Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.Samenvatting van dit vonnis
2.De procedure
3.De verdere beoordeling
weldoor [A] is gezet. [A] kan zich vinden in het rapport.
is de handtekening die als van [A] is gezet onder het verslag van 20 april 2020 authentiek?” vertaald naar wat binnen zijn beroepsgroep gebruikelijk is, namelijk: “
met welke mate van waarschijnlijkheid is de betwiste handtekening kennelijk voorstellende de handtekening van betrokkene [A] op een document d.d. 20 april 2020 door [A] geplaatst”.
extreem veel waarschijnlijkeris dat de betwiste handtekening is geplaatst door een willekeurig ander persoon dan dat deze handtekening is geplaatst door [A] .
imitatiekenmerkenaantrof, in de vorm van een onzekere lijnvoering en een onlogische bewegingsomkering. Dat is een zwaarwegende indicatie voor twijfel aan de echtheid van de handtekening.
het extreem veel waarschijnlijkeris dat de betwiste handtekening is geplaatst door een willekeurig ander persoon dan dat deze handtekening is geplaatst door de heer [A] . Dit is een indeling in de hoogste categorie van onwaarschijnlijkheid.
€ 10.937,15onverschuldigd heeft betaald.
€ 106.343,54dat [B] aan schadevergoeding dient te voldoen.
3 december 2018(21:14 uur) een prijsopgave gedaan voor fundering (€ 2.800,00, exclusief materiaal), binnenmuren en buitenmuren metselen (€ 8.200,00 en € 13.800,00 exclusief materiaal) en voegwerk (€ 2.000,00 inclusief materiaal). Totaal € 28.300,00 exclusief btw.
5 december 2018per mail gereageerd op het verzoek om een prijsopgave. In deze mail, die grotendeels hetzelfde is als de mail waar [A] naar verwijst, maar op onderdelen afwijkt, staan de volgende bedragen: binnenmuren € 28.200,00 (exclusief materialen), schoon metselwerk buitenmuur € 33.800,00 (exclusief materialen), voegwerk € 3.500,00 (inclusief materialen). Totaal € 66,000,00 exclusief btw.
[A]is overgelegd.
op € 33.550,00, onderverdeeld in € 27.300,00 wegens herstelwerkzaamheden en € 6.1800,00 wegens benadeling door slechte uitvoering van het werk.
€ 207.521,11aan facturen gestuurd.
€ 161.099,36betaald, waarvan een deel contant. De rechtbank begrijpt uit de optelling op pagina 55 en de overgelegde betalingsbewijzen, dat [A] stelt dat een bedrag van € 77.155,00 contant door hem is betaald.
€ 89.295,00inclusief btw. [3]
€ 60.867,78.
- Een deel van het werk is juist op verzoek van [A] zo uitgevoerd (bijvoorbeeld de verdeling van de gordingen in de kapconstructie, het weglaten van stalen liggers boven kozijnen op de eerste verdieping omdat [A] die niet in het zicht wilde hebben, de dikte van de balken op de garage, het ontbreken van een daktrim aan de dakrand van de garage).
- [B] ontkent dat sprake is van het door [E] genoemde gebrek (bijvoorbeeld de verankering van de balken in de kapconstructie is wel aangebracht, er zijn wel vochtkerende slabben boven de kozijnen aangebracht).
- De door [E] genoemde gebreken zijn geen gebreken omdat het verklaarbaar is (de betonvloeren van eerste en tweede verdieping zijn dikker geworden vanwege de vele wapening in het beton die volgens de gemeente nodig was; de spouwopeningen langs de kozijnopeningen zijn dichtgezet in verband met de later te plaatsen gevelkozijnen).
- Een deel van de genoemde gebreken is door [A] zelf veroorzaakt (de binnenwand van de garage heeft [B] loodrecht gemetseld, waarschijnlijk heeft [A] bij het inrijden van het zand onder de garagevloer, de wand geraakt waardoor deze is ontzet; afwijking in het metselwerk links bovenin de garage is door [A] zelf veroorzaakt doordat hij er met een shovel tegenaan is gereden).
- Een aantal van de genoemde gebreken moest nog worden afgemaakt, maar daar heeft [B] niet de gelegenheid voor gekregen (ontbrekende haakankers in de dakconstructie, ontbrekende muurplaatverankering in de kapconstructie).
Indien de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald of slechts een richtprijs is bepaald, is de opdrachtgever een redelijke prijs verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.”
€ 182.179,43, zo begrijpt de rechtbank.
€ 83.944,30voldaan.
€ 17.365,29contantvoldaan (alinea 39 CvA)
gefactureerde bedragverschilt niet veel van elkaar. Volgens [E] is dat € 207.522.11 en volgens [B] is dat € 205.168,58.
verschuldigde bedrag. [B] heeft immers verschillende bedragen van de gefactureerde bedragen afgetrokken. [B] stelt uiteindelijk dat [A] hem wegens het geleverde werk een bedrag van € 160.679,43 verschuldigd is, [4] [5]
per bankaan [B] heeft betaald, namelijk € 83.944,30.
contante betalingenlopen nogal uiteen.
- Volgens productie 3G (d.d. 26 juli 2019) is contant ontvangen een bedrag van € 6.500,00 en € 2.000,00 en € 9.500,00.
- Volgens productie 3H (d.d. 7 oktober 2019) heeft [A] € 19.000,00 contant betaald, daarna nog eens € 16.000,00 en € 2.000,00. Onderaan deze productie staat echter dat er € 21.000,00 contant is betaald.
- Op productie 3I (d.d. 18 november 2019) staan contant betaalde bedragen, dit telt op tot € 19.770,00.
- In het als productie 15 bij CvA overgelegde kasboek staan ook verschillende contant betaalde bedragen.
- Op pagina 13 van de CvA is een betalingsoverzicht opgenomen.
4.De beslissing
3.58en
3.66te bespreken en verwijst de zaak daartoe naar de rol
26 april 2023voor het opgeven van verhinderdata door beide partijen;
3.66, en verwijst de zaak daartoe naar de rol van
10 mei 2023;