ECLI:NL:RBOVE:2023:2251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
C/08/289685 / HA ZA 22-441
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot ontbinding van overeenkomst en betaling in het kader van maaltijdbezorgdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, [eiser 1] V.O.F. en [eiser 2], en gedaagden, [gedaagde 1] V.O.F., [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De eisers vorderden ontbinding van een overeenkomst die in 2017 was gesloten tussen [gedaagde 1] en [eiser 1] met betrekking tot de overdracht van een maaltijdbezorgdienst. Eisers stelden dat gedaagden tekortgeschoten waren in de nakoming van deze overeenkomst, omdat zij geen telefoonlijn en Thuisbezorgd-account hadden geleverd. De rechtbank oordeelde echter dat partijen in onderling overleg hadden besloten om de uitvoering van de overeenkomst op een andere manier vorm te geven, waarbij [eiser 1] gebruik maakte van het Thuisbezorgd-account van [gedaagde 1]. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen, waardoor de vorderingen van eisers tot ontbinding en betaling van € 30.000,- werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor ontbinding van de overeenkomst en dat de vorderingen van eisers niet konden worden toegewezen. Tevens werd [eiser 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 4.369,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/289685 / HA ZA 22-441
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] V.O.F.,

te Zwolle,
2.
[eiser 2],
te Zwolle,
eisende partijen,
eiseres sub 1 hierna te noemen: [eiser 1] en eiser sub 2: [eiser 2] , eisers gezamenlijk te noemen [eiser 1] c.s.
advocaat: mr. F. Mesri te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] V.O.F.,

te Zwolle,
2.
[gedaagde 2],
te Zwolle,
3.
[gedaagde 3],
te Zwolle,
gedaagde partijen,
gedaagde sub 1 hierna te noemen: [gedaagde 1] en gedaagden 2 en 3 afzonderlijk [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , gedaagden gezamenlijk te noemen [gedaagde 1] c.s.
advocaat: mr. J. Smit te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 december 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 3 februari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van 18 april 2023 met productie(s) van [eiser 1] ;
- de mondelinge behandeling van 20 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, waar de spreekaantekeningen van de advocaten zijn aangehecht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding en uitkomst

2.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van een overeenkomst over de overdracht van een maaltijdbezorgdienst door [gedaagde 1] aan [eiser 1] . [eiser 1] vordert ontbinding van die overeenkomst en betaling van € 30.000,-. De rechtbank zal de vorderingen afwijzen en zal deze beslissing hieronder uitleggen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] heeft sinds 1991 een cafetaria met dezelfde naam aan de Jufferenwal in Zwolle. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de twee vennoten van [gedaagde 1] . [eiser 2] is werknemer geweest bij [gedaagde 1] . Vanuit het cafetaria werden ook maaltijden bezorgd.
3.2.
[gedaagde 1] wilde stoppen met het bezorgen van maaltijden en [eiser 2] wilde zelfstandig ondernemer worden. [eiser 2] heeft in december 2016 [eiser 1] opgericht, dat is gevestigd aan de Thomas a Kempisstraat in Zwolle.
3.3.
Op 15 januari 2017 hebben [gedaagde 1] en [eiser 1] een overeenkomst gesloten met het oog op de voortzetting van de bezorgdienst van [gedaagde 1] door [eiser 1] . In die overeenkomst is opgenomen dat [gedaagde 1] aan [eiser 1] zal leveren de telefoonlijn met het nummer [telefoonnummer] en het Thuisbezorgd-account met alle bijbehorende contacten. Daarvoor zal [eiser 1] aan [gedaagde 1] een bedrag van € 20.000,- betalen.
3.4.
[eiser 1] heeft daarnaast ook nog € 10.000,- betaald voor diverse zaken, waaronder twee auto’s, twee grillen, een laptop en een printer.
3.5.
Vanaf eind 2021 heeft [eiser 1] getracht haar onderneming te verkopen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] c.s. vordert - samengevat – de koopovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [eiser 1] te ontbinden en [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 30.000,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten en – na wijziging van eis – voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] c.s. aansprakelijk is jegens [eiser 1] c.s. voor de schade geleden als gevolg van het niet-nakomen van de overeenkomst.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer. [gedaagde 1] c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Ter onderbouwing van de vordering voert [eiser 1] c.s. het volgende aan. [eiser 1] c.s. verwijt [gedaagde 1] c.s. dat [gedaagde 1] noch de telefoonlijn noch het Thuisbezorgd-account heeft geleverd en daarmee vanaf de datum van de overeenkomst in verzuim is geweest. Omdat [eiser 1] haar bedrijfsactiviteiten inmiddels heeft gestaakt, is nakoming niet meer mogelijk, zodat de overeenkomst ontbonden moet worden, aldus [eiser 1] c.s.
5.2.
[gedaagde 1] c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de overeenkomst volledig is nagekomen; een standpunt dat [eiser 1] c.s. zelf in eerste instantie ook had ingenomen. Ook heeft [gedaagde 1] een beroep op verjaring gedaan. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de overeenkomst tussen partijen geen termijn voor nakoming bevatte. Daarom was de vordering van [eiser 1] direct opeisbaar, en is deze dus door verloop van 5 jaar komen te verjaren, want er heeft tussentijds geen stuiting plaatsgevonden. Verder stelt [gedaagde 1] c.s. dat een overnamesom van € 20.000,- is overeengekomen en deze door [eiser 1] is betaald. Naast deze overeenkomst heeft [eiser 1] voor € 10.000,- zaken gekocht van [gedaagde 1] om de bezorglijn mee te starten, waaronder een laptop, een printer, twee auto’s en twee grillen.
5.3.
De rechtbank zal eerst beoordelen of er sprake is van een tekortkoming door [gedaagde 1] . Pas als daarvan sprake is, dan kan de vraag aan de orde komen of een vordering gebaseerd op die tekortkoming, wel of niet is verjaard.
5.4.
Ter zitting is de overdracht van het telefoonnummer aan de orde gekomen. [eiser 1] heeft ter zitting bevestigd dat het telefoonnummer [telefoonnummer] na het sluiten van de overeenkomst door middel van een contractwijziging bij KPN op haar naam is gezet. Het oordeel van de rechtbank is daarom dat [gedaagde 1] op dit punt niet is tekortgeschoten.
5.5.
Aan de hand van de toelichting van partijen over de overdacht van het Thuisbezorg-account, komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen. [eiser 2] en [gedaagde 2] hebben ter zitting verklaard dat zowel [eiser 1] als de [gedaagde 1] ervan op de hoogte waren dat het niet mogelijk was om, zoals bij het telefoonnummer, een relatief eenvoudige contractovername bij Thuisbezorgd door te voeren. Partijen hebben daarom afgesproken dat het account vooralsnog op naam van [gedaagde 1] bleef staan. [eiser 1] heeft de laptop en printer van [gedaagde 1] overgenomen. Daarmee kon [eiser 1] inloggen op het Thuisbezorgd-account van [gedaagde 1] . Op die manier kwamen de bestellingen die via de website van Thuisbezorgd op het account van [gedaagde 1] gedaan werden, bij [eiser 1] binnen en [eiser 1] bezorgde vervolgens deze bestellingen. De betalingen (betrekking hebbend op die bestellingen) die wekelijks door Thuisbezorgd aan [gedaagde 1] werden gedaan, zijn één op één door [gedaagde 1] aan [eiser 1] overgemaakt. Zowel [eiser 2] als [gedaagde 2] hebben verklaard dat zij wisten dat als Thuisbezorgd van deze handelswijze op de hoogte zou raken, dit een probleem zou opleveren omdat bezorging door een derde of vanuit een andere locatie niet is toegestaan door Thuisbezorgd.
[gedaagde 1] heeft, zoals de overeenkomst ook bepaalt, op haar website vermeld dat zij geen maaltijden meer bezorgde en dat [eiser 1] de bezorglijn vanaf begin 2017 voortzette onder vermelding van het aan [eiser 1] overgedragen telefoonnummer. [eiser 1] en [gedaagde 1] waren ook overeengekomen dat [gedaagde 1] niet meer zou bezorgen. Beide partijen hebben verklaard dat het de bedoeling was om gedurende een periode op deze manier te werken zodat [eiser 1] een eigen naam en reputatie kon opbouwen.
Tot 2021 is door partijen op deze manier uitvoering gegeven aan de overeenkomst. In 2021 hebben partijen met Thuisbezorgd gesproken over het op naam van [eiser 1] zetten van het Thuisbezorgd-account van [gedaagde 1] in verband met de verkoop van de bezorglijn in 2017. Omdat dit niet mogelijk was, heeft [eiser 1] ervoor gekozen om een Thuisbezorgd-account te starten met de naam [naam] (met een ‘q’, toevoeging rechtbank). [eiser 1] heeft die handelsnaam bij de KvK ingeschreven. Ook dit is door partijen zo besproken, zo is ter zitting gebleken.
5.6.
Uit het voorgaande volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat partijen er in onderling overleg voor hebben gekozen om uitvoering aan de overeenkomst te geven door [eiser 1] de beschikking te geven over het Thuisbezorgd-account van [gedaagde 1] , in de bewuste wetenschap dat het Thuisbezorgd-account niet rechtstreeks overdraagbaar was. [eiser 1] heeft, wetende dat het account niet officieel op haar naam kwam te staan, vanaf 2017 tot in 2021 bestellingen via het Thuisbezorg-account ontvangen en vervolgens ook betalingen ontvangen voor de bestellingen die zij bezorgd heeft. De overeenstemming tussen partijen om op deze wijze uitvoering te geven aan de overeenkomst, leidt tot het oordeel van de rechtbank dat [gedaagde 1] niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
5.7.
Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat van een tekortkoming van [gedaagde 1] geen sprake is geweest, behoeft het beroep op verjaring dat [gedaagde 1] heeft gedaan geen nadere bespreking.
5.8.
Omdat er geen sprake is van een tekortkoming, volgt uit artikel 6:265 BW dat er geen bevoegdheid is om de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank zal daarom de vordering tot ontbinding afwijzen. Daaruit vloeit automatisch ook voort dat de vorderingen die zien op de (terug)betaling van € 30.000,- niet kunnen worden toegewezen. De gevraagde verklaring voor recht kan op grond van het voorgaande ook niet worden gegeven.
5.9.
[eiser 1] c.s. heeft ter zitting nog het verwijt gemaakt dat [gedaagde 1] c.s. in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld door de verkoop van het telefoonnummer en de onderneming van [eiser 1] aan derden te blokkeren. [gedaagde 1] c.s. heeft dit betwist. Nu vaststaat dat [gedaagde 1] de overeenkomst correct is nagekomen, kan naar het oordeel van de rechtbank dit verwijt, dat geen verband houdt met de uitvoering van de overeenkomst, niet tot een ander oordeel kan leiden.
5.10.
Ten slotte heeft [eiser 1] c.s. ter zitting ook nog het standpunt ingenomen dat [eiser 1] goodwill heeft gekocht, maar dat deze thans niets meer waard is, wat aan [gedaagde 1] c.s. te wijten is. Of dit juist is, kan in het midden blijven, omdat van een tekortkoming door [gedaagde 1] geen sprake is.
5.11.
De rechtbank zal daarom de vorderingen van [eiser 1] c.s. afwijzen.
5.12.
[eiser 1] c.s. is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
4.369,00
5.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] c.s. af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 4.369,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.