Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 23 maart 2023 waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ;
- de pleitnotities van [gedaagde] .
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De feiten
vooralsnog voor de duur van maximaal 1 jaar” in opslag/depot te houden, waarna de Grond naar een erkende/gecertificeerde verwerker moet worden afgevoerd.
4.Het geschil
5.De beoordeling
mogelijkheiddat het opslagterrein van [eiseres] is verontreinigd met PFAS door of vanwege de direct naastgelegen papier- en kartonfabriek, is onvoldoende om het standpunt van [gedaagde] als waarheid te kunnen aannemen. Bovendien heeft [gedaagde] geen plausibele verklaring gegeven voor het feit dat het grootste deel van de Grond (1.880 m3) wel met PFAS is verontreinigd en het kleinste deel (180 m3) niet, terwijl beide delen op hetzelfde zuidwestelijk gedeelte van het opslagterrein van [eiseres] zijn opgeslagen. De voorzieningenrechter zal het standpunt van [gedaagde] passeren dat uit de e-mail van onderzoeks- en adviesbureau [W] van 4 mei 2021 blijkt dat [eiseres] op haar locatie verschillende grondsoorten door elkaar mengt, waardoor in haar ogen de kans wordt vergroot dat [eiseres] de Grond zelf heeft verontreinigd, omdat [gedaagde] , anders dan zij stelt, deze e-mail niet als productie 11 in het geding heeft gebracht (deze productie betreft de “Melding ongewoon voorval”). Overigens is ook deze vermelding, die enkel een hypothese bevat over de oorzaak van de verontreiniging, onvoldoende om daar in dit stadium de stellige conclusies aan te verbinden die [gedaagde] voorstaat, namelijk dat aannemelijk is dat de verontreiniging bij [eiseres] heeft plaatsgevonden.