4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer: 08/033570-22
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08/033570-22 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft begaan.
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. De rechtbank zal hierna ook een aantal verklaringen opnemen die medeverdachten hebben afgelegd bij de rechter-commissaris. Deze verklaringen zijn echter niet gevoegd in het dossier van verdachte en dienen dan ook niet tot het bewijs zoals opgenomen in de bewijsbijlage.
Op 15 januari 2022 bevond aangever [slachtoffer 1] zich rond 21.30 uur samen met zijn vriend [naam 2] in het Prins Bernhardplantsoen (‘flikkerpark’) in Hengelo. [naam 2] werd gebeld dat zij daar weg moesten omdat verdachte [medeverdachte 1] met een aantal vrienden op zoek was naar aangever. Aangever is toen samen met [naam 2] naar basisschool [basisschool] aan het Apolloplein gegaan. Daar liep een groep jongens op aangever af. [medeverdachte 2] liep als eerste naar voren, sloeg een arm om aangever heen en zei: “hé grote vriend, je moet gaan rennen”. Aangever kreeg daar de kans niet voor omdat hij in zijn buik werd getrapt door verdachte [medeverdachte 1] . Door de trap viel aangever achterover op de grond. Aangever weet nog dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op hem in hebben geslagen en hem hebben geschopt en hij heeft van [medeverdachte 2] gehoord dat hij toen op de grond lag. Volgens aangever werd hij wel een kwartier lang geslagen en getrapt op zijn hoofd. Aangever heeft alleen gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op hem begonnen in te slaan en te schoppen. Daarna heeft hij niks meer gezien omdat hij zijn armen voor zijn heeft hoofd gehouden om zijn gezicht zoveel mogelijk te beschermen en zich klein probeerde te maken. Hij heeft geschreeuwd van de pijn totdat hij buiten bewustzijn raakte.
Volgens een getuige, die anoniem wenst te blijven omdat de groep bekend staat als zeer gewelddadig, ging het om ongeveer 15 à 20 personen. Ze hadden een capuchon op, bivakmutsen op en een mondkapje voor. De getuige zag onder meer dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met zijn allen op aangever afliepen. [medeverdachte 1] gooide aangever op de grond en gaf hem een paar klappen. De getuige zag ook dat [medeverdachte 3] met zijn vuist meerdere malen op het hoofd van aangever sloeg en hem ook meerdere malen tegen het hoofd schopte en ondertussen ‘lekker hè’ riep.
Getuige [getuige 1] zag ongeveer 10 personen in donkere kleding en herkende onder andere [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Ze zag dat de jongens met z’n allen op aangever afliepen en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] aangever meerdere keren vol in het gezicht en op de buik hebben geslagen en geschopt. Dit duurde ongeveer vijf minuten. Nadien zag getuige [getuige 1] dat het gezicht van aangever onder het bloed zat. De lip van aangever was kapot en ook de linkerkant van zijn hoofd. Ook zat zijn gezicht onder de modder. Getuige [getuige 2] heeft onder meer gezien dat [medeverdachte 1] aangever heel vaak heeft getrapt en geslagen, op zijn hoofd en in zijn buik. De getuige zag dat [verdachte] ook op aangever aan het trappen was en ook [medeverdachte 4] trapte en sloeg aangever. Aan het einde ging er nog een jongen die de getuige niet bij naam kent heel heftig door op aangever. Hij sloeg met zijn vuist in op het hoofd van aangever terwijl aangever volgens de getuige was flauwgevallen. Een ander meisje dat ook getuige was, viel ook flauw. [getuige 2] beschrijft de situatie als ‘heel heftig en was bang dat ze aangever dood zouden schoppen’.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij aangever wegduwde en met een vlakke hand in het gezicht sloeg. Toen aangever terug sloeg, trapte [medeverdachte 1] aangever in zijn buik waardoor deze op de grond viel, met zijn hoofd op de grond. Tegenover de rechter-commissaris heeft hij bevestigd dat hij aangever geslagen heeft en hem ook in zijn rug heeft getrapt. [medeverdachte 1] heeft gezien dat anderen aangever op zijn hoofd hebben getrapt. [medeverdachte 4] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij aangever twee klappen en een schop tegen zijn kont heeft gegeven. [medeverdachte 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij er met de hele groep naar toe is gegaan en hij, toen hij bij aangever was wel wist dat het ruzie zou worden. Hij heeft aangever een boks gegeven en gezegd: Ga, maar rennen. Hij liep een stukje weg, hoorde au en keek om. [medeverdachte 2] wist wel dat het vechten zou worden. [medeverdachte 4] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat er ruzie was tussen twee jongens en ze er met een groep naar toe zijn gegaan. Volgens [medeverdachte 4] heeft hij aangever twee keer geslagen en hem een schop onder zijn kont gegeven. Toen gingen er meerdere jongens los op aangever.
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij, terwijl aangever op zijn rug op de grond lag, bovenop hem is gesprongen en hem flinke klappen heeft gegeven. Volgens [verdachte] heeft hij aangever met kracht een flink aantal keren overal op zijn gezicht geslagen met zijn vuisten. [verdachte] hoorde dat aangever aan het schreeuwen was, dat hij huilde en ‘aahhh’ riep. Daarna heeft [verdachte] hem nog anderhalve minuut geslagen. Ook heeft [verdachte] hem nog geschopt. Aangever lag toen op de grond en [verdachte] weet niet meer of aangever op dat moment nog bij bewustzijn was. Volgens [verdachte] heeft hij ‘aangever geschopt zoals je een penalty neemt en goed uitgehaald’. [verdachte] weet zeker dat hij hem tijdens het schoppen geraakt heeft op zijn hoofd, maar weet niet meer hoe vaak. Volgens [verdachte] probeerden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hem de hele tijd van aangever af te trekken en hoorde hij ze zeggen: ‘stop [verdachte] , niet doen’. Tegenover de rechter-commissaris heeft [verdachte] verklaard dat hij een waas voor zijn ogen kreeg.
Nadat het geweld was gestopt, kwam aangever weer bij in de armen van vriend [naam 2] en is hij met de auto naar huis gebracht waar zijn moeder de politie heeft gebeld. Aangever had pijn aan zijn gezicht, een blauw oog en krassen op zijn rug. Uit de medische verklaring van de huisarts leidt de rechtbank af dat verdachte slagen en schoppen tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft gehad, hij het bewustzijn heeft verloren en er bloed zat in zijn linker gehoorgang. Ook was aangever nadien misselijk. Op foto’s van het letsel is onder meer te zien dat aangever moddersporen en verdikkingen die blauw en rood gekleurd zijn in zijn gezicht heeft, rode plekken op zijn linkerschouder en -bovenarm en een rode streek rechts op zijn rug.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever [slachtoffer 1] een paar klappen in zijn gezicht heeft gegeven en ook hard tegen zijn hoofd heeft geschopt. Volgens verdachte had hij zichzelf niet in de hand en weet hij ook niet meer hoe vaak hij aangever heeft geraakt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij veel woede had jegens [slachtoffer 1] , omdat die onder invloed was.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte met deze gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever hebben gehad.
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, de dood, zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Naar vaste rechtspraak kunnen bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Anders dan de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet, namelijk dat verdachte en de medeverdachten met hun handelen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de dood van aangever zou intreden. De rechtbank stelt dat vast op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben aangever - terwijl hij op de grond lag - meermalen met de vuisten in het gezicht gestompt en tegen het hoofd en het lichaam geschopt. [medeverdachte 4] heeft in ieder geval twee klappen en een schop gegeven. Aangever is tijdens het geweldsincident op de grond gevallen en bewusteloos geraakt, waardoor hij zich niet meer adequaat kon verdedigen tegen de geweldsinwerkingen. Dat maakte aangever extra kwetsbaar. De trefkans bij het schoppen tegen het hoofd en het lichaam en toedienen van vuistslagen terwijl aangever op de grond lag was groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen. Er was daarbij een grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals. Aangever is ten gevolge van dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Op basis van alle uitgeoefende, forse geweldshandelingen tezamen en de omstandigheden waaronder, die deels door aangever zelf, maar ook door meerdere getuigen zijn waargenomen en in diverse processen-verbaal beschreven, stelt de rechtbank vast dat gelet op de heftigheid van (in elk geval) dit uitgeoefende geweld op het hoofd en het lichaam van aangever de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Gelet op de wijze van handelen en het feit dat omstanders en zelfs enkele medeverdachten op enig moment het verdere geweld waarmee door verdachte zijn woede op aangever werd gebotvierd, wilden laten stoppen, kan het niet anders dan dat verdachte en medeverdachten zich van deze aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust zijn geweest en deze hebben aanvaard.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient volgens vaste rechtspraak vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij dient rekening gehouden te worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte heeft gezamenlijk en welbewust met de medeverdachten de confrontatie gezocht met aangever en heeft ook zelf fysiek geweld tegen aangever gebruikt. Verdachte is in groepsverband met medeverdachten naar aangever gegaan, waarbij zij met z’n allen tegenover één persoon, aangever, ervoor hebben gezorgd dat aangever niet weg kon en daarna tegen hem geweld hebben gebruikt. Tijdens het geweld tegen aangever was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat zij aangever samen, tegelijkertijd, tegen het lichaam en het hoofd hebben geschopt terwijl hij op de grond lag. Verdachte heeft zich, ook toen aangever al bewusteloos op de grond lag, in het geheel niet gedistantieerd van de situatie en is zelfs nog doorgegaan met forse geweldshandelingen toen de medeverdachten waren gestopt. Nadien is verdachte weggegaan en hebben hij en de medeverdachten aangever gewond en bewusteloos achtergelaten. Gelet op de wijze van handelen past hier geen andere conclusie dan dat verdachte bewust en nauw met de medeverdachten, heeft samengewerkt en een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Parketnummer 08/253714-22
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder parketnummer 08/253714-22 onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 2] en het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van afpersing van een telefoon en een jas en - tegelijkertijd - diefstal van een jas in vereniging heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 januari 2022 fietste aangever [slachtoffer 2] vanuit het centrum van Hengelo (O) naar de Thiemsbrug. Tijdens het fietsen werd hij gebeld door zijn vriend [naam 3] die hem vroeg of hij voor €20,-- cocaïne kon regelen. Bij de Thiemsbrug zag hij drie jongens, twee donker getinte jongens die in het zwart gekleed waren en een iets gezette blanke jongen die een blauw/groen Nike Tech fleece broek en jack droeg. De jongens stonden bij de bewaakte fietsenstalling. Aangever hoorde ze over drugs praten en vroeg of ze wat cocaïne konden regelen. Ze vertelden dat ze dat wel konden regelen en aangever moest lopend met ze meekomen. Ze liepen vervolgens wel meer dan een half uur en kwamen bij een park nabij een woonwijk met aan een kant van het park op de hoek van de straat een gele pinautomaat. Omdat aangever teveel gedronken had, lukte het hem niet om te pinnen. Toen hij weer bij de jongens arriveerden die in het park op hem wachten, kreeg aangever uit het niets een klap tegen zijn hoofd. Alle drie de jongens hebben volgens aangever geslagen en aangever viel op de grond. De blanke jongen pakte daarop zijn groene Lacoste jas en een donkere jongen zijn Iphone.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] heeft de politie een filmpje van 10 seconden aangetroffen waarop het geweld tegen aangever [slachtoffer 2] te zien is. De politie heeft screenshots gemaakt van de beelden en de verbalisant beschrijft dat hij op het filmpje onder meer ziet dat het slachtoffer op de grond ligt met een bebloed gezicht. Het slachtoffer kijkt angstig uit zijn ogen en probeert met zijn handen zijn gezicht te beschermen. De verbalisant beschrijft dat op de beelden te zien is dat het slachtoffer door zowel een persoon die een lichtblauwe broek als met een zwarte broek met witte bies meerdere keren tegen zijn hoofd wordt getrapt. Verdachte heeft bij de politie bevestigd dat hij de jongen in het filmpje is met de lichtblauwe broek die het slachtoffer meermalen trapt. Ook wordt er door een persoon met een zwarte Adidas broek geslagen tegen het hoofd van aangever. Na 10 seconden is op de beelden te zien dat aangever op de grond blijft liggen en niet meer beweegt. Het lijkt alsof aangever als gevolg van de geweldshandelingen bewusteloos is geraakt. Daarna stopt het filmpje. Verdachte [verdachte] heeft bij de politie bevestigd dat aangever daadwerkelijk bewusteloos is geraakt als gevolg van het geweld. Hij weet niet of aangever bewusteloos is geraakt van de laatste trap die hij aangever gaf of dat dit het gevolg was van een vuistslag van een medeverdachte die gelijktijdig werd gegeven. Verdachte en de medeverdachten zijn daarna weggegaan. Omdat hij bang was dat [slachtoffer 2] dood zou zijn, is verdachte 20 minuten later teruggekeerd naar de plaats delict om te checken of [slachtoffer 2] er nog lag.
Tegenover de rechter-commissaris heeft verdachte bevestigd dat hij aangever [slachtoffer 2] klappen en trappen heeft gegeven toen hij op de grond lag.
Aan de hand van het op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen filmpje, heeft de politie mede op grond van de door de medeverdachten gedragen kleding op ander beeldmateriaal
en ambtshalve herkenning weten te achterhalen de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] zijn. Laatstgenoemde draagt een ring aan zijn linker wijsvinger.
Uit de medische verklaring van de huisarts leidt de rechtbank af dat aangever hard is geschopt, tegen zowel het lichaam als het hoofd. Er is een scheurwond op het achterhoofd geconstateerd, een hematoom boven het rechteroog en een kleine bloeduitstorting lateraal op het oogwit. Verder bevindt zich een hematoom op de neus en een hematoom (voetafdruk) op de rug. De wond op het hoofd is gehecht met 7 hechtingen. Aan ouders is een wekadvies gegeven.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 januari 2022 in Hengelo (O) met een groepje van twee of drie personen op aangever [slachtoffer 2] af is gegaan en hem klappen heeft gegeven terwijl hij op de grond lag. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever onder meer twee keer in het gezicht heeft getrapt waardoor het slachtoffer knock-out is gegaan.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte met deze gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever hebben gehad.
Anders dan de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet, namelijk dat verdachte en de medeverdachten met hun handelen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de dood van aangever zou intreden. De rechtbank stelt dat vast op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
[verdachte] heeft met twee medeverdachten aangever meermalen hard geslagen, ook terwijl hij op de grond lag. Ook hebben verdachte en een ander persoon aangever, terwijl hij op de grond lag, , niet alleen meerdere keren tegen zijn lichaam maar ook met kracht tegen zijn hoofd geschopt. Aangever is tijdens het geweldsincident op de grond gevallen waardoor hij zich niet meer adequaat kon verdedigen tegen de geweldsinwerkingen. Dat maakte aangever extra kwetsbaar. Aangever is vervolgens buiten bewustzijn geraakt.
De trefkans bij het schoppen tegen het hoofd en het lichaam terwijl aangever op de grond lag was groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen. Er was daarbij een grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals. Aangever is ten gevolge van dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Op basis van alle uitgeoefende, forse geweldshandelingen tezamen en de omstandigheden waaronder, die deels door aangever zelf, maar ook door verdachte [verdachte] zijn waargenomen en beschreven en ook blijken uit de filmbeelden, stelt de rechtbank vast dat gelet op de heftigheid van (in elk geval) dit uitgeoefende geweld op het hoofd en het lichaam van aangever de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Gelet op de wijze van handelen en het feit dat zelfs verdachte
bang was dat aangever dood was en hij twintig minuten na het geweldsincident terugkeerde naar de plaats delict om dat te controleren, kan het niet anders dan dat verdachte en medeverdachten zich van deze aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust zijn geweest en deze hebben aanvaard.
Verdachte heeft gezamenlijk en welbewust met de medeverdachten de confrontatie gezocht met aangever en heeft ook zelf fysiek geweld tegen aangever gebruikt. Verdachte is in groepsverband met medeverdachten naar aangever gegaan, waarbij zij met z’n allen tegenover één persoon, aangever, ervoor hebben gezorgd dat aangever niet weg kon en daarna tegen hem geweld hebben gebruikt. Tijdens het geweld tegen aangever was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat zij aangever samen, tegelijkertijd, tegen het lichaam en het hoofd hebben geschopt terwijl hij op de grond lag. Pas toen aangever bewusteloos op de grond lag, is verdachte gestopt met de geweldshandelingen en is hij weggegaan en hebben hij en de medeverdachten aangever gewond en bewusteloos hebben achtergelaten. Gelet op de wijze van handelen past hier geen andere conclusie dan dat verdachte bewust en nauw met de medeverdachten, heeft samengewerkt en een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Eendaadse samenloop medeplegen van afpersing en diefstal
Anders dan de verdediging acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen zowel de onder 2 in de eerste plaats tenlastegelegde medeplegen van afpersing van de iPhone en de jas, als de onder 2 in de tweede plaats tenlastegelegde diefstal van de jas wettig en overtuigend bewezen. Zoals hiervoor overwogen was verdachte samen met in ieder geval twee anderen betrokken bij het geweldsincident tegen aangever [slachtoffer 2] . Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat zij door geweld en/of bedreiging met geweld aangever gedwongen hebben tot afgifte van de iPhone en de Lacoste jas, waarbij zij het oogmerk hadden van wederrechtelijke bevoordeling. Volgens aangever had hij te maken met drie jongens, van wie twee met een donkere huidskleur en één met een blanke huidskleur. De donkere jongen vroeg om de code van de telefoon van aangever en heeft de telefoon gepakt, de blanke jongen heeft de jas gepakt. Aangever heeft later de blanke jongen in april 2022 op de kermis gezien in zijn Lacoste jas. [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de Lacoste jas een dag na het incident bij iemand, van wie hij de naam niet wil zeggen, heeft gezien. Op de avond zelf hebben de jongens tegen [medeverdachte 1] gezegd dat ze de Lacoste jas van de man ergens hadden neergelegd. Verdachte heeft in ieder geval verklaard dat hij met een paar anderen, onder wie [medeverdachte 5] , geweld heeft gepleegd tegen aangever. Hij heeft ook verklaard op de kermis te zijn geweest in april 2023, maar dat hij geen groene Lacoste jas heeft.
Dat verdachte met de medeverdachten de Lacoste jas van aangever wilde hebben en dus mede het oogmerk had zich dit goed toe te eigenen, volgt duidelijk en expliciet uit het feit dat aangever door middel van geweld is gedwongen de Lacoste jas en de Iphone af te geven. Dat de Lacoste jas vervolgens ook is weggenomen en dat verdachte daar met medeverdachten voor heeft gezorgd, kan naar het oordeel van de rechtbank ook wettig en overtuigend worden bewezen. Het daadwerkelijk wegnemen van de Iphone van aangever kan op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw - niet bewezen wat aan verdachte onder 3 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen niet af te leiden dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de tenlastegelegde geweldshandelingen tegen
[slachtoffer 3] . Naast de aangifte van [slachtoffer 3] bevat het dossier geen ander bewijs dat in de richting wijst van de verdachte.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van diefstal van twee muziekboxen en een sieraad. Op 14 januari 2022 had haar dochter [naam 12] een feestje gegeven in de woning aan de [adres 3] in Hengelo (O) en er zijn twee muziekboxen (waaronder een Kilburn met rechtsboven een witte verfvlek) en een gouden armband gestolen (uit een nachtkastje in een slaapkamer op de eerste verdieping). Behalve [medeverdachte 6] , waren ook [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [naam 4] , [naam 5] en ene [naam 6] aanwezig. Omdat er onenigheid ontstond over de betaling van lachgas, heeft [medeverdachte 6] de politie gebeld. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zijn toen weggerend. Volgens [medeverdachte 6] en [naam 12] zijn [verdachte] en [medeverdachte 5] tijdens het feestje boven in de woning geweest, [verdachte] zou boven naar de badkamer zijn geweest omdat hij niet lekker was en [medeverdachte 5] heeft bovenaan de trap geknuffeld met de kat.
Uit onderzoek door de politie van de telefoon van verdachte [verdachte] blijkt dat zijn telefoon op 13 februari 2022 te 19:21:46 uur, via bluetooth, contact heeft gemaakt met een apparaat, genaamd Kilburn II. Het bleek te gaan om locatie [adres 4] te Hengelo, waar staat ingeschreven [naam 7] , geboren op [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 2] . Tevens blijkt uit de data van de telefoon van verdachte [verdachte] dat [naam 7] een contact van hem is.
Eén van de Kilburnboxen, een ‘Marshall Kilburn 1’ met rechtsboven een witte verfvlek’, is op 23 oktober 2022 aangetroffen in de woning van mevrouw [naam 8] aan de [adres 4] in Hengelo. Volgens mevrouw [naam 8] was de box sinds maart/april 2022 in haar bezit. De box was achtergelaten door [verdachte] , een vriend van haar zoon [naam 7] . [naam 7] had een aantal vrienden uitgenodigd en ze hebben in de achtertuin muziek geluisterd. Toen de jongens weggingen, is de box achtergebleven. Mevrouw [naam 8] heeft de box bewaard tot deze een keer zou worden opgehaald en had geen idee dat deze van diefstal afkomstig was. [naam 7] heeft tegenover de politie verklaard dat het verhaal van zijn moeder klopt.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 14 januari 2022 samen met onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de woning van aangeefster [slachtoffer 4] in Hengelo (O) is geweest. Vervolgens ontdekt aangeefster dat er twee Kilburn muziekboxen en een gouden armband verdwenen zijn.
Hoewel de verdachte erkent dat hij op 14 januari 2022 in de woning van aangeefster is geweest, ontkent hij bij de diefstal van de muziekboxen en de gouden armband betrokken te zijn geweest. De rechtbank acht dit laatste ongeloofwaardig. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat zijn telefoon in de woning van [naam 7] aan de [adres 4] via bluetooth verbinding heeft gemaakt met de daar later aangetroffen muziekbox (Marshall Kilburn 1’ met rechtsboven een witte verfvlek’). De moeder van [naam 7] heeft verklaard dat verdachte degene is geweest die met deze muziekbox kwam aanzetten toen [naam 7] een aantal vrienden bij haar thuis had uitgenodigd. [naam 7] heeft verklaard dat wat zijn moeder zegt, klopt. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, op een tijdstip in de periode van 14 januari 2022 tot en met 15 januari 2022, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de muziekboxen toebehorende aan [slachtoffer 4] . Voor een bewezenverklaring van diefstal van de gouden armband ontbreekt het naar het oordeel van de rechtbank aan wettig en overtuigend bewijs; de enkele verklaring van aangever is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.