proeftijd bedroeg twee jaren, zodat verdachte door het plegen van het onderhavige feit aan het begin van zijn proeftijd wederom de fout in is gegaan. Dit baart de rechtbank zorgen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 17 maart 2023. De reclassering maakt zich zorgen over het psychosociaal functioneren van verdachte en verwijst daarbij ook naar de Pro Justitia rapportage die op 28 juni 2022 voor de hiervoor genoemde strafzaak is uitgebracht. In dat rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van PTSS, borderline trekken in de persoonlijkheid, een licht verstandelijke beperking en cannabisafhankelijkheid. Bij verdachte is sprake van gecompliceerde problematiek en het ontbreekt verdachte (deels) aan ziekte-inzicht. Behandeling hiertoe, in een klinische setting, werd destijds geïndiceerd geacht. Verdachte wilde hier echter niet aan meewerken, zodat door de reclassering toezicht in een ambulant kader is geadviseerd met onder meer als bijzondere voorwaarde het ITB Harde Kern (Plus) traject. Indien verdachte in onderhavige zaak schuldig wordt bevonden acht de reclassering enkel een klinische behandeling geïndiceerd om te kunnen werken aan het terugdringen van het recidiverisico, wat op dit moment wordt ingeschat op hoog. Verdachte wil hier echter pertinent niet aan meewerken. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor bijzondere voorwaarden in een ambulant kader, zonder voorafgaand klinisch traject.
Toepassing adolescentenstrafrecht
De reclassering ziet zowel aanwijzingen voor toepassing van het volwassenenstrafrecht alsook voor toepassing van het jeugdstrafrecht, zodat zij deze keuze overlaat aan de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat er ten opzichte van de vorige zitting weinig is veranderd aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Toentertijd werd toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd. De rechtbank overweegt dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau, de risico’s van zijn handelen niet goed lijkt te kunnen inschatten, impulsief handelt en in het contact jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan dan ook gronden om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van 27 februari 2023, te weten een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, zodat de voorwaarden door blijven lopen en verdachte verder met zijn hulpverlener aan de slag kan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Echter, gelet op de jonge leeftijd en de problematiek van verdachte, die hij zelf niet ziet, maar wel degelijk aanwezig is, is de rechtbank van oordeel dat het toezicht, de behandeling en begeleiding noodzakelijk blijven. De houding van verdachte ter terechtzitting en de problemen die de reclassering heeft ondervonden met betrekking tot het toezicht geven voor een afwijzing van de vordering eigenlijk geen aanleiding, maar de rechtbank maakt zich grote zorgen over verdachte en daarmee samenhangend het recidiverisico. Daarnaast is het hulpverleningstraject pas kort geleden, in juni 2022, gestart. Verdachte is nog jong, kan aan zijn problematiek werken en kan zijn leven met de juiste hulp op orde krijgen. De rechtbank geeft verdachte mee dat hij hiermee een tweede kans krijgt en nu een dubbel gewaarschuwd mens is. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte dit keer de kans pakt om met zijn problematiek aan de slag te gaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77g, 77i Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het
primairbewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
-
wijstde vordering
af;
voorlopige hechtenis
-heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van 26 december 2022, p. 42.
2.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 27 december 2022, p. 45.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 27 december 2022, p. 78.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 26 december 2022, p. 73; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 27 december 2022, p. 70-71.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 26 december 2022, p. 68; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 27 december 2022, p. 65.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2022, p. 56-60.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [naam] van 27 december 2022, p. 84-86.
8.Het proces-verbaal van verhoor [naam] van. 27 december 2022, p. 86-87.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2022, p. 62.