ECLI:NL:RBOVE:2023:2361

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/08/296023 / KG ZA 23-81
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van overeenkomst inzake warmtepompinstallatie in kort geding

In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats], primair nakoming van de overeenkomst met gedaagde, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd te [vestigingsplaats], inzake een warmtepompinstallatie. Eiser stelt dat de koelfunctie van de warmtepomp niet goed werkt en dat er sprake is van een gebrek. Hij vraagt de rechtbank om gedaagde te veroordelen tot het herstellen van de gebreken, dan wel om hem een machtiging te geven om zelf de gebreken te verhelpen, met veroordeling van gedaagde in de kosten. De voorzieningenrechter overweegt dat eiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, aangezien hij al drie zomers met het probleem heeft geleefd en pas na een aanzienlijke tijd een kort geding heeft aangespannen. De voorzieningenrechter verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 1.373,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De beslissing is op 22 juni 2023 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/296023 / KG ZA 23-81
Vonnis in kort geding van 22 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.M. Speerstra te Heerenveen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.A. Knobben te Nijverdal.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] heeft onder meer een warmtepomp bij [eiser] geïnstalleerd. Volgens [eiser] werkt de koelfunctie van de warmtepomp niet goed en is er sprake van een gebrek. Hij vordert primair nakoming van de overeenkomst in die zin dat [gedaagde] ervoor zorgt dat de koelfunctie goed werkt en/of dat de gebreken worden opgelost. Mocht die vordering worden afgewezen, dan vordert [eiser] subsidiair een machtiging zoals bedoeld in artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarmee hij er zelf voor kan zorgen dat de koelfunctie goed werkt en/of de gebreken worden opgelost, en vordert hij betaling door [gedaagde] van de kosten die hij hiervoor moet maken.
1.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het hier gaat om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Om zo’n versnelde procedure te kunnen voeren, moet [eiser] een zodanig spoedeisend belang bij zijn vordering hebben, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij (de uitkomst van) een bodemprocedure afwacht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] dat niet. Hij wordt daarom nietontvankelijk verklaard.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 mei 2023 met producties,
- de aanvullende productie van [eiser] ,
- de producties van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 6 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van de advocaat van [eiser] ,
- de spreekaantekeningen van de advocaat van [gedaagde] .
Ten slotte is vonnis gevraagd. Vonnis is nader bepaald op heden.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is een bedrijf dat diverse installaties levert en installeert, waaronder warmtepompinstallaties en zonnepanelen.
3.2.
Op 18 mei 2018 heeft [eiser] een offerte van [gedaagde] ontvangen voor het leveren en installeren van verschillende zaken in de woning van [eiser] , waaronder een warmtepomp met verwarmings- en koelfunctie.
3.3.
[gedaagde] heeft een warmtepomp van het merk Vaillant, een combivat van het merk OEG en een thermostaat en zoneregeling van het merk Henco geïnstalleerd.
3.4.
Op 13 maart 2020 heeft [gedaagde] de installaties opgeleverd. De facturen ter zake zijn door [eiser] betaald.
3.5.
In de zomer van 2020 zijn verschillende monteurs van [gedaagde] bij [eiser] langs geweest in verband met klachten van [eiser] over de koelfunctie van de warmtepomp.
3.6.
Op 23 december 2020 heeft een onderzoek aan de warmtepomp plaatsgevonden door Installatietechnische Advies Combinatie (hierna: IAC). Op 5 februari 2021 heeft [eiser] hier een rapport van ontvangen.
3.7.
Op 20 september 2021 heeft nog een onderzoek door IAC plaatsgevonden, waarbij [eiser] en medewerkers van [gedaagde] en Vaillant aanwezig waren.
3.8.
Op 24 november 2021 heeft een online meeting plaatsgevonden tussen [eiser] en medewerkers van IAC, [gedaagde] en Vaillant. Er is een schema vastgesteld op basis waarvan de warmtepompinstallatie moest worden aangepast.
3.9.
Op 21 december 2021 heeft [gedaagde] werkzaamheden aan de warmtepompinstallatie verricht.
3.10.
Op 21 september 2022 heeft een onderzoek aan de warmtepomp plaatsgevonden door T-AdCo Installatieadvies (hierna: T-AdCo). Op 30 november 2022 heeft [eiser] hier een rapport van ontvangen.
3.11.
Op 21 februari 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld dat er volgens [gedaagde] geen sprake is van een gebrek aan de warmtepompinstallatie en dat de installatie naar behoren werkt.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert primair nakoming van de overeenkomst, in die zin dat [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zorgt voor een goed functionerende koelfunctie van de warmtepompinstallatie, althans dat zij de gebreken aan de koelfunctie oplost conform het expertiserapport van T-AdCo, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij daar niet aan voldoet, met een maximum van € 100.000,00. Subsidiair vordert [eiser] een machtiging ex artikel 3:299 BW waarmee hij zelf kan zorgen voor een goed functionerende koelfunctie van de warmtepomp, althans dat de gebreken worden opgelost, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de uitvoering van de machtiging met een maximum van € 25.000,00. Daarnaast vordert [eiser] zowel primair als subsidiair dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Volgens [eiser] werkt de koelfunctie van de warmtepomp niet goed en ligt dit aan de gebrekkige communicatie tussen de verschillende merken systemen. [eiser] stelt dat [gedaagde] de overeenkomst moet nakomen en dat dit inhoudt dat zij een goed functionerende warmtepomp met koelfunctie moet leveren. Volgens [eiser] heeft T-AdCo in haar rapport mogelijkheden voor herstel van de installatie omschreven en heeft hij geen voorkeur voor één van de opties, als het probleem maar opgelost wordt.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens haar moet [eiser] niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.

5.De beoordeling

Niet-ontvankelijk
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Dat houdt in dat er met spoed een voorlopige beslissing wordt gevraagd. Hierbij geldt als uitgangspunt dat er geen ruimte is voor (nadere) bewijslevering. Om zo’n versnelde procedure te kunnen voeren, moet [eiser] een zodanig spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorziening, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij (de uitkomst van) een bodemprocedure afwacht.
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] geen spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening. [eiser] heeft aangevoerd dat de warme periode er weer aan zit te komen en dat als de gebreken aan de koelfunctie van zijn warmtepomp niet tijdig worden opgelost, zijn gezin in een woning moet verblijven die niet voldoende kan worden gekoeld. [eiser] en zijn gezin hebben dit (gestelde) probleem echter al drie zomers gehad en hij heeft dus al ruim de tijd gehad een bodemprocedure te starten.
Verder geldt dat het [eiser] in elk geval op 21 februari 2023 (na ontvangst van de brief van de advocaat van [gedaagde] ) al duidelijk had moeten zijn dat [gedaagde] geen werkzaam-heden aan de warmtepomp meer zou gaan verrichten. [eiser] had op dat moment al een procedure kunnen starten, maar heeft er zelf voor gekozen om pas drie maanden later een kort geding te starten. Ten slotte heeft [eiser] op de mondelinge behandeling verklaard dat hij al een aantal maatregelen heeft getroffen om de warmte enigszins tegen te gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt dan ook niet in te zien waarom [eiser] op dit moment een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening.
5.3.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat uit het rapport van T-AdCo niet blijkt dat zij zelf heeft vastgesteld dat de koelfunctie van de warmtepomp niet goed werkt en dat er sprake is van een gebrek. In het rapport staat namelijk:
“Omdat wij niet beschikken over inzichten in de exacte (actuele) programmering en (on)mogelijkheden van de nu bij [eiser] gecombineerde regelingen van Vaillant en Henco kunnen echter helaas ook niet exact vaststellen wat de problemen zijn met betrekking tot de regeling van de installatie.”
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is nader onderzoek nodig om vast te kunnen stellen of er sprake is van een gebrek. Een kort geding leent zich daar niet voor.
5.4.
[eiser] zal gelet op het vorenstaande niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen.
Proceskosten
5.5.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
697,00
totaal
1.373,00
5.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
5.7.
De gevorderde rente over de proceskosten en nakosten is op de wet gegrond en niet weersproken en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in de door hem gevorderde voorlopige voorzieningen,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.373,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.