Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief van 22 februari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 19 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.Samenvatting van dit vonnis
Wel is er sprake van ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank wijst schadevergoeding toe voor zover dat redelijk is.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
fiscaal meest gunstige wijze” en voor de “
optimale opbrengst”.
fiscaal meest gunstige wijze” en voor de
“optimale opbrengst” kon worden (her)ontwikkelend, en kon worden overgedragen aan een derde.
- De mail van 19 januari 2021 Van [gedaagden] aan [naam] (productie 9) ziet niet op (de bestemmingswijziging van) het perceel maar op het omzetten van het cafébedrijf in een dagbesteding voor dementerende ouderen.
- De mail van 4 juli 2022 van [betrokkene 1] aan de heer [betrokkene 3] (productie 10) waarin [betrokkene 1] stelt dat hij de belangen van [gedaagden] behartigt, is geen mail waar [gedaagden] in gekend is en toont niet aan dat zij hier weet van hebben.
- De mail van 20 april 2022 van [betrokkene 1] aan [gedaagden] , waarbij hij het principebesluit van de gemeente toestuurt (productie 11) laat zien dat [gedaagden] in elk geval op dat moment op de hoogte werd gesteld van het feit dat De Zegge BV/ [naam] contact had met de gemeente om de bestemming van het perceel te wijzigen. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat [gedaagden] moesten begrijpen dat De Zegge BV/ [naam] zijn werkzaamheden opvatte als uitvoering van een overeenkomst van opdracht. [gedaagden] is niet verteld welke werkzaamheden aan dit principe-besluit zijn voorafgegaan. Zij konden daar hooguit uit afleiden dat er nog wel het een en ander moest gebeuren voordat de bestemming daadwerkelijk gewijzigd kon worden, maar gesteld noch gebleken is dat De Zegge BV hen heeft uitgelegd hoeveel werk dat zou zijn en dat hij daarvoor in het kader van de overeenkomst van opdracht betaald moest worden c.q. dat er externe kosten gemaakt zouden worden.
- Het toesturen van het bodemonderzoek dat [gedaagden] al in hun bezit hadden aan [betrokkene 1] , toont geen overeenkomst van opdracht aan.
- De verklaring van [betrokkene 2] (productie 14) geeft weer hoe hij het heeft ervaren en wat hij met [gedaagden] heeft besproken. Hij verklaart dat hij ervan uitging dat [naam] een opdracht van [gedaagden] had om de verkoop van de grond te regelen. Zelf zou hij pas betaald worden uit de opbrengst van de ijsbaan, dus als het perceel verkocht zou zijn. De rechtbank overweegt dat het heel goed mogelijk is dat [betrokkene 2] gesprekken heeft gehad met [gedaagden] over werkzaamheden, opbrengsten en kosten, zoals hij heeft verklaard, maar waar het om gaat is dat De Zegge BV stelt dat hij bij aanvang van zijn werkzaamheden een overeenkomst van opdracht met hen heeft gesloten met een bepaalde inhoud, en dat kan uit de verklaring van [betrokkene 2] niet worden afgeleid.
- Productie 16 is een mail van [betrokkene 1] aan [gedaagden] d.d. 26 april 2022 over een mogelijke verkaveling van het perceel en mogelijk geïnteresseerden. Ook deze mail kàn in het kader van een opdrachtovereenkomst zijn gestuurd, maar evengoed in het kader van een vriendendienst. Het toont geen overeenkomst van opdracht aan.
- Productie 17 is een mail tussen [betrokkene 1] en een veldecoloog die zich voor zijn onderzoek kan melden bij [gedaagden] . Dat hij zich bij [gedaagden] kan melden, kan niet anders omdat [gedaagden] degene is die bij het perceel aanwezig is.
- Als productie 18 heeft De Zegge BV mails en correspondentie overgelegd van De Zegge BV met derden over dit project. Het toont aan dat De Zegge BV/ [naam] (veel) werk heeft gedaan, maar niet dat [gedaagden] daarvan op de hoogte waren (hetgeen zij ook ontkennen) of dat dit in opdracht van [gedaagden] is gedaan (hetgeen zij eveneens ontkennen).
- Staking horeca onderneming [gedaagden]
- Oprichting [bedrijf 3]
- Verkoop grond ijsbaan.