ECLI:NL:RBOVE:2023:1416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
08-166654-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met dumbbell tijdens ruzie met echtgenote

De rechtbank Overijssel heeft op 20 april 2023 een 46-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor poging doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 4 juli 2022, toen de man in een ruzie met zijn echtgenote, de moeder van zijn zeven kinderen, een dumbbell van drie kilogram pakte en haar meerdere malen op het hoofd sloeg. Dit gewelddadige gedrag leidde tot ernstige verwondingen bij de vrouw, waaronder barst- en scheurwonden en bloedingen onder de hersenvliezen. De rechtbank oordeelde dat de man zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat zijn echtgenote zou komen te overlijden, hoewel hij geen opzet had op haar dood. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een schadevergoeding van bijna 2.500 euro betalen aan zijn echtgenote. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had maar wel zwakbegaafd is en moeite heeft met integratie in de Nederlandse samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-166654-22 (P)
Datum vonnis: 20 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] (Ethiopië),
nu verblijvende in de PI Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 oktober 2022, 10 januari 2023 en van 6 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Leschot en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. E.J.M.J. Damen, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens
[slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar als gevoegde benadeelde partij door mr. B. Helmich is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer] meermalen met een dumbbell op het hoofd heeft geslagen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2022 tot en met 4 juli 2022 te Vollenhove,
gemeente Steenwijkerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote,
[slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met een dumbbel meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de arm, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2022 tot en met 4 juli 2022 te Vollenhove,
gemeente Steenwijkerland
aan zijn echtgenote, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, heeft toegebracht door meerdere malen, althans eenmaal, met een dumbbel op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te slaan;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2022 tot en met 4 juli 2022 te Vollenhove,
gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan zijn echtgenote, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een dumbbel meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de arm, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het primair ten laste gelegde, omdat niet kan worden vastgesteld hoe hard en op welke wijze verdachte zijn toenmalige echtgenote heeft geslagen met de dumbbell en daarom niet kan worden vastgesteld of er een aanmerkelijke kans was op het intreden van de dood. Ten aanzien van het subsidiair en het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 juli 2022 heeft verdachte meerdere malen met een dumbbell op het hoofd van zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) geslagen. De dumbbell had een gewicht van drie kilogram. Bij [slachtoffer] zijn onder andere twee barst-/scheurwonden, twee huidonderbrekingen en een bloeduitstorting op haar hoofd en bloedingen onder de hersenvliezen geconstateerd.
De overwegingen van de rechtbank
Poging doodslag
Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 april 2023 bekend dat hij [slachtoffer] met een dumbbell heeft geslagen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank niet af dat hij daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer] te doden. Van vol opzet is dus geen sprake. Dit neemt echter niet weg dat wel sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De gerechtelijk deskundige heeft in de forensisch medische letselrapportage van 14 februari 2023 geconcludeerd dat voor het veroorzaken van de geconstateerde barst-/scheurwonden op het hoofd een forse kracht nodig is. De letsels op het hoofd kunnen zijn ontstaan door met een hard voorwerp op het hoofd te slaan, zoals met een dumbbell van drie kilogram, aldus de gerechtelijk deskundige. Uit de letselrapportage volgt ook dat er minimaal viermaal een impact is geweest op het hoofd van [slachtoffer] , waarvan in ieder geval tweemaal met forse kracht gelet op de twee aangetroffen barst-/scheurwonden op het hoofd. Voor wat betreft de kans op dodelijk letsel wordt beschreven dat een forse slag op het hoofd met een dumbbell van drie kilogram een schedelbreuk en ernstige hersenschade kan veroorzaken. Wanneer het hoofd door de slag een zwiepende beweging maakt, kan dat leiden tot hersenbloedingen of een hersenkneuzing. Beide soorten letsel, door de klap of door de zwiepende beweging van het hoofd, kunnen leiden tot ernstige en/of blijvende hersenschade en kunnen fataal zijn.
De rechtbank stelt vast dat met het door verdachte uitgeoefende geweld op [slachtoffer] de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Verdachte heeft met forse kracht met een drie kilogram zware dumbbell op het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Bij elke forse slag bestaat het risico op dodelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waarin zich vitale onderdelen van het lichaam bevinden. Door minimaal viermaal met de dumbbell van drie kilogram gericht op het hoofd van [slachtoffer] te slaan, waarvan in ieder geval tweemaal met forse kracht, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Van de gedragingen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zoveel agressiviteit uitgegaan dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Vollenhove,
gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met een dumbbell meerdere malen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. In de nacht van 4 juli 2022 ontstond een ruzie tussen verdachte en het slachtoffer, [slachtoffer] . [slachtoffer] was destijds zijn echtgenote en is de moeder van zijn zeven kinderen. Tijdens de ruzie heeft verdachte op enig moment een dumbbell van 3 kilogram gepakt en [slachtoffer] daarmee meerdere malen op haar hoofd geslagen. Dit betreft een ernstig gewelddadig feit dat niet alleen een grove inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , maar dat ook evengoed fataal had kunnen aflopen. Daarbij komt dat het incident plaatsvond in haar eigen slaapkamer in de woning waar verdachte samen met zijn gezin woonde, een plek waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig en geborgen zou moeten voelen.
Verdachte heeft de woning direct na het incident verlaten, zonder zich te bekommeren over [slachtoffer] . Hij wist niet of zij nog leefde en heeft haar hulploos achtergelaten. De kinderen hoorden hun moeder gillen en zagen dat verdachte de woning verliet. Eén van de kinderen zag [slachtoffer] vervolgens bebloed op bed liggen. Zij dacht op dat moment dat haar moeder dood was. De kinderen hebben zich uit angst voor hun vader en voor de mogelijke dood van hun moeder opgesloten in de badkamer en belden vervolgens 112. Verdachte heeft met zijn handelen enorme angst en gevoelens van onveiligheid bij zijn kinderen en [slachtoffer] veroorzaakt. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat het incident een grote impact op het leven van [slachtoffer] en de kinderen heeft gehad. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 8 maart 2023. Hieruit komt naar voren dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Over verdachte zijn verschillende rapportages uitgebracht. De rechtbank heeft acht geslagen op de door W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 19 februari 2023, op het door W. de Kruijff opgemaakte milieuonderzoek, en op de adviezen van de reclassering van 28 maart 2023 en 5 april 2023.
Uit de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage volgt dat bij verdachte geen sprake is van een psychiatrische stoornis of een andere stoornis waardoor hij werd beperkt in zijn keuzevrijheid of de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. Gelet daarop is geen behandeladvies gegeven en adviseert de psycholoog het gepleegde feit volledig aan verdachte toe te rekenen. Wel is er reden tot zorg, omdat verdachte op zwakbegaafd intellectueel niveau functioneert, hij veel moeite heeft met het aanpassen aan en het integreren in de Nederlandse cultuur en er als gevolg daarvan problemen zijn op het gebied van de partnerrelatie en ouder-kindrelatie. De psycholoog acht het noodzakelijk dat verdachte hulp krijgt bij verdere inbedding en integratie in de Nederlandse maatschappij en in het contact met zijn kinderen.
In het advies van de reclassering van 28 maart 2023 heeft de reclassering het risico op recidive ingeschat als gemiddeld. Verdachte heeft volgens de reclassering moeite om zich aan te passen aan de Nederlandse cultuur. Dit lijkt hem een bepaald gevoel van onmacht te geven, wat mogelijk heeft meegespeeld in het ontstaan van het delictgedrag en wat in de toekomst tot risico’s kan leiden. Verdachte zal een plek moeten verwerven binnen de Nederlandse maatschappij, wat vanuit zijn zwakbegaafdheid en acculturatieproblematiek lastig zal zijn. Om deze reden is het volgens de reclassering geïndiceerd dat verdachte na een (eventuele) detentieperiode begeleid gaat wonen. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer] met elektronische monitoring. In het advies van 5 april 2023 heeft de reclassering geconcludeerd dat het toepassen van elektronische monitoring mogelijk is en aan de voorwaarden daarvoor voldaan wordt.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de hiervoor omschreven omstandigheden en heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd.
Deze factoren maken dat een gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden is.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd en door de reclassering is geadviseerd,
ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel om daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden. Er is bij verdachte geen stoornis geconstateerd en er is geen behandeladvies gegeven. De geadviseerde voorwaarden zien op praktische hulpverlening voor verdachte die ook op andere wijze kan plaatsvinden. Omdat de rechtbank voor het onderhavige feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden acht, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om thans een contact- en locatieverbod op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 15.709,-- (zegge: vijftienduizendzevenhonderdennegen euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
- kleding: € 50,--;
- matras en beddengoed: € 350,--;
- ziekenhuisvergoeding: € 210,--;
- reiskosten: € 20,46;
- toekomstige reiskosten: € 50,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, met uitzondering van de toekomstige schade. Wat betreft het matras en beddengoed is slechts de helft van het gevorderde bedrag toewijsbaar, omdat verdachte en [slachtoffer] in gemeenschap van goederen waren getrouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het voegingsformulier ontbreekt en niet kan worden vastgesteld door of namens wie de vordering is ingediend. Indien de rechtbank wel toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering, dan moet het bedrag aan immateriële schadevergoeding volgens de raadsman worden gematigd, omdat de gestelde gehoorschade onvoldoende is onderbouwd. Wat betreft de vergoeding van de materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve voor wat betreft de post matras en beddengoed, omdat verdachte en [slachtoffer] in gemeenschap van goederen waren getrouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De omstandigheid dat het voegingsformulier niet is ondertekend door [slachtoffer] , en de vordering is ingediend door middel van een schrijven haar advocaat, staat aan ontvankelijkheid van de vordering niet in de weg.
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting van 6 april 2023 is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . De opgevoerde schadeposten kleding, ziekenhuisvergoeding en reiskosten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde bedragen voor die posten daarom toewijzen. De opgevoerde schadepost matras en beddengoed is voldoende betwist voor wat betreft de helft van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal deze post daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 175,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ten aanzien van de onder de post toekomstige reiskosten opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan dat deze schade daadwerkelijk zal worden geleden. De rechtbank zal [slachtoffer] voor de post toekomstige reiskosten en voor het overige deel van de post matras en beddengoed niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zijde vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De omvang van de opgevoerde immateriële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de medische gevolgen zeer summier zijn onderbouwd, terwijl de omvang ervan namens verdachte gemotiveerd is betwist. Dat neemt niet weg dat op grond van het procesdossier wel voldoende is komen vast te staan dat [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen en op andere wijze in haar persoon is aangetast door verdachte.
De immateriële schadevordering leent zich op dit moment, met de thans gegeven onderbouwing, voor toewijzing van een naar billijkheid vast te stellen bedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 4 juli 2022. Voor het overige levert behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces op, zodat de rechtbank [slachtoffer] daarom voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. [slachtoffer] kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 34 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.455,46 (bestaande uit € 455,46 aan materiële schade en € 2.000,-- aan immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1 primair) van een bedrag van € 2.455,46 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2022);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.455,46, (zegge: vierentwintighonderdvijfenvijftig euro en zesenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige nietontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022300587. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 april 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(…) Ik beken dat ik op 4 juli 2022 mijn toenmalige echtgenote [slachtoffer] met een dumbbell heb geslagen. (…)
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 19 juli 2022, pagina’s 18-20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Plaats delict : [adres] , binnen de gemeente
Steenwijkerland
Pleegdatum/tijd : Op maandag 4 juli 2022 om 00:33 uur (…)
Mijn man heeft mij met een sportijzer geslagen op mijn hoofd. (…)
3.
De forensische medische letselrapportage, opgemaakt door W. Duijst, van 14 februari 2023, pagina’s 1, 6 en 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Betrokkene: [slachtoffer] (verder te noemen betrokkene, BE)
Aan het hoofd zijn een bloeduitstorting, twee barst-/scheurwonden en twee huiddoorbrekingen te zien. (…) Voor het veroorzaken van de barst-/scheurwonden is een forse kracht nodig op de schede. Elke barst-/scheurwond wordt veroorzaakt door een afzonderlijke impact (…) In totaal is dus sprake van minimaal 4 keer een impact op het hoofd. (…)
-Is er iets te zeggen over de kans op dodelijk letsel ten gevolge van het geweld dat op het hoofd is uitgeoefend?
Wanneer met ‘het geweld’ slaan met een dumbell van 3kg op het hoofd wordt bedoeld, dan kan worden gesteld dat het mogelijk is om met een forse slag (of meerdere forse slagen) de schedel te breken en ernstige schade aan de hersenen toe te brengen. Wanneer het hoofd door de slag een zwiepende beweging maakt kan dit leiden tot bloedingen onder de hersenvliezen en hersenkneuzing. Beide soorten letsel kunnen leiden tot ernstige en/of blijvende hersenschade en kunnen fataal zijn. (…)