ECLI:NL:RBOVE:2023:1790

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
C/08/295261 / KG ZA 23-75
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een kort geding met veroordeling in proceskosten en wettelijke rente

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel op 4 mei 2023, hebben eisende partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Hollema, een kort geding aangespannen tegen gedaagde partijen, [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] B.V., die niet verschenen zijn. De eisende partijen hebben hun eis verminderd van € 312.000,00 naar € 283.500,00. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de vordering toegewezen. Gedaagde partijen zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 3.107,38, en zijn ook veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan eisende partijen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De voorzieningenrechter heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat elke gedaagde kan worden gedwongen het volledige bedrag te betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/295261 / KG ZA 23-75
Vonnis in kort geding van 4 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats] ,
4.
[eiser 4],
te [plaats] ,
hierna samen te noemen: [eisende partijen] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. G.J. Hollema te Almelo,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 april 2023 met 14 producties;
- de e-mail van mr. Hollema van 3 mei 2023 met productie 15;
- de mondelinge behandeling van 4 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagden;
- de pleitaantekeningen van [eisende partijen] .

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
2.2.
[eisende partijen] hebben ter zitting hun eis verminderd van € 312.000,00 tot
€ 283.500,00.
2.3.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.
2.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partijen] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
133,38
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
697,00
- overige kosten
0,00
Totaal
3.107,38
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Voorts zal de gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen.
2.6.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisende partijen] tegen kwijting te betalen het bedrag van € 85.776,92 en € 1.975,65 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 85.776,92 vanaf 27 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisende partijen] tegen kwijting te betalen het bedrag van € 283.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 82.500,00 vanaf 19 augustus 2021 tot aan de dag van volledige betaling, de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 66.000,00 vanaf 22 augustus 2021 tot aan de dag van volledige betaling en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 135.000,00 vanaf 1 september 2021 tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partijen] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.107,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van deze uitspraak tot aan de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot aan de dag van volledige betaling,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023. (PS)