ECLI:NL:RBOVE:2023:1759

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
10145179 \\ CV EXPL 22-2321
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopsom en ontbinding van overeenkomst inzake sauna

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [partij 1] B.V. en [partij 2]. [partij 1] had een sauna geplaatst in de woning van [partij 2], die een koopsom van € 7.500,00 verschuldigd was. [partij 2] stelde dat de sauna kleiner was dan afgesproken en dat er schade was veroorzaakt, waardoor hij de betaling had opgeschort. [partij 1] vorderde betaling van de koopsom, terwijl [partij 2] in reconventie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding eiste. De kantonrechter oordeelde dat [partij 1] niet tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat er geen exacte maatvoering was overeengekomen. De vordering van [partij 1] tot betaling werd toegewezen, en de vorderingen van [partij 2] in reconventie werden afgewezen. [partij 2] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10145179 \\ CV EXPL 22-2321
Vonnis van 9 mei 2023
in de zaak van
[partij 1] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij 1] ,
gemachtigde: mr. drs. N. den Hollander van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[partij 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij 2] ,
gemachtigde: mr. H.J. Koop.

1.De beslissing in het kort

1.1.
[partij 1] heeft een sauna in de woning van [partij 2] geplaatst. [partij 2] stelt dat [partij 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst omdat de sauna kleiner is dan partijen zijn overeengekomen. Verder stelt [partij 2] dat [partij 1] , bij de plaatsing van de sauna, schade heeft toegebracht. Om die reden heeft [partij 2] de koopsom van € 7.500,00 (nog niet) voldaan. [partij 1] vordert in conventie betaling van die koopsom. In reconventie vordert [partij 2] ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van [partij 1] tot betaling van de door haar toegebrachte schade.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat [partij 1] niet is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Niet gebleken is namelijk dat partijen een exacte maatvoering zijn overeengekomen. Dat betekent dat de overeenkomst niet wordt ontbonden (zoals in reconventie gevorderd) en dat [partij 2] de koopsom dient te voldoen. Daartoe wordt hij in conventie veroordeeld. De overige vorderingen in reconventie wijst de kantonrechter eveneens af, nu deze, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [partij 1] , onvoldoende gemotiveerd zijn onderbouwd. [partij 2] moet, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2023,
- de conclusie van antwoord in reconventie, door de rechtbank ontvangen op 31 maart 2023,
- de mondelinge behandeling van 13 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 27 januari 2020 hebben partijen een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, op basis waarvan [partij 1] een sauna in de woning van [partij 2] moest plaatsen tegen betaling van een bedrag van € 7.700,00 door [partij 2] .
3.2.
[partij 1] heeft al eerder, namelijk in 2018, een sauna in een andere (vakantie)woning van [partij 2] geplaatst.
3.3.
Op 27 januari 2020 heeft [partij 1] een mailtje naar de aannemer van [partij 2] , dhr. [naam] , gestuurd. Daar staat onder meer:
“(…) Hierbij de Autocad tekening van Dhr. [partij 2] .
< [bestandsnaam] >”.
De aannemer reageerde daar per mail van 6 februari 2020 het volgende op:
“In de bijlage een tekening van de ruwe binnenmaten van het metselwerk. maten in mm (…)”.
3.4.
Op 9 maart 2020 stuurt [partij 1] een tekening van de sauna naar [partij 2] en zijn aannemer. In de mail staat onder meer het volgende:
“(…) Willen jullie beide hier goed en kritisch naar kijken dat ik niets over het hoofd heb gezien en dat de indeling en maten kloppen.
Bij akkoord gaan wij de sauna in productie zetten. (…)”.
Bij mail van 7 april 2020 reageert [partij 2] op deze mail. Hij schrijft onder meer:
“(…) Indien u de verantwoordelijkheid voor de bouw van onze op maat gemaakte sauna, zonder deze zelf in te meten op u neemt, ga ik akkoord.
Ik wil dan ook benadrukken, dat de verantwoordelijkheid voor de plaatsing van de sauna, bij u ligt. (…)”.
[partij 1] reageert daar op dezelfde dag het volgende op:
“(…) Dat is de hele reden van het sturen van de tekening met maatvoering zodat we zeker weten dat we de juiste maten hebben.
Nu zal ik het bij de planning neerleggen en die zullen contact opnemen voor een inmeet afspraak. (…)”.
3.5.
Op 11 mei 2020 heeft [partij 1] ingemeten in de woning van [partij 2] . Naar aanleiding daarvan heeft [partij 1] een tekening van de sauna gemaakt. Deze tekening heeft [partij 1] per mail van 15 mei 2020 aan [partij 2] toegestuurd. In deze mail staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Hierbij de tekening van de sauna.
Deze graag goed controleren of hij klopt en bij jouw goedkeuring zullen wij deze gaan produceren. (…)”.
[partij 2] reageerde op dezelfde dag op deze mail. Hij schreef, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Heb de tekeningen ontvangen maar het kontroleren laat ik aan jou over, ik heb hier totaal geen verstand van. (…)”.
3.6.
Op 8 december 2021 is de sauna opgeleverd.
3.7.
Partijen hebben afgesproken dat er een bedrag van € 200,00 in mindering wordt gebracht op de hoofdsom, als vergoeding voor een door [partij 1] gemaakt gat voor het display van de sauna. [partij 2] heeft het resterende deel van de hoofdsom, een bedrag van € 7.500,00 onbetaald gelaten.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[partij 1] vordert - samengevat - veroordeling van [partij 2] tot betaling van € 7.500,00, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[partij 1] voert daartoe aan dat [partij 2] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, door de overeengekomen koopprijs niet te betalen.
4.3.
[partij 2] voert verweer. [partij 2] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij 1] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[partij 2] vordert, na wijziging van eis, dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis:
Primair:
I. De tussen [partij 1] en [partij 2] gesloten overeenkomst ontbindt,
II. Voor recht verklaart dat [partij 1] aansprakelijk is voor de door [partij 2] geleden schade,
Subsidiair:
III. [partij 1] veroordeelt tot betaling van geleden schade tot een bedrag van € 3.850,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 december 2021,
Primair en subsidiair:
IV. [partij 1] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.6.
[partij 2] voert daartoe aan dat [partij 1] ondeugdelijk werk heeft afgeleverd en dat [partij 2] als gevolg daarvan schade heeft geleden.
4.7.
[partij 1] voert verweer.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Vaststaat dat de aannemer van [partij 2] muren heeft geplaatst op de plek waar de sauna zou worden geplaatst. Nadat deze muren waren geplaatst, heeft [partij 1] op 11 mei 2020 de ruimte ingemeten en heeft zij een tekening gemaakt van een sauna die past binnen de door de aannemer geplaatste muren (de tekening heeft zij in deze procedure overgelegd als productie 7 bij conclusie van antwoord in reconventie). Die tekening heeft zij op 15 mei 2020 per mail aan [partij 2] toegestuurd. Deze sauna heeft [partij 1] vervolgens besteld en geplaatst. Hierna lopen de lezingen van partijen uiteen. [partij 2] stelt namelijk dat bij de plaatsing bleek dat de sauna niet paste binnen de muren en dat er vervolgens aan de wanden, het plafond en de bank moest worden gezaagd om de sauna passend te maken. Dat resulteerde in een veel kleinere sauna dan partijen waren overeengekomen, aldus [partij 2] . Hij vergelijkt daarbij de in de offerte van 27 januari 2020 opgenomen maatvoering van 188 (l) x 160 (b) x 205 (h) centimeter met de maatvoering van de geplaatste sauna, die volgens hem 160 (l) x 137 (b) x 200 (h) centimeter is.
[partij 1] stelt daarentegen dat alleen het bankje in de sauna is aangepast omdat het resterende vloeroppervlak te klein was om te kunnen zitten. [partij 1] meent dat de sauna uiteindelijk slechts enkele centimeters kleiner is geworden dan de maatvoering zoals opgenomen in de op 27 januari 2020 opgestelde offerte. [partij 1] merkt in dat verband op dat [partij 2] uitgaat van de binnenmaten van de sauna, terwijl de in de offerte opgenomen maten de buitenmaten zijn. [partij 1] verwijst in dat verband naar de tekening van de geplaatste sauna (productie 7 bij conclusie van antwoord in reconventie), waarop zowel de binnen- als de buitenmaten staan.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de door [partij 1] overgelegde tekening van de sauna blijkt dat buitenmaten van de geplaatste sauna 185,5 (l) x 155,0 (b) x 205 (h) centimeter zijn en de binnenmaten 167,1 (l) x 136,6 (b) x 198 (h) centimeter. Dat betekent dat [partij 2] inderdaad lijkt te zijn uitgegaan van de binnenmaten van de sauna en dat de buitenmaten van de sauna, zoals [partij 1] stelt, slechts enkele centimeters kleiner zijn dan de maten die in de offerte zijn opgenomen en dus niet, zoals [partij 2] stelt, veel meer. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter er vanuit gaat dat [partij 1] een sauna heeft geplaatst die paste binnen de door de aannemer van [partij 2] geplaatste muren en die bovendien bijna overeenkwam met de maten zoals opgenomen in de offerte van 27 januari 2020.
5.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de oorzaak van de omstandigheid dat de sauna kleiner is dan de in 2018 gebouwde sauna, zoals [partij 2] die ook in deze woning weer wilde hebben, gelegen lijkt te zijn in de plaatsing van de muren. De vraag die beantwoord dient te worden is de vraag voor wiens rekening en risico dit komt. [partij 2] stelt zich in dit verband op het standpunt dat de aannemer de muren heeft geplaatst in opdracht van [partij 1] en aan de hand van tekeningen die hij van [partij 1] had gekregen. Uit de stukken blijkt dat [partij 1] op 27 januari 2020 per mail een Autocad tekening naar de aannemer van [partij 2] heeft gestuurd. In antwoord daarop heeft de aannemer op 6 februari 2020 de ruwe binnenmaten van het metselwerk aan [partij 1] toegestuurd. Uit de tekening blijkt de volgende maatvoering: 185,5 (l) x 155,0 (b) centimeter (deze tekening is overgelegd als productie 9 bij conclusie van antwoord in reconventie). Afgaand op de stellingen van partijen daarover lijkt de aannemer deze tekening gemaakt te hebben naar aanleiding van de door [partij 1] gestuurde Autocad tekening. Nadat [partij 2] in zijn mail van 7 april 2020 te kennen geeft dat de verantwoordelijkheid van de (juiste) maten bij [partij 1] ligt, stelt [partij 1] op diezelfde dag voor om een inmeetafspraak te maken. Die vindt uiteindelijk plaats op 11 mei 2020. Na de inmeetafspraak heeft [partij 1] tekeningen gemaakt (productie 7 bij conclusie van antwoord in reconventie). De kantonrechter constateert dat de maatvoering in deze tekeningen overeenstemt met de tekening van de aannemer. [partij 2] stelt dat de maatvoering afwijkt van de in 2018 geplaatste sauna en het enige verweer dat [partij 2] op dat vlak voert is dat [partij 1] hem had moeten waarschuwen voor het verschil in de maatvoering ten opzichte van de door hem in 2018 bestelde sauna. [partij 1] heeft gesteld dat zij bij het inmeten slechts een verschil van enkele centimeters constateerde en dat dat geen aanleiding gaf om daar melding van de maken. De kantonrechter constateert dat de tekening van [partij 1] overeenstemt met de tekening van de aannemer en dat beide tekeningen inderdaad slechts enkele centimeters afwijken van de maatvoering van de in 2018 geplaatste sauna, te weten 187,2 (l) x 160,3 (b) x 205 (h) centimeter (productie 6 bij conclusie van antwoord in reconventie). De kantonrechter volgt [partij 1] in haar stelling dat die afwijking zó gering is dat zij daar geen melding van had hoeven maken.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [partij 1] geplaatste sauna enkele centimeters afwijkt van de in 2018 geplaatste sauna. [partij 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen een exacte maatvoering zijn overeengekomen (namelijk de maatvoering van de in 2018 geplaatste sauna) en dat [partij 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door een sauna te plaatsen met andere maten.
De kantonrechter is van oordeel dat, in tegenstelling tot het standpunt van [partij 2] , partijen geen exacte maatvoering zijn overeengekomen. De mailwisseling tussen partijen over de in te plannen inmeetafspraak is niet te verklaren als de maatvoering zo specifiek zou zijn overeengekomen als door [partij 2] wordt gesteld. In dat geval zou de aannemer namelijk de muren aan de hand van de door [partij 1] op 27 januari 2020 gestuurde tekening kunnen plaatsen, want die was volgens [partij 2] van de in 2018 geplaatste sauna, en had [partij 1] de sauna op 27 januari 2020 direct kunnen bestellen en was het inmeten op 11 mei 2020 niet nodig geweest. Dat [partij 2] achteraf constateerde dat, vanwege de reeds door de aannemer geplaatste muren, een sauna met dezelfde afmetingen als de in 2018 geplaatste sauna niet paste, dient dan ook voor zijn eigen rekening en risico te komen. De muur is immers in zijn opdracht door zijn aannemer geplaatst. Dat betekent dat [partij 1] de sauna passend moest maken binnen de geplaatste muren en dat heeft zij gedaan, want de tekeningen van de geplaatste sauna en die van de door de aannemer geplaatste muren komen overeen. Dat leidt ertoe dat [partij 1] heeft voldaan aan de opdracht en dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de zijde van [partij 1] .
5.5.
Het voorgaande betekent dat [partij 2] ten onrechte zijn betalingsverplichting heeft opgeschort en dat hij zal worden veroordeeld tot betaling van de (resterende) hoofdsom van € 7.500,00.
5.6.
Tegen de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is geen zelfstandig verweer gevoerd, zodat deze toegewezen zal worden.
5.7.
[partij 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [partij 1] heeft aan [partij 2] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 750,00 toegewezen.
5.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
7.500,00
- buitengerechtelijke incassokosten
750,00
+
Totaal
8.250,00
in reconventie
5.9.
Nu de kantonrechter in conventie heeft beslist dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de zijde van [partij 1] , is er geen reden voor ontbinding van de overeenkomst. Deze (primaire) vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
[partij 2] vordert verder schadevergoeding voor het ondeugdelijke werk dat [partij 1] heeft afgeleverd, de aanvullende kosten die [partij 2] heeft moeten maken en de herstelwerkzaamheden die zijn uitgevoerd. [partij 2] begroot dit op een bedrag ter hoogte van de helft van de koopsom, te weten € 3.850,00.
5.11.
De kantonrechter overweegt dat de door [partij 2] genoemde schadeposten op geen enkele manier zijn onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [partij 1] heeft [partij 2] te weinig gesteld. Voor verwijzing naar een schadestaatprocedure moet immers aannemelijk worden gemaakt dat er schade is geleden. Nu [partij 2] dat niet aannemelijk heeft gemaakt, zal hij ook niet worden toegelaten tot bewijslevering. Dat betekent dat de door [partij 2] gevorderde verklaring voor recht, wegens gebrek aan belang, zal worden afgewezen. De subsidiaire vordering tot betaling van een schadebedrag van
€ 3.850,00 ligt om voornoemde reden ook voor afwijzing gereed.
5.12.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
5.13.
[partij 2] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [partij 1] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
111,11
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
990,00
(3,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.615,11
5.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [partij 2] om aan [partij 1] te betalen een bedrag van € 8.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 7.500,00, met ingang van 1 april 2021 tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
6.2.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
6.3.
veroordeelt [partij 2] in de proceskosten, aan de zijde van [partij 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.615,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [partij 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.