ECLI:NL:RBOVE:2023:2119

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10038691 / CV EXPL 22-2930
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor werkzaamheden en de gevolgen van een niet op orde zijnde administratie

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [eenmanszaak], een bedrag van € 446,89 van gedaagde, dat openstaat van twee facturen, plus incassokosten, rente en proceskosten. Gedaagde voert verweer en stelt dat er afspraken zijn gemaakt over een maximum van € 250,00 per reparatie, maar de kantonrechter oordeelt dat deze afspraak niet is aangetoond. Gedaagde betwist ook de volledige betaling van de facturen, omdat de auto een week in de garage heeft gestaan en eiser zijn administratie niet op orde heeft. De kantonrechter stelt vast dat de werkzaamheden goed zijn uitgevoerd en dat de facturen overeenkomen met het geleverde werk. De vordering tot betaling is niet verjaard, en gedaagde heeft niet aangetoond dat zij schade heeft geleden door het late versturen van de facturen. De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot betaling van de hoofdsom, incassokosten en wettelijke rente. De kosten van de procedure komen voor rekening van gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 7 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
zaaknummer / rolnummer: 10038691 / CV EXPL 22-2930
Vonnis van 7 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [eenmanszaak] ,
zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
eiser, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. L. Pross, advocaat te Enschede,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2022;
- de mondelinge behandeling op 13 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is een samenvatting gegeven van de standpunten van partijen. Het komt erop neer dat [eiser] een bedrag van € 446,89 vordert dat nog openstaat van twee facturen, plus incassokosten, rente en proceskosten. [gedaagde] voert verweer.
hoedanigheid en naam procespartijen
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de rechtspersoonlijkheid van [eiser] en de naam van gedaagde, die met zowel [gedaagde] als [naam] werd aangeduid. Gebleken is dat [eenmanszaak] een eenmanszaak van [eiser] is, zodat de correcte aanduiding van eiser moet zijn [eiser] , handelend onder de naam [eenmanszaak] . Gedaagde gaat ermee akkoord dat dit zo in de kop van het vonnis zal worden opgenomen.
Gedaagde heeft verzocht in het vonnis [naam] te worden genoemd, [gedaagde] was haar meisjesnaam. Aan dit verzoek kan niet worden voldaan.
In het vonnis moet voor natuurlijke personen worden aangesloten bij de in de Gemeentelijke Basis Administratie vermelde naam, en dat is in dit geval [gedaagde] . Dat zij in het dagelijks leven de naam [naam] voert, maakt dat niet anders.
de facturen
2.3
[gedaagde] heeft [eiser] opdracht gegeven tot uitvoering van de werkzaamheden aan haar auto, zoals zijn vermeld op de twee facturen. Dat de werkzaamheden goed zijn uitgevoerd staat niet ter discussie, en ook wordt niet betwist dat de in rekening gebrachte bedragen corresponderen met het werk dat is verricht (arbeidsuren) en de materialen.
afspraken over maximum van € 250,00 per reparatie/beurt
2.4.
[gedaagde] voert als verweer aan dat zij zowel in 2019 als in 2021 had afgesproken dat er eerst zou worden gebeld als de kosten meer dan € 250,00 zouden bedragen, en dat dat niet is gebeurd. [eiser] betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt; dit is volgens hem ook niet realistisch. Bij opdrachtverlening was al besproken welke onderdelen moesten worden vervangen, naast het uitvoeren van een APK keuring, dus als [gedaagde] gesproken zou hebben over een maximum van € 250,00 zou [eiser] gelijk hebben gezegd dat dat niet mogelijk was. De kantonrechter stelt vast dat de gestelde afspraak kennelijk niet op papier is gezet en dat het bestaan ervan ook niet op een andere manier is aangetoond. Van het bestaan van een dergelijke afspraak kan in deze procedure dan ook niet worden uitgegaan.
korting omdat de auto lang in de garage bleef
2.5.
[gedaagde] voert ook aan dat zij niet de gehele factuur voor de werkzaamheden in maart 2019 hoeft te betalen, omdat de auto toen een week bij de garage is blijven staan en zij daardoor schade heeft geleden. [gedaagde] erkent dat de auto lang is blijven staan; er werd gewacht op een bestelde airco pomp.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet heeft onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat zij is gedupeerd doordat zij de auto een week niet kon gebruiken. Zij heeft verklaard dat zij in die periode vanuit huis werkte. Dat zij in die week voor haar werk moest reizen en dat zij kosten heeft moeten maken voor vervangend vervoer, blijkt nergens uit. Bovendien had zij het probleem in dat geval eerst kunnen voorleggen aan [eiser] , zodat hij kon meedenken over een oplossing, en dat is niet gebeurd. Er is dus geen reden om een bedrag in mindering te brengen op het factuurbedrag omdat de auto lang bij de garage is gebleven.
korting omdat [eiser] zijn administratie niet op de orde heeft
2.6.
Het belangrijkste verweer van [gedaagde] is dat zij niet gehouden is om het resterende deel van de facturen te betalen, omdat [eiser] zijn bedrijfsadministratie niet op orde heeft, de facturen te laat heeft verstuurd en zijn communicatie met haar te wensen overliet.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering tot betaling pas verjaart na verloop van vijf jaar en dat daarvan in deze zaak geen sprake is.
In deze zaak is de eerste factuur een jaar na het verrichten van de werkzaamheden ontvangen door [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat zij de factuur op dat moment niet kon betalen omdat zij door corona geen omzet had en dat zij [eiser] daarover heeft gemaild. Dat [eiser] daar niet op dat moment op heeft gereageerd, betekent niet dat de vordering is kwijtgescholden. Als [gedaagde] een duidelijk antwoord wilde op de vraag of en wanneer die factuur moest worden betaald, had zij zelf met [eiser] kunnen bellen of bij de garage kunnen langsgaan.
Terwijl er nog een onbetaalde rekening van € 604,25 openstond heeft [gedaagde] haar auto in oktober 2021 opnieuw naar [eiser] gebracht en opnieuw opdracht gegeven voor diverse werkzaamheden. Dat daarvoor pas in februari 2022 de factuur is toegestuurd, doet niet af aan de verplichting om die te betalen.
[gedaagde] heeft niet duidelijk gemaakt welke schade of welk nadeel zij daadwerkelijk heeft geleden door het late moment van ontvangst van de facturen. Het staat haar natuurlijk vrij om een beroep te doen op coulance en te hopen op een prijsverlaging, maar het kenmerk van coulance is juist dat iemand daar onverplicht toe overgaat. Nu [eiser] niet bereid is om de vordering uit coulance te verminderen, en de kantonrechter hem daar ook niet toe kan verplichten, is [gedaagde] gehouden het geheel te betalen. [gedaagde] zal gezien het voorgaande worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom.
incassokosten en rente
2.7.
Bij brief van 22 maart 2022 is aan [gedaagde] nog een laatste termijn gegeven om de vordering zonder bijkomende kosten te voldoen. Er is niet betaald en [gedaagde] is daarom ook de incassokosten van € 67,03 verschuldigd. Omdat zij in verzuim is met betaling is ook de wettelijke rente toewijsbaar zoals gevorderd.
de kosten van deze procedure
2.8
De kosten van deze procedure zullen moeten worden betaald door [gedaagde] , nu zij in het ongelijk is gesteld. De kosten zijn € 112,30 voor het uitbrengen van de dagvaarding, € 322,00 voor griffierecht en € 264,00 voor salaris gemachtigde, bij elkaar € 698,30.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 528,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 446,89 vanaf 28 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 698,30;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.
(RS(O)