ECLI:NL:RBOVE:2023:2158

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
08.045851.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor poging doodslag en openlijke geweldpleging in trein en op perron

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen, waaronder een 58-jarige verdachte, die betrokken waren bij een gewelddadig incident op 22 januari 2023. De rechtbank heeft de 58-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor poging tot doodslag. De man duwde het slachtoffer van het perron op de spoorrails, wat bijna fataal afliep toen er een trein over het spoor reed. Twee medeverdachten, mannen van 47 en 44 jaar, zijn veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf voor openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de mannen samen verantwoordelijk waren voor het geweld tegen het slachtoffer, die hen had verdedigd tijdens een eerdere aanval op een jonge vrouw in de trein. Het slachtoffer raakte ernstig gewond en de rechtbank legde de mannen ook een schadevergoeding op van meer dan 8.000 euro aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de rechtsorde, en hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de dronkenschap van de verdachten en de publieke setting van het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.045851.23 (P)
Datum vonnis: 13 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 mei 2023 en 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.F. Dijkman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 januari 2023 heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door [slachtoffer] van het perron te duwen waardoor hij op de spoorrails is terecht gekomen
(primair), dan wel dat verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] toe te brengen
(subsidiair), dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld
(meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2023, in de gemeente Borne ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die (op een perron staande) [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd in de richting van de spoorrails, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op die spoorrails is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2023, in de gemeente Borne ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die (op een perron staande) [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd in de richting van de spoorrails, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de spoorrails is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2023, in de gemeente Borne een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] -vanaf het perron- met kracht in de richting van de spoorrails te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de spoorrails is gevallen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Verdachte (verder ook te noemen [verdachte] ), [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ) en
[medeverdachte 2] (verder [medeverdachte 2] ) zijn allen verdachten in het opsporingsonderzoek dat betrekking heeft op de geweldsincidenten op 22 januari 2023 waarvan [slachtoffer] (verder [slachtoffer] ) slachtoffer is geworden.
Aan verdachte is het hiervoor onder 2. genoemde feit ten laste gelegd. Aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg ten laste gelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van het dossier, hetgeen op de zitting is besproken en de camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier en die op de zitting zijn getoond, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De rechtbank stelt daarbij ook vast dat het proces-verbaal waarin de camerabeelden worden beschreven, overeenkomt met de waarneming van de beelden door de rechtbank ter zitting.
Op 22 januari 2023 stappen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] met een aantal medereizigers op station ‘Enschede Kennispark’ in de trein richting Zwolle. Ook [slachtoffer] stapt daar in diezelfde trein.
Allen zijn naar een voetbalwedstrijd van FC Twente geweest en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] verkeren in kennelijke staat van dronkenschap.
In de trein komt het eerst tot een woordenwisseling tussen een jonge vrouw en een aantal mannen, waaronder [medeverdachte 2] . Op de vraag van de vrouw ‘Hoe noem je mij?’, antwoordt [medeverdachte 1] : ‘Kankerwijf’. Vervolgens richten de mannen zich verbaal agressief tegen haar en gebruiken daarbij meerdere keren woorden met ‘kanker’ er in.
[slachtoffer] zit tijdens het incident in de vierzit achter de vrouw. Hij neemt het voor haar op en zegt tegen de mannen dat ze normaal moeten doen en weg moeten gaan. Hij maakt daarbij met zijn hand een wuifbeweging als ‘ga weg’. Ondertussen wordt de vrouw bedreigd.
[slachtoffer] wuift weer met zijn hand en zegt ‘Flikker op man, wat een grote bek’.
De partner van [medeverdachte 2] hoort dat en gaat naar [slachtoffer] . [medeverdachte 1] loopt gelijk mee.
[slachtoffer] zegt dan ‘Flikker op man en laat die vrouw met rust’. [medeverdachte 2] komt er bij, wringt zich langs zijn partner en gaat voor [slachtoffer] staan die nog op de bank zit. [medeverdachte 1] pakt van achteren [slachtoffer] bij de jas op de schouder en [medeverdachte 2] gaat intimiderend op zeer korte afstand voor [slachtoffer] staan waardoor deze geen kant meer op kan. [medeverdachte 2] schreeuwt, neus tegen neus, scheldwoorden tegen [slachtoffer] en drukt hem met zijn linkerhand op de borst.
[medeverdachte 1] wordt intussen weggetrokken door omstanders.
Hoewel omstanders ook proberen om [medeverdachte 2] in bedwang te houden, ziet deze kans om
[slachtoffer] met vlakke hand in het gezicht te slaan. [medeverdachte 2] wordt vervolgens helemaal wild en slaat meerdere keren met zijn rechterhand en met gebalde vuist in het gezicht van de zittende [slachtoffer] . [medeverdachte 1] dringt zich dan weer naar voren, pakt [slachtoffer] bij de haren en trekt hier hard aan.
Zowel [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] als [verdachte] worden door een servicemedewerker gesommeerd weg te gaan en mee te lopen naar het balkon. In de vijf minuten die de treinreis nog duurt voor de trein in Borne arriveert, worden daar de volgende uitspraken gedaan door:
[medeverdachte 2] : ‘Volgende keer slacht ik hem af, slacht hem helemaal af, grote bek, hij begon mij te slaan he’. ‘Als hij vervolgens kanker loopt te schelden dan maak ik hem af, mien pa heeft dat. Ik slacht hem hartstikke dood’.
[medeverdachte 1] : ‘Hij heeft gewoon heel veel geluk gehad’.
[medeverdachte 2] : ‘Hey hef echt donders veel geluk gehad, met die grote bek van hem want ik slacht hem en ten eerste hij sloeg mij’.
[medeverdachte 1] : ‘Maar goed hij gaat er in Borne uit he, is hij voor mij’.
[medeverdachte 2] : ‘Hij gaat er zo uit, ik ben klaar met hem’. ‘Ik mep er wel op hoor’.
[medeverdachte 1] : ‘Hij gaat er zo aan, hij is zo aan de beurt’.
[medeverdachte 2] : ‘Ik sla hem het licht niet uit zijn ogen maar ik sla hem wel neer’.
[verdachte] : ‘Als die hier in Borne uit stapt is hij aan de beurt’.
[medeverdachte 1] : ‘Hij is aan de beurt zo 100 procent’. ‘Bel de politie maar vast op’.
[medeverdachte 2] : ‘Bel politie, ambulance maar op, alles kun je krieg’n, hij is zo aan de beurt’. En na de opmerking van de servicemedewerker dat het dat echt niet waard is, zegt [medeverdachte 2] : ‘Echt wel, dat ga je meemaken jonguh’. [1]
Op station Borne stappen zowel [slachtoffer] , als [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] uit waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over het perron naar [slachtoffer] rennen, hem van achteren aanvallen en hem klappen geven op zijn hoofd en bovenlichaam. [slachtoffer] komt ten val en krijgt trappen en schoppen tegen zijn bovenlichaam en wordt geduwd. Omstanders springen daarbij tussen de mannen en weten de aanval te stoppen. [slachtoffer] weet dan op te staan en loopt, zichtbaar gedesoriënteerd, naar de rechterkant van het perron naar de rode reling.
Binnen een tijdsbestek van zes seconden na de aanval op het perron door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer] loopt [verdachte] op [slachtoffer] toe, geeft hem een harde duw, terwijl hij ‘dikke mongool’ zegt. [slachtoffer] valt van het perron op het spoor en komt daarbij pijnlijk op het spoor terecht, waarbij zijn linker middelvinger dusdanig beschadigd raakt dat het bot zichtbaar is en er sprake is van een evidente breuk.
[verdachte] loopt door en loopt naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , die iets verderop staan. [verdachte] zegt iets tegen [medeverdachte 2] terwijl [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] partner naar [slachtoffer] kijken die op het spoor ligt en door toegesnelde omstanders overeind en van het spoor afgeholpen wordt. [slachtoffer] heeft dan letsels aan het hoofd, letsel aan de linker heup, ernstig letsel aan de linker middelvinger en ringvinger, en pijn aan de rechter schouder.
De linker middelvinger is gebroken en in het ziekenhuis gespalkt.
Eén minuut en 44 seconden nadat [slachtoffer] op het spoor is geduwd, rijdt over datzelfde spoor een (doorgaande) trein.
De beoordeling
Gezien de tenlastelegging moet de rechtbank de vraag beantwoorden of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] de in de tenlastelegging opgenomen handeling – het opzettelijk geven van een duw tegen het lichaam van [slachtoffer] die als gevolg daarvan op de spoorrails is gevallen – heeft gepleegd en, zo ja, of dit leidt tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag, een poging tot zware mishandeling of een mishandeling.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat kan worden bewezen dat het [verdachte] is geweest die [slachtoffer] op het spoor heeft geduwd. De stelling van de verdediging, dat niet valt uit te sluiten dat het een andere man is geweest die [slachtoffer] op het spoor heeft geduwd, wordt door de rechtbank gepasseerd. Niet alleen heeft geen der getuigen het over de mogelijke betrokkenheid van een tweede duwer, maar ook in het dossier zijn daarvoor geen aanwijzingen te vinden. Het is verdachte zelf die verklaart dat hij op
22 januari 2023 op het perron in Borne iemand een drukkert heeft gegeven. Ook herkent hij zich op de still van de man die nagenoeg onmiddellijk na de duw van de plek des onheils wegloopt.
Het (voorwaardelijk) opzet op de dood
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze handeling aan te merken is als een poging tot doodslag. Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde op de zitting blijkt niet dat [verdachte] vol opzet had op de dood van [slachtoffer] . Dan rijst de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . De vraag die de rechtbank daarvoor moet beantwoorden is of [verdachte] met zijn handelen de (aanmerkelijke) kans op het overlijden van het slachtoffer bewust heeft aanvaard.
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van die vraag, of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. De rechtbank merkt daarbij op dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van het ten laste gelegde opzet de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
- [verdachte] maakte deel uit van hetzelfde groepje als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de trein en was aanwezig bij de geweldplegingen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eerder in de trein.
- [verdachte] stond vervolgens samen met hen op het balkon en nam deel aan het gesprek, waarin betrokkenen elkaar tot verder geweld ophitsten en zei daarbij ‘Als die hier in Borne uit stapt is hij aan de beurt’.
- zes seconden na de aanval van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer] op het perron, die [verdachte] gezien moet hebben nu hij achter [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan de trein heeft verlaten, geeft [verdachte] [slachtoffer] een harde duw, daarbij [slachtoffer] de woorden ‘dikke mongool’ toevoegend.
- het is een feit van algemene bekendheid dat een aanrijding van een trein met een persoon vrijwel altijd een dodelijke afloop heeft.
- het spoor van het traject waarop [slachtoffer] is gevallen betreft een druk bereden treintraject met veel doorgaande goederen- en personentreinen.
- er is sprake van een zeker hoogteverschil tussen de rand van het perron en de onderliggende stalen trainrails en kiezelstenen. Een val vanaf het perron brengt daarom het risico met zich dat ernstig letsel aan bijvoorbeeld het hoofd of de benen wordt veroorzaakt, waardoor het slachtoffer niet in staat is zelfstandig en snel het perron op te klimmen en zich aan een aanrijding te onttrekken. Dat risico heeft zich hier ook verwezenlijkt nu [slachtoffer] door de val letsel heeft opgelopen waardoor hij niet zelfstandig het perron kon opklimmen.
- als gevolg van de geweldplegingen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] luttele seconden eerder, was [slachtoffer] gedesoriënteerd op het moment dat hij de duw kreeg.
- één minuut en 44 seconden nadat [slachtoffer] op het spoor is geduwd rijdt over datzelfde spoor een doorgaande trein.
- binnen dat korte tijdsbestek van slechts 104 seconden hebben omstanders het geblesseerde slachtoffer, dat vóór de val al gedesoriënteerd was en niet bij machte was om eigenstandig het spoor te verlaten, van het spoor gehaald.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] door [slachtoffer] een harde duw in de richting van het spoor te geven, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] na de val op de rails door een naderende trein zou worden overreden en dat [verdachte] die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] en de rechtbank acht daarmee het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 januari 2023, in de gemeente Borne, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die op een perron staande [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd in de richting van de spoorrails, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op die spoorrails is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan elf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren. Met daarnaast een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
Verdachte heeft zich op 22 januari 2023 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer vanaf het perron op het spoor te duwen. Eén minuut en 44 seconden na de val van het slachtoffer op de rails is een trein over datzelfde spoor gereden. In die krappe tijdspanne is het geblesseerde en gedesoriënteerde slachtoffer door omstanders uit zijn uiterst penibele situatie geholpen. Verdachte heeft geen helpende hand uitgestoken. In tegendeel, blijkens de camerabeelden stonden hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] toe te kijken terwijl anderen doende waren de man te helpen die door zijn toedoen in zeer zorgelijke omstandigheden verkeerde.
Voorafgaand aan dit incident, dat moet worden gezien als het sluitstuk van een reeks aan zinloos geweld dat het slachtoffer is overkomen, is het slachtoffer mishandeld in de trein en op het perron in Borne. [slachtoffer] had de moed om mensen die in beschonken toestand een jonge vrouw lastigvielen aan te spreken op hun agressieve gedrag. Vervolgens werd hij zelf het doelwit van herhaaldelijk geweld, gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op het balkon, na het eerste geweldsincident, bespraken de drie verdachten zonder enige terughoudendheid of zelfreflectie hoe zij het slachtoffer in Borne te grazen zouden nemen. Een voornemen dat zij ook daadwerkelijk ten uitvoer hebben gebracht. Nadat het slachtoffer in Borne was uitgestapt is hij op het perron nogmaals aangevallen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Verdachte wist dat alles, omdat hij er getuige van was en bovendien had deelgenomen aan het gesprek op het balkon waarin [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en hijzelf elkaar ophitsten tot verder geweld.
Toen het slachtoffer, na de tweede aanval, was opgekrabbeld en gedesoriënteerd over het perron liep, was het nog niet genoeg, maar gaf verdachte hem de duw waardoor hij op het spoor viel. Verdachte verkeerde naar eigen zeggen op dat moment onder dusdanige invloed van alcoholhoudende drank dat hij naar eigen zeggen niets meer weet van wat er in de trein en op het perron heeft plaatsgevonden. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer zwaar aan.
Door aldus te handelen heeft verdachte een bijzonder gevaarlijke situatie voor het slachtoffer doen ontstaan en hem doodsangst bezorgd. Slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen gaan vaak nog lang gebukt onder de psychische gevolgen daarvan, hetgeen in dit geval ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting door het slachtoffer is voorgelezen. Dat het slachtoffer de gewelddadige aanval van verdachte heeft overleefd, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte is te danken. Het slachtoffer heeft door het geweld fors letsel aan zijn middelvinger opgelopen en nog niet is bekend of hij zijn vinger kan behouden of dat deze geamputeerd moet worden met alle gevolgen van dien.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat het feit aan het begin van de avond op het perron van een op dat moment druk station heeft plaatsgevonden – FC Twente had die middag een thuiswedstrijd gespeeld en vele supporters stapten in Borne uit – en meerdere omstanders hiervan getuige zijn geweest. Dergelijke feiten schokken de rechtsorde en versterken in het algemeen de maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 12 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte geen eerdere politie- en justitiecontacten heeft gehad.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 17 mei 2023, opgesteld door H. Hagenbeek, reclasseringswerker. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte fulltime werkte en een fervent FC Twente supporter was. Eens per twee weken ging hij naar een thuiswedstrijd van FC Twente en dronk dan alcohol. Verdachte merkte in het afgelopen jaar dat alcoholgebruik toenam en dat hij zich naderhand niets meer kon herinneren. Omdat verdachte ook tijdens het bewezenverklaarde feit hevig onder invloed van alcohol was, is ook sprake van een direct verband tussen alcoholgebruik en het delictgedrag.
Op basis van de afgenomen verdiepingsdiagnostiek is bij verdachte sprake van een laagbegaafd niveau en beperkte coping. Verdachte staat open voor hulpverlening en is gemotiveerd om abstinent te blijven van alcohol. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte daarvan ook abstinent gebleven. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en zij adviseert om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod met het slachtoffer en het meewerken aan middelencontrole, op te leggen.
De straf
Een poging tot doodslag kent verschillende vormen en uit de verklaring van verdachte ter zitting begrijpt de rechtbank dat verdachte nimmer op de dood van het slachtoffer uit is geweest. Dit neemt niet weg dat het handelen van verdachte, door vanuit het niets aangever een zodanige duw te geven dat deze op de spoorrails is gevallen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht was op de dood van aangever.
Gezien de ernst van het gepleegde feit, besloten in de bewezen verklaarde poging tot doodslag, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank rekening met hetgeen over de persoon van verdachte is geschreven door de reclassering en haar afdoeningsadvies daar waar deze het opleggen van voorwaarden betreft.
Alles afwegende acht de rechtbank voor het bewezenverklaarde feit het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk op te leggen deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden en de proeftijd bepalen op twee jaren.
De voorlopige hechtenis
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft per 24 maart 2023 de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden voor onbepaalde tijd geschorst. Gezien het bewezenverklaarde feit, de duur van de aan verdachte opgelegde vrijheidsbenemende straf en het feit dat de gronden voor de voorlopige hechtenis naar het oordeel van de rechtbank nog steeds aanwezig zijn, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij wordt bijgestaan door mr. M. van de Velde, advocaat in Utrecht. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 9.649,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische behandelingen € 281,86;
- gederfde inkomsten € 751,75;
- reiskosten € 205,39.
- toekomstige schade € 1.440,--
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.000,-- gevorderd.
Aan proceskosten wordt een bedrag van € 1.016,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met dien verstande dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hoofdelijk tot betaling van de schadevergoeding worden veroordeeld.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering voor zover die betrekking heeft op vergoeding van materiële schade, behoudens de gevorderde reiskosten, gemotiveerd betwist. De vordering tot vergoeding van immateriële schade moet volgens de verdediging worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de vordering stelt de rechtbank het volgende voorop.
Op grond van artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering jo artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een benadeelde partij een vordering indienen als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van artikel 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel (artikel 6:95, eerste lid, BW).
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding betrekking heeft op het letsel dat [slachtoffer] door zowel de openlijk geweldpleging in de trein en op het perron als door de val op het spoor heeft geleden.
[slachtoffer] had letsels aan het hoofd, aan de linker heup, letsel aan de linker ringvinger en pijn aan de rechterschouder. Zijn linker middelvinger is gebroken en in het ziekenhuis gespalkt. Over het letsel aan zijn middelvinger heeft [slachtoffer] verklaard dat toen hij op het spoor lag, hij overal pijn voelde en ook meteen bloed zag. Ook zag hij het bot van zijn linker middelvinger en de bovenkant van de vinger lag eraf.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat de gevorderde vergoeding die betrekking heeft op de geleden schade aan de vinger, ten laste van verdachte moet komen, omdat hij degene is die die door [slachtoffer] geleden schade heeft veroorzaakt.
Evenzo geldt dit voor de gevorderde toekomstige schade voor zover deze betrekking heeft op de schade aan de vinger en die bovendien op een alleszins redelijk bedrag van € 420,-- is begroot. De rechtbank zal dan ook de gevorderde schade die betrekking heeft op het letsel aan de vinger toewijzen.
Medische behandelingen en toekomstige schade in verband met medische behandelingen
Ten aanzien van de overige gevorderde schade en toekomstige schade in verband met medische behandelingen is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet is vast te stellen door welke geweldshandeling die geleden schade is ontstaan. Is de schade ontstaan als gevolg van het openlijk geweld in de trein en/of op het perron, als gevolg van de duw waardoor [slachtoffer] op het spoor is gevallen of is de schade ontstaan door de openlijke geweldpleging, verergerd door de val op het spoor? Evenzo geldt dit voor de gevorderde toekomstige schade die voortvloeit uit het letsel aan de schouder. De rechtbank is van oordeel dat die schade en de daarmee samenhangende toekomstige schade onvoldoende is onderbouwd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gederfde inkomsten
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade van € 721,75 kan worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zijn als rechtstreekse schade aan de te merken.
Reiskosten
De opgevoerde schadepost is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 205,39 toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat in het bewezenverklaarde feit op zichzelf al besloten ligt dat het gaat om een traumatische ervaring voor het slachtoffer. Daarnaast heeft het slachtoffer ernstig lichamelijk letsel aan het geweld overgehouden. De gevolgen raakten niet enkel zijn dagelijkse leven maar hebben ook mentaal grote impact op hem gehad. Nog steeds leeft het slachtoffer in angst dat hij zijn belagers weer tegenkomt. Vanwege de angstklachten en verhoogde prikkelbaarheid na de mishandeling heeft het slachtoffer wekelijks gesprekken gehad met de gedragswetenschapper van Aveleijn. Weliswaar is bij het slachtoffer geen PTSS vastgesteld, maar het valt zijn begeleiders op dat de gespannenheid en prikkelbaarheid zijn verergerd sinds de mishandeling.
Daar komt bij dat nog steeds niet duidelijk is hoe het herstel van de vinger zal gaan en of deze al dan niet geamputeerd moet worden.
De rechtbank acht in deze situatie de aard van de gedraging – openlijk geweld plegen in een volle trein én op het perron – van dien aard dat een aanspraak op smartengeld zonder meer gerechtvaardigd is. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk en derhalve zal de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 7.000,-- toewijzen.
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Deze kosten worden als gevorderde proceskosten op de voet van artikel 532 Sv aangemerkt. De rechtbank zal voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg aansluiting zoeken, gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag, bij ‘Liquidatietarieven Kanton’ per 1 februari 2023, met dien verstande dat telkens één punt zal worden toegekend en daarmee in totaal twee punten ten bedrage van € 396,-- per punt. In totaal komt een bedrag van € 792,-- voor toewijzing in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
Wettelijke rente
Waar de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding (geheel of ten dele) toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ingetreden.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hoofdelijk aansprakelijk, met dien verstande dat de aansprakelijkheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich niet uitstrekt tot de medische kosten betreffende het letsel aan de vinger, begroot op € 420,--.
Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 74 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering, Raiffeisenstraat 75 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven;
- meewerkt aan de controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor die controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 8.416,50 (bestaande uit € 1.416,50 materiële schade en € 7.000.-- immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 7.721,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 januari 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 694,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 januari 2023;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 792,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.416,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 77 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag tot € 7.721,50 niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. C.A. Peterzon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.
Mr. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023034237 van 15 februari 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 januari 2023 (pag. 11-13) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2023 ging ik met de trein van 17.38 uur naar Borne, dat was de trein richting Zwolle.
Ik ging zitten en toen kwamen 3 heren binnen. Ik zag dat ze genoeg achter de kiezen hadden. Dat kon ik zien aan hun gedrag. Ik zat vrij voorin de trein. Twee zitplaatsen achter mij zat een jongedame.
De 3 heren die stonden die begonnen de jongedame te bedreigen: "Kutwijf, hoerenwijf"
De jongedame van begin 20 reageerde: "hou je bek" of woorden van die strekking.
En toen begonnen de heren door te gaan met het gescheld. Ze hebben de jongedame niet
geslagen, maar toen ik ben opgestaan werd ik de dupe.
Ik ben opgestaan: "mensen hou het gezellig, hou op met dat geouwehoer". Dat heb ik gezegd, of woorden van die strekking. Dat heb ik meerdere keren gezegd.
Een van die mannen ging vlak voor me staan, dat was de magere ongeschoren. Ik zag dat de man op dat moment ongeveer 50 cm van mij af stond. Plotseling haalde de man uit met gebalde vuist en raakte mij voluit op mijn hoofd. Ik werd opzettelijk en met kracht tegen de voorkant van mijn gezicht geslagen. Ik voelde hoe zijn vuist de bovenkant van mijn gezicht raakte. Ik voelde daarbij een stekende pijn op mijn voorhoofd en op mijn neus. U kunt zien dat mijn neus nog niet genezen is. Ik heb nog een plekje op mijn neus. Ook de schrammen op mijn voorhoofd en aan de linker zijkant van mijn hoofd zijn nog te zien.
De mannen werden door de dames van Blauwnet op afstand gehouden. In Borne stapte ik uit. Ik werd opzettelijk van achteren aangevallen. Het ging allemaal zo snel dat ik niet meer precies weet hoe ik viel. Ik voelde de koude tegels tegen mijn rug. En vervolgens probeerde ik mij te verdedigen, maar ik werd getrapt en geduwd.
Ik voelde de klap toen ik beneden op het spoor lag.
Ik ben op mijn linker heup gevallen want ik heb een enorme bloeduitstorting op mijn linker heup.
Ik heb mijn linker middelvinger in het gips en mijn ringvinger is ook beschadigd. Ik lag op het spoor en voelde overal pijn. Ik voelde meteen bloed en ik zag het bot van mijn linker middelvinger. De
bovenkant lag eraf. Ik kon zelf niet opstaan. Ik kon mijn rechter arm niet optillen, vanwege de pijn in mijn rechter schouder.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 mei 2023, onder meer inhoudende:
De rechtbank stelt vast dat verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] op de ter zitting getoonde camerabeelden te zien zijn en dat overeenkomstig de uitwerking van de camerabeelden in het proces-verbaal van bevindingen “man, vermoedelijk VE1” verdachte [medeverdachte 2] is; “man, vermoedelijk VE2” verdachte [medeverdachte 1] is en “man, vermoedelijk VE3” verdachte [verdachte] is.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 15 februari 2023 (pag. 89) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 februari 2023 en 9 februari 2023 heb ik alle beelden bekeken die zijn aangeleverd en te maken hebben met de mishandeling op zondag 22 januari 2023 in de trein en op het perron op het treinstation in Borne. Alle beelden zijn in kleur en met geluid.
17:43:57 uur.
De vrouw met witte sjaal (VE4) die bij VE 1 en VE 2 hoort komt dan verhaal halen bij het slachtoffer. Ze gaat zodanig in het gangpad staan dat niemand er meer langs kan. VE 2 loopt overigens ook gelijk mee.
Hier wordt dan door het slachtoffer gezegd "flikker op", waarna de vrouw vraagt om wat hij zei. Hierop zegt het slachtoffer nogmaals "flikker op man en laat die vrouw met rust".
17:44:03 uur.
Verdachte 1 komt ook bij het slachtoffer staan. Hij wringt zich langs VE 4 in het gangpad en gaat voor het slachtoffer staan die op de bank zit.
17:44:07 uur.
VE 2 pakt het SLT dan bij de jas op de schouder. Verdachte 1 gaat intimiderend tegenover het zittende slachtoffer staan waardoor deze geen kant meer op kan.
SLT wordt al schreeuwend, neus tegen neus, toegesproken door verdachte 1 met onderen andere de woorden "schele en kankerlijer" en dit kracht bijzet om het slachtoffer met zijn linkerhand nogmaals op de borst te drukken.
17:44:39 uur
Als de verdachte dan in het gangpad staat en weer de kans ziet, buigt hij zich weer intimiderend over slachtoffer heen pakt hem met beide armen vast op de armen en duwt hem met kracht de bank verder in.
17:44:44 uur.
Verdachte 1 ziet kans om het slachtoffer in het gezicht te slaan met de vlakke hand.
17:44:48 - 17:44:56 uur.
Verdachte 1 is helemaal wild en slaat meerdere malen met zijn rechter hand en met gebalde vuist in het gezicht van het SLT.
17:45:05 uur.
Verdachte wordt door omstanders weggetrokken bij het slachtoffer. Het slachtoffer gaat rechtop zitten maar zonder bril. Verdachte 2 pakt dan het SLT bij de haren en trek hier hard aan.
De volgende beschikbare beelden is de bodycam van de Keolis medewerker.
18:53:55 uur (zomertijd)
verdachte 2 en verdachte 1 lopen in versnelde pas gelijk op het slachtoffer af die even daarvoor in de trein ook al in elkaar was geslagen.
Op de bodycam beelden is te zien dat het slachtoffer op de grond ligt.
18:54:08 uur.
Verdachte 1 en 2 worden door omstanders weggetrokken van het slachtoffer.
18:54:21 uur.
Slachtoffer weet op te staan en loopt zichtbaar gedesoriënteerd naar de rechter kant van het perron
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 8 februari 2023 (pag. 47) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het station in Borne zag ik dat het slachtoffer de trein uitstapte en het perron op liep. Ik zag vervolgens dat de twee mannen die het slachtoffer al eerder klappen hadden gegeven gingen rennen. Ik
zag dat ze na enige meters het slachtoffer te pakken hadden en hem wederom klappen gaven en hem naar de grond toe werkten.
Ik zag dat het slachtoffer op enig moment opstond en wankelend weg probeerde te lopen.
Wat ik nog weet is dat het slachtoffer op een gegeven moment pal voor mij stond en dat iemand vanaf mijn linkerzijde kwam die hem vervolgens een harde duw gaf. Ik hoorde deze persoon "Dikke Mongool". Ik zag vervolgens dat het slachtoffer vanaf het perron op het spoor viel.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 29 april 2023 onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het blijkt dat tussen het moment dat het slachtoffer op het spoor werd geduwd (18:54:27 uur) en het moment dat een trein over dit zelfde spoor reed (18:54:12 uur), 1 minuut en 44 seconden zat.
Daar waar het tijdstip 18:54:12 uur staat, moet dit zijn 18:56:11 uur.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 mei 2023, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2023 kwamen wij in de trein. Met wij bedoel ik ons drieën: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en mijzelf. In de trein was een ruzie. In Borne ben ik de trein uitgestapt. Op het perron liep iemand mij in de weg en die heb ik aan de kant gedrukt en toen ben ik doorgelopen.
U toont mij de camerabeelden uit de trein. Ik hoor mezelf zeggen ‘als die hier in Borne uitstapt, is hij aan de beurt’.
U, voorzitter, toont mij de foto op pagina 80 van het proces-verbaal. Desgevraagd zeg ik u dat ik de man op de foto ben.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2023 (pag. 90 en 91).