ECLI:NL:RBOVE:2023:168

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
9817625 \ CV EXPL 22-1337
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en ontbinding van overeenkomst bij lekkage van terrasoverkapping

In deze zaak heeft eiser [X] een terrasoverkapping gekocht bij gedaagde [Y]. Na oplevering op 24 november 2020 blijkt er lekkage te zijn. [X] heeft [Y] meerdere keren de kans gegeven om het probleem te verhelpen, maar is ontevreden over de voortgang. Op 12 maart 2021 heeft [X] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en geëist dat [Y] de overkapping verwijdert en schadevergoeding betaalt. [Y] heeft dit afgewezen en vordert op haar beurt betaling van de koopsom van € 17.000. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [X] [Y] onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om het probleem op te lossen, waardoor de ontbinding niet rechtsgeldig is. De vorderingen van [X] zijn afgewezen, terwijl de vordering van [Y] tot betaling van de koopsom is toegewezen. De kantonrechter heeft ook de kosten van het deskundigenrapport toegewezen aan [X], maar [X] is in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9817625 \ CV EXPL 22-1337
Vonnis van 3 januari 2023
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [X] ,
gemachtigde: mr. N.H.M. Poort,
tegen
[Y],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [Y] ,
gemachtigde: mr. E. Hunneman (Inretail Service B.V.),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 5 september 2022.
1.2.
Op de mondelinge behandeling zijn beide partijen en hun gemachtigden verschenen. De gemachtigde van [Y] heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van hetgeen op de zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.

2.Waar het geschil over gaat

2.1.
[X] heeft bij [Y] een terrasoverkapping gekocht. De overeenkomst tussen hen houdt in dat [Y] de benodigde materialen levert en ook zorgdraagt voor de montage van de terrasoverkapping bij het huis van [X] . De terrasoverkapping is op 24 november 2020 opgeleverd, maar [Y] erkent dat er op dat moment nog sprake is van een lekkage. [Y] wil die lekkage verhelpen. [X] vindt dat de lekkage niet voortvarend genoeg is aangepakt. Daarom wil hij in maart 2021 de overeenkomst ontbinden. Toch gaan partijen daarna in gesprek en wordt er besloten om een deskundige te raadplegen over gebreken aan de overkapping. Dat gebeurt in de periode juni 2021- december 2021. [Y] voert daarna aan dat de deskundige aangeeft dat herstel mogelijk is en dat zij dat herstel wil uitvoeren. [X] komt echter met het bericht dat hij geen heil meer ziet in herstel door [Y] . Dat heeft geleid tot deze procedure. Daarin wil [X] vastgesteld zien dat de overeenkomst reeds is ontbonden dan wel dat de overeenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden. Verder wil hij dat [Y] de overkapping verwijdert en alles weer terugbrengt in de oorspronkelijke staat met daarbij de betaling van een schadevergoeding. [Y] is het daar niet mee eens. Zij wil op haar beurt betaling van de koopsom.
2.2.
De kantonrechter komt in dit vonnis tot een afwijzing van de vorderingen van [X] omdat [X] aan [Y] onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om tot herstel over te gaan. Dat oordeel wordt hierna (onder punt 5) toegelicht. Om tot dat oordeel te komen is de kantonrechter uitgegaan van de hierna (onder punt 3) opgesomde vaststaande feiten.

3.De feiten

3.1.
[Y] drijft een onderneming die zich als kleinhandel onder andere bezig houdt met de verkoop van bouwmaterialen, ijzerwaren en gereedschappen en met de verkoop en montage van onder andere woningstofferingsartikelen, meubelen voor binnen en buiten, keukens en sanitaire voorzieningen en tevens werkzaam is als onder andere timmerbedrijf en voegbedrijf.
3.2.
Op 18 mei 2020 heeft [X] als consument bij [Y] een terrasoverkapping (van fabrikant Verano) gekocht voor een koopprijs van € 17.000,= inclusief BTW. [Y] heeft hiervan een orderbevestiging opgemaakt die door [X] is ondertekend. De order heeft betrekking op het leveren van de benodigde materialen en op de montage ervan bij het huis van [X] . Op de overeenkomst zijn de algemene bepalingen van [Y] van toepassing.
3.3.
Op 24 november 2020 wordt de terrasoverkapping door [Y] opgeleverd. Partijen constateren op die datum dat er nog sprake is van lekkage.
3.4.
Op 4 en 7 december 2020 gaat [Y] naar het adres van [X] om het probleem van de lekkage te bekijken. Op 10 december 2020 stuurt [Y] een monteur naar [X] toe ter beoordeling van de constructie.
3.5.
Op 22 januari 2021 komt [Y] samen met een medewerker van de fabrikant van de terrasoverkapping (Verano) bij [X] . Er zijn toen aanpassingen gedaan aan de rubberslab en aan de kitranden. Na regen en opnieuw lekkage wil [Y] nogmaals met Verano langskomen bij [X] , maar [X] wijst dat voorstel af.
3.6.
Op 18 februari 2021 gaat de directeur van [Y] (de heer [A] ) naar [X] toe in verband met het lekkageprobleem. Naar aanleiding daarvan komt [A] op
2 maart 2021 nogmaals langs met een monteur om de overkapping te testen met een waterslang. Op een bepaalde plek is toen nogmaals kit aangebracht om het water tegen te houden.
3.7.
Op 9 maart 2021 stuurt [X] een brief aan [Y] waarin hij schrijft dat hij aan [Y] nog een laatste termijn van 14 dagen geeft om het probleem van de lekkage te verhelpen. Hierop reageert [Y] met een e-mailbericht van 12 maart 2021. Daarin benoemt [Y] dat mondeling was afgesproken dat zij voor 31 maart met een oplossing zou komen. Verder wil [Y] dat [X] eerst 90% van het aankoopbedrag zal betalen voordat [Y] verder werkt aan een oplossing van de lekkage.
3.8.
[X] stuurt vervolgens op 12 maart 2021 een ontbindingsverklaring aan [Y] in verband met de lekkage van de terrasoverkapping. [X] wil dat [Y] de aangebrachte terrasoverkapping weghaalt en dat zij alles terugbrengt in de oorspronkelijke staat. [Y] geeft daar geen gehoor aan.
3.9.
Nader overleg van partijen leidt ertoe dat aan de rechtbank wordt verzocht om een deskundige te benoemen om de kwaliteit van de terrasoverkapping te onderzoeken. De gemachtigde van [X] schrijft daarover aan de directeur van [Y] in een e-mailbericht van 3 juni 2021:
(…) De gedachte is dat op basis van een rapport van een door de rechtbank benoemde onafhankelijke deskundige er een basis is om in overleg met u, en met inachtneming van de bevindingen van de deskundige, tot een oplossing te komen. (…)
3.10.
Bij beschikking van 27 juli 2021 benoemt de kantonrechter een deskundige. De deskundige moet antwoord geven op de vragen welke gebreken zich voordoen aan de terrasoverkapping van [X] , of deze gebreken zijn te herstellen en - als dat laatste het geval is -, hoe dat herstel moet plaatsvinden en welke kosten daarmee gemoeid zullen zijn.
3.11.
Op 10 november 2021 komt de deskundige naar de woning van [X] voor de inspectie van de terrasoverkapping. Daarbij zijn aanwezig de heer en mevrouw [X] , de gemachtigde van [X] (mr. Poort) en de directeur van [Y] (de heer [A] ). De deskundige brengt op 15 december 2021 zijn definitieve deskundigenbericht uit.
3.12.
De deskundige concludeert dat er gebreken bestaan aan de terrasoverkapping. Ten aanzien van de lekkage is daarover in de eindconclusie (onder 7.4 B., pagina 32) geschreven:
“Verder is het kitwerk technisch en esthetisch gezien niet deugdelijk aangebracht, waardoor zich lekkages voordoen”. En “Verder dient men onder de rubberen waterkering/slabbe t.p.v. de inwendige hoek van de aluminium constructie en de glasplaten een kitzoom aan te brengen (…). De slecht aangebrachte kit dient men (…) te verwijderen en opnieuw aan te brengen”. Het rapport gaat ook in op andere gebreken. Onder nummer 8 (pagina 33) staat daarover onder meer geschreven:
“De ligger/daklijst waaraan de bovenrail van de glazenschuifpui is bevestigd buigt in het midden t.o.v. links en recht respectievelijk ca. 13-14 en 5-6 mm door; De schuifpui loopt stroef en loopt vervolgens geheel vast. Hetgeen wordt veroorzaakt door slecht afgestelde wieltjes en met een zeer grote aannemelijkheid ook door de doorbuiging van de ligger/daklijst van de terrasoverkapping; (…)”Volgens het rapport zijn de gebreken te herstellen.
3.13.
Naar aanleiding van het deskundigenrapport stuurt de gemachtigde van [X] op
8 februari 2022 een brief aan [Y] . Hij schrijft daarin onder andere dat de deskundige weliswaar oordeelt dat herstel nog mogelijk is, maar dat [X] daar geen heil meer in ziet. [X] houdt daarom vast aan de al eerder ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding. Hij wil dat [Y] bij wijze vanvan ongedaanmaking de overkapping weghaalt en alles terugbrengt in de oorspronkelijke staat en dat [Y] de kosten voor het deskundigenonderzoek en voor rechtsbijstand betaalt (in totaal € 10.894,84).
3.14.
Bij brief van 22 februari 2022 reageert de door [Y] ingeschakelde rechtsbijstandsverlener. Hij schrijft dat [Y] niet instemt met de ontbinding, dat het onredelijk is dat [Y] niet in de gelegenheid wordt gesteld om het werk te herstellen en dat de klacht van de ligger er pas later bij is gekomen. [Y] wil nakoming van de overeenkomst en betaling door [X] van de koopsom van € 17.000,=.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[X] vordert - samengevat - primair voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst van 18 mei 2020 bij brief van 12 maart 2021 buitengerechtelijk is ontbonden.
Subsidiair vordert hij de ontbinding van de koopovereenkomst in deze procedure. En in beide gevallen vordert hij daarbij veroordeling van [Y] tot ongedaanmaking door verwijdering van het geleverde en herstel van de situatie in de oorspronkelijke toestand, binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis, met veroordeling van [Y] tot betaling van schadevergoeding van een bedrag groot €10.894,84 met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding en met veroordeling van [Y] in de kosten en de nakosten van de procedure.
4.2.
[Y] voert verweer. [Y] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [X] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [X] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [X] in de kosten en de nakosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[Y] heeft een tegenvordering (een vordering in reconventie) ingesteld. Zij vordert - samengevat - veroordeling van [X] tot betaling van de koopsom van €17.000,= met veroordeling van [X] in de kosten en de nakosten van de procedure.
4.5.
[X] voert verweer. [X] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [Y] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [Y] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [Y] in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Consumentenkoop
5.1.
Het gaat hier om een overeenkomst die gekwalificeerd moet worden als een consumentenkoop. Dat volgt uit artikel 5, lid 1 en 4, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (of wel kortweg artikel 7:5 BW). Er is namelijk sprake van een consument die een roerende zaak heeft gekocht bij een bedrijf. De roerende zaak, in dit geval de terrasoverkapping, moest na het sluiten van de overeenkomst nog tot stand worden gebracht (gemonteerd), maar dat staat niet in de weg aan een kwalificatie als consumentenkoop.
Ontbinding in het consumentenrecht
5.2.
Het eerste geschilpunt tussen partijen draait om de ontbinding van de overeenkomst door [X] , eerst bij brief van 12 maart 2021, en vervolgens de herhaling daarvan bij brief van 8 februari 2022. Uit artikel 7:22 BW (lid 1 en 2) in samenhang met artikel 7:21 lid 3 volgt dat ontbinding van de overeenkomst pas aan de orde kan zijn als herstel en vervanging onmogelijk zijn, of niet van de verkoper gevergd kunnen worden, of wanneer de verkoper erin tekortschiet om zijn verplichtingen na te komen binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper.
5.3.
Verderop in dit vonnis zal blijken dat herstel van de terrasoverkapping nog mogelijk is en dat [Y] bereid is om dat herstel uit te voeren. Het gaat hier dus vooral om de termijn waarbinnen nakoming moet plaatsvinden. Die termijn moet redelijk zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [X] die redelijke termijn niet heeft afgewacht en dat hij zowel op 12 maart 2021 als op 8 februari 2022 te snel tot ontbinding is overgegaan. Het maakt daarbij geen verschil of het gaat om gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. In beide gevallen moet er voorafgaand aan ontbinding ten aanzien van het gestelde gebrek een redelijke termijn voor herstel zijn geboden. [X] heeft in dit geval te snel de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen. Die ontbinding kan daarom niet standhouden. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Het probleem van de lekkage en het herstel daarvan
5.4.
De lekkage is de reden geweest dat [X] in zijn brief van 12 maart 2021 de koopovereenkomst wilde ontbinden. De kantonrechter constateert dat er op dat moment een periode van ruim drie maanden was verstreken na de oplevering van de overkapping. Naar het oordeel van de kantonrechter is die termijn te kort om in het geval van herstel van een lekkageprobleem te spreken van een redelijke termijn. Het is immers algemeen bekend dat het opsporen van de oorzaak van een lekkage als gevolg van regen tijdrovend kan zijn en er zijn geen omstandigheden aangevoerd waaruit zou volgen dat dat in dit geval anders is.
5.5.
Bovendien heeft [Y] zich na de oplevering op 24 november 2020 ingespannen om de lekkage te verhelpen. Zij heeft op verschillende momenten (4, 7 en 10 december 2020) medewerkers naar het huis van [X] gestuurd om de situatie te onderzoeken en de lekkage mogelijk te verhelpen. Toen dat niets opleverde heeft de directeur van [Y] in januari 2022 de fabrikant erbij betrokken. Er is daarna tot aan begin maart 2021 geprobeerd om het probleem te verhelpen door het aanbrengen van extra kit, maar ook dat bleek niet afdoende. Hoewel directeur [A] ook toen heeft aangeboden om zich in te spannen voor een oplossing, heeft [X] toch al op 12 maart 2021 een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring aan [Y] gestuurd.
Het deskundigenrapport
5.6.
Vervolgens is van belang dat partijen na 12 maart 2021 gezamenlijk hebben afgesproken dat er een deskundige zou worden ingeschakeld. De kantonrechter heeft op verzoek van [X] een deskundige benoemd en die heeft een onderzoek uitgevoerd. Uit de brief van de gemachtigde van [X] (zie hiervoor onder 3.9) volgt dat het onderzoek was bedoeld om met elkaar tot een oplossing te komen. [Y] mocht er daarom vanuit gaan dat zij na het verschijnen van het deskundigenrapport de kans zou krijgen om tot herstel over te gaan als de deskundige daartoe een mogelijkheid zag.
5.7.
De deskundige heeft in dit geval geconcludeerd dat herstel mogelijk was. Met het herstel van de lekkage zou volgens de schatting van de deskundige een bedrag van € 600,00 gemoeid zijn. Een ander probleem dat door de deskundige is beschreven betreft het doorbuigen van de bovenste ligger. Dat is er mogelijk de oorzaak van dat één of meer van de panelen van de schuifpui niet soepel zijn te verschuiven. De deskundige gaat er weliswaar vanuit dat een zwaardere ligger of een derde staander nodig kunnen zijn om dat probleem te verhelpen maar in het rapport staat ook (onder “Tussenconclusie 4”, pagina 26):
(…) Dit kan men pas concluderen nadat de wieltjes beter zijn afgesteld en men kan zien of het probleem hierdoor is opgelost. (…)[Y] heeft aangegeven dat zij naar aanleiding van het rapport de lekkage wil verhelpen en dat zij in eerste instantie de wieltjes van de schuifpui wil vervangen om te bezien of dat afdoende is voor het andere probleem. Naar het oordeel van de kantonrechter had [X] , gezien het doel van het inschakelen van een deskundige, aan [Y] die mogelijkheid tot herstel moeten bieden. Dat heeft [X] echter niet gedaan. Het bezwaar van [X] dat er een derde staander nodig is en dat hij dat nooit heeft gewild, is te snel ingeroepen en gaat niet op. Weliswaar is het mogelijk dat een zwaardere ligger of een derde staander nodig zijn om de schuifpui soepel te laten schuiven, maar dat probleem staat los van de lekkage (het probleem dat aanleiding was voor de door [X] gewenste ontbinding) en bovendien staat niet vast dat dergelijke vergaande ingrepen, met name een derde staander, noodzakelijk zijn. Het gaat erom dat [X] op
8 februari 2022 opnieuw te snel is geweest met zijn ontbindingsverklaring omdat hij [Y] geen kans voor herstel heeft gegeven.
Slotconclusie
5.8.
De conclusie is daarom dat de grond voor een gehele dan wel gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, ontbreekt. De vordering van [X] om vast te stellen dat ontbinding al rechtsgeldig heeft plaatsgehad en ook die dat de overeenkomst bij vonnis moet worden ontbonden, wordt daarom afgewezen. In het verlengde daarvan moeten ook de vorderingen tot ongedaanmaking en grotendeels ook de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
5.9.
Er bestaat wel grond voor toewijzing van het bedrag dat gemoeid is geweest met het opmaken van het deskundigenrapport. Die kosten heeft [X] moeten maken om de gebreken te laten vaststellen. Op grond van artikel 6:96 BW dient [Y] die kosten te vergoeden. Het gaat om een bedrag van € 4.604,05 voor het rapport en een bedrag van € 85,00 voor het griffierecht in de verzoekschriftprocedure. Verder bestaat aanleiding om een bedrag voor het salaris van de gemachtigde in die procedure volgens het liquidatietarief kanton van € 249,00 toe te wijzen. Het hogere bedrag aan rechtsbijstandskosten dat in dit verband door [X] is gevorderd is onvoldoende onderbouwd en is daarom niet toewijsbaar. Bij elkaar opgeteld wordt een bedrag van € 4.938,05 toegewezen. Dit bedrag dient binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te worden betaald. Bij gebreke daarvan zal [Y] vanaf dat moment de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd zijn.
Proceskosten
5.10.
[X] is in het voorgaande grotendeels in het ongelijk gesteld. Daarom wordt [X] veroordeeld in de kosten van dit deel van de procedure. Deze kosten bedragen tot aan deze uitspraak aan de kant van [Y] een bedrag van € 996,00 voor salaris gemachtigde (liquidatietarief kanton, 2 punten, en € 498,00 per punt).
In reconventie
5.11.
In reconventie heeft [Y] betaling van de koopsom gevorderd. Die vordering is toewijsbaar. De terrasoverkapping is immers geheel geleverd en gemonteerd en er is geen sprake van gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst.
5.12.
De oplevering van de overkapping vond plaats op 24 november 2020. Volgens de betalingsvoorwaarden van [Y] , die op de overeenkomst van toepassing zijn, zou er twee weken voor de levering door haar een factuur worden verstuurd en zou betaling uiterlijk op de dag van levering moeten plaatsvinden. In deze procedure is door [Y] echter geen factuur overgelegd. Onduidelijk blijft daarom of er op enig moment een factuur aan [X] is verstuurd. Wel volgt uit de brief van [Y] van 22 februari 2022 (productie 14 bij dagvaarding) dat [Y] op die datum aanspraak maakt op betaling van de koopsom. Uitgaande van een betalingstermijn van 14 dagen, had betaling uiterlijk op 8 maart 2022 moeten plaatsvinden. Vaststaat dat betaling is uitgebleven. De wettelijke rente is daarom verschuldigd geworden vanaf laatst genoemde datum tot aan de dag van volledige betaling.
5.13.
Aangezien in reconventie de primaire vordering van [Y] wordt toegewezen, behoeft de subsidiaire (voorwaardelijke) vordering geen verdere bespreking.
Proceskosten
5.14.
In reconventie is [X] eveneens in het ongelijk gesteld. [X] wordt daarom veroordeeld in de kosten van dit deel van de procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de kant van [Y] begroot op € 373,00 (liquidatietarief kanton, 2 maal ½ punt en € 373,00 per punt).
In conventie en in reconventie
Nakosten
5.15.
[Y] heeft zowel in conventie als in reconventie vergoeding van nakosten gevorderd. Voor kantonzaken geldt dat voor een vonnis één keer een bedrag aan nakosten kan worden toegekend tot een maximum van € 124,00. Dat bedrag wordt daarom voor nakosten aan [Y] toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [Y] tot betaling aan [X] van een bedrag van € 4.938,05, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis en bij gebreke daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) daarover vanaf dat moment tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [Y] begroot op € 996,00 voor salaris gemachtigde;
6.3.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie
6.4.
veroordeelt [X] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Y] te betalen een bedrag van € 17.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover (als bedoeld in artikel 6:119 BW) vanaf 8 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [Y] begroot op € 373,00 voor salaris gemachtigde;
6.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
In conventie en in reconventie
6.7.
veroordeelt [X] tot betaling van de nakosten aan [Y] voor een bedrag van € 124,00;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023. (ap)