ECLI:NL:RBOVE:2023:2363

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/08/284322 / HA ZA 22-276
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na tekortkoming in de uitvoering van een overeenkomst van opdracht voor de uitbreiding van een Pitch en Puttbaan met een lasergameruimte

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, H.O.D.N. [eiseres], en gedaagden, bestaande uit twee vennoten van de vennootschap onder firma [naam VOF 1]. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht die in 2017 werd gesloten, waarbij gedaagden zich verplichtten om de uitbreiding van een Pitch en Puttbaan met een ondergrondse lasergameruimte te begeleiden. In een eerdere uitspraak in 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen en hen veroordeeld tot schadevergoeding aan eiseres. De schadevergoeding betreft zowel geleden als nog te lijden (omzet)schade, die nader moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure.

In de schadestaatprocedure vorderde eiseres een bedrag van ruim één miljoen euro, maar de rechtbank heeft deze vordering slechts deels toegewezen. De rechtbank heeft de schadeposten beoordeeld, waaronder permanente schade door lekkages, kosten in verband met de sluiting van de lasergameruimte, en herstelkosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een aantal schadeposten, waardoor deze zijn afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 47.257,24 inclusief btw toegewezen, evenals de beslagkosten van € 1.859,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing van schadeposten en de gevolgen van eerdere vonnissen die in kracht van gewijsde zijn gegaan. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres kritisch beoordeeld en slechts die schadeposten toegewezen die voldoende waren onderbouwd en aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/284322 / HA ZA 22-276
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiseres] H.O.D.N. [eiseres],
te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J. de Wrede te Amersfoort,
tegen
1.
[gedaagde 1], in zijn hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder firma [naam VOF 1] ,
2.
[gedaagde 2], in haar hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder firma [naam VOF 1] ,
3. de vennootschap onder firma
[naam VOF 1],
allen te [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. A.C. Winter te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 24 producties;
- de conclusie van antwoord met 2 producties;
- de brief van de griffier van 18 oktober 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging producties (25 t/m 31) van de zijde van [eiseres] ;
- de akte wijziging eis en overlegging productie (32) van de zijde van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 december 2022 met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van partijen;
- de akte uitlatingen na comparitie van partijen met producties 32 t/m 37 van de zijde van [eiseres] ;
- de antwoordakte van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
In 2017 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij [gedaagden] zich tegen betaling heeft verbonden om de uitbreiding van een bestaande Pitch en Puttbaan met een ondergrondse lasergameruimte te begeleiden. De bouwwerkzaamheden werden uitgevoerd door een Pools aannemersbedrijf waarmee [eiseres] rechtstreeks een overeenkomst is aangegaan. De lasergameruimte is begin oktober 2017 in gebruik genomen. Eind oktober 2017 is de ruimte op last van de gemeente gesloten. Nadat de gemeente op 9 november 2018 een hercontrole had uitgevoerd, is de ruimte weer in gebruik genomen.
2.2.
Eind 2021 heeft de rechtbank voor recht verklaard dat [gedaagden] tegenover [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagden] is veroordeeld tot vergoeding van schade. Daarnaast is [gedaagden] veroordeeld tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden (omzet)schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De rechtbank heeft deze verwijzing naar de schadestaat beperkt tot drie onderdelen (de schadeposten 1.15, 2.1 en 2.5). In deze schadestaatprocedure vordert [eiseres] betaling van een bedrag van ruim één miljoen euro. Deze vordering is slechts deels toewijsbaar. De rechtbank zal dat hierna toelichten. Voor het oordeel zijn de volgende feiten relevant.

3.De feiten

3.1.
Voor de feiten en het verloop van de procedure verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de eerdere vonnissen tussen partijen van 27 november 2019 en 17 november 2021 met zaaknummer C/08/225433/ HA ZA 18-518. Tegen beide vonnissen hebben partijen geen hoger beroep ingesteld, zodat deze in kracht van gewijsde zijn gegaan.
3.1.1.
Bij vonnis van 27 november 2019 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, geoordeeld dat [gedaagden] als bouwbegeleider tegenover [eiseres] de ingevolge artikel 7:401 BW op haar rustende zorgplicht heeft geschonden waardoor [gedaagden] aansprakelijk is voor de daardoor veroorzaakte en daaraan toe te rekenen schadeposten van [eiseres] . Voorts is [eiseres] daarbij in de gelegenheid gesteld de door haar gestelde schade bij akte nader te onderbouwen. Bij akte in de hoofdzaak heeft [eiseres] haar eis vermeerderd en haar schade begroot op € 548.285,00.
3.1.2.
Bij vonnis van 17 november 2021 heeft de rechtbank een bedrag van € 53.757,86 toegewezen. Na verrekening met het bedrag dat [eiseres] aan [gedaagden] diende te betalen is [gedaagden] veroordeeld tot betaling van € 40.104,74 (exclusief rente).
De rechtbank heeft de door [eiseres] gestelde schadeposten: 1.1 droogmaken van de lasergameruimte (€ 6.120,45), 1.3 aanleg drainage om regenwater op te vangen (€ 1.093,20), 1.5 handmatig herstel van een verzakte damwand (€ 168,84), 1.16 betaling zonder tegenprestatie (€ 3.630,00), 1.20 kosten van deskundigenrapporten (€ 6.536,12) en 2.3 marketingkosten heropening (€ 8.228,00) toegewezen. De post 2.5 (herstelkosten/vervangen van de containers) is tot een bedrag van € 27.981,25 toegewezen en voor het overige verwezen naar de schadestaatprocedure. Ten aanzien van de posten 1.15 (permanente schade door lekkages) en 2.1 (kosten in verband met het sluiten van de lasergameruimte ten behoeve van het herstel) is de zaak ook verwezen naar de schadestaatprocedure. De gestelde schadeposten 1.2, 1.4, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.17, 1.18, 1.19, 2.2, 2.4 (totaal € 266.906,57) zijn afgewezen.
3.2.
Bij beschikking van 2 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank aan [eiseres] verlof verleend tot het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van [gedaagden] onder de Rabobank en ABN AMRO, alsmede op de onroerende zaak aan de [adres] , waarbij de vordering is begroot op
€ 1.242.008,95 (inclusief rente en kosten). [eiseres] heeft alleen beslag op de hiervoor genoemde onroerende zaak laten leggen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 1.009.573,00 inclusief btw, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, alsmede in de proceskosten, inclusief de kosten van het gelegde conservatoire beslag, en de nakosten.
4.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna nader ingaan, voor zover nodig voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

5.1.
Kern van het geschil is welke schade [eiseres] heeft geleden door de fout(en) van [gedaagden] De schade zal worden begroot door de werkelijke situatie, waarin [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenissen uit overeenkomst, te vergelijken met de hypothetische situatie, waarin van een toerekenbare tekortkoming geen sprake is. De rechtbank zal gelet op de vonnissen van 27 november 2019 en 17 november 2021 tot uitgangspunt nemen dat [gedaagden] niet heeft gehandeld als een redelijk handelend bouwbegeleider omdat [gedaagden] eerder had moeten ingrijpen toen diverse gebreken aan het licht kwamen. De gebreken hebben zich vooral geuit in lekkages.
5.2.
Bij de beoordeling van de door [eiseres] gestelde schadeposten zal de rechtbank de vonnissen van 27 november 2019 en 17 november 2021 tot uitgangspunt nemen. Aangezien partijen daartegen geen rechtsmiddel hebben aangewend, hebben deze vonnissen tussen partijen gezag van gewijsde gekregen. Dit betekent dat de rechtbank zich zal beperken tot het beoordelen van de gestelde schadeposten waarvoor de hoofdzaak is verwezen naar de schadestaatprocedure, te weten (1) “schade door lekkages” (1.15), (2) “de kosten i.v.m. het sluiten van de lasergameruimte ter vervanging van de containers” (2.1) en (3) “herstelkosten van het geheel vervangen van de containers” (2.5). De rechtbank merkt daarbij op dat in het vonnis van 17 november 2021 bij de benaming van de schadeposten de kopjes van [eiseres] zijn overgenomen. Dat betekent echter niet dat zij al een oordeel heeft gegeven over de wijze van herstel, al dan niet door vervanging.
Videobestanden
5.3.
Voordat op deze posten afzonderlijk zal worden ingegaan overweegt de rechtbank het volgende. [eiseres] heeft een zestal videobestanden in het geding gebracht. Zij heeft toegelicht dat daarin verklaringen van o.a. de vennoot en manager van [eiseres] zijn opgenomen over onder meer de bouwperiode en het omzet- en opstartverlies. Een concrete verwijzing en een inhoudelijke toelichting in de processtukken ontbreekt echter. Ook heeft [eiseres] tijdens de zitting niet concreet aangegeven op welke onderdelen van de bestanden zij een beroep wenst te doen en op welke wijze deze videobestanden haar standpunt kunnen ondersteunen. Zoals de rechtbank ter zitting heeft uitgelegd, kunnen deze videobestanden zonder nadere concretisering niet dienen ter onderbouwing van de stellingen van [eiseres] . Na de mondelinge behandeling is [eiseres] in de gelegenheid gesteld haar stellingen bij akte nader te onderbouwen en toe te lichten. Ten aanzien van de videobestanden heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
De rechtbank zal de videobestanden daarom buiten beschouwing laten. Zonder een concrete verwijzing naar de relevante passages daarvan en het (rechts)gevolg dat [eiseres] daaraan wenst te verbinden, is het voor [gedaagden] immers niet goed mogelijk om daarop te reageren. Als de bestanden zouden worden toegelaten, dan zou [gedaagden] daardoor onredelijk in haar belangen worden geschaad. Dat specifiek en concreet moet worden verwezen naar relevante passages van producties geldt niet alleen voor schriftelijke producties, maar ook voor de videobestanden die in deze zaak in het geding zijn gebracht (artikel 22b Rv).
Schadepost 1.15: permanente schade door lekkages
5.4.
In vonnis in de hoofdzaak van 17 november 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“2.56. [naam 1] stelt dat het door de lekkageproblematiek niet mogelijk is om spontaan gasten te ontvangen en/of de lasergameruimte spontaan te laten zien aan potentiële/last minute gasten waardoor zij jaarlijks omzet misloopt. [naam 1] begroot deze schade tot medio februari 2020 op een bedrag van € 50.000,00.
2.57.
De rechtbank overweegt dat op basis van het deskundigenbericht voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig is, dat [naam 1] daardoor omzetschade heeft geleden en dat [naam VOF 1] hiervoor aansprakelijk is. [naam VOF 1] is dus schadeplichtig. Nu [naam 1] het gestelde schadebedrag van € 50.000,00 niet heeft onderbouwd, [naam VOF 1] dat bedrag heeft betwist en begroting van de schade in het vonnis niet mogelijk is, zal de rechtbank de zaak in zoverre verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het verweer van [naam VOF 1] tegen de stellingen van [naam 1] dat de lasergameruimte “vrijwel de hele winter onder water staat” en dat het schadebedrag enkel en alleen ziet op groepen die last-minute – dus zonder reservering – komen lasergamen.”
5.5.
[eiseres] stelt dat de schade bestaat uit de omzet die niet behaald kan worden doordat zonder reservering geen gasten kunnen worden ontvangen en/of de lasergameruimte kan worden getoond aan potentiële gasten. Volgens [eiseres] vormen dit soort gasten een relevant gedeelte van haar omzet, met name omdat de lasergameruimte vaak een alternatieve optie is wanneer het weer zich niet leent voor buitenactiviteiten. [eiseres] stelt dat sinds oktober 2017 deze omzet wordt gemist doordat de voortdurende lekkages “last minute gebruik” niet mogelijk maakte. Voor de berekening van de omzetschade kan volgens [eiseres] – in lijn met het vonnis van 17 november 2021 – aangesloten worden bij het gemiddeld aantal regendagen in Nederland. Op basis van gegevens van het CLO is het aantal dagen per jaar met meer dan 1 mm neerslag gemiddeld 131 (gemeten tussen 1981-2010) en houdt dat in dat [eiseres] gemiddeld 36% per jaar lekkageproblemen heeft en staat dat gelijk aan 131 dagen of circa 19 weken, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft ingeschat dat hierdoor zo’n vier tot vijf groepen per jaar en tien kinderfeestjes per jaar de lasergameruimte niet van tevoren kunnen bekijken en hierdoor besluiten om daarvan geen gebruik te maken waardoor een omzet wordt gemist van € 13.600,00 (exclusief btw) per jaar. Daarnaast heeft [eiseres] ingeschat dat per jaar zo'n 25 groepen niet spontaan, zonder reservering, ontvangen kunnen worden waardoor een omzet wordt gemist van € 5.000,00 (exclusief btw) per jaar. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [eiseres] naar meteorologische gegevens van het CLO en de schriftelijke verklaring van haar werknemer [naam 2] (zie producties 5 en 6 bij dagvaarding). Als de herstelwerkzaamheden in juli 2023 starten, dan bedraagt de onderhavige schade in totaal € 102.600,00 (€ 13.600,00 +
€ 5.000,00 x 5½ jaar), aldus [eiseres] .
5.6.
[gedaagden] voert als eerste een algemeen verweer dat betrekking heeft op alle gestelde schadeposten. [gedaagden] stelt dat [eiseres] er niet in is geslaagd de door haar gestelde schade aannemelijk te maken en wijst er op dat [eiseres] de gestelde schade niet met verifieerbare (financiële) gegevens heeft onderbouwd. Ook meent [gedaagden] dat [eiseres] bij de schadevaststelling ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van de coronamaatregelen, de hogere energiekosten en de schadebeperkingsplicht die vanaf 16 januari 2019 voor haar gold. Zo wijst [gedaagden] op de omstandigheid dat [eiseres] er zelf voor heeft gekozen om zo lang te wachten met de herstelwerkzaamheden.
5.7.
Ten aanzien van de beweerdelijke omzetschade door lekkages (1.15) betwist [gedaagden] dat [eiseres] deze schade geleden heeft en wijst zij er op dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Omzetverlies staat bovendien niet gelijk aan schade. Ook betwist [gedaagden] dat [eiseres] op alle 131 regendagen in het jaar daadwerkelijk last had van lekkages. Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] dit op geen enkele wijze aangetoond. Dit geldt ook voor het aantal misgelopen groepen / kinderfeestjes, de gehanteerde prijzen die afwijken van de prijzen op de website, de gestelde groepsgrootte en het omzetverlies dat daarmee gepaard zou zijn gegaan.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] deze schadepost onvoldoende heeft onderbouwd met verifieerbare en controleerbare gegevens. Net als in de hoofdzaak heeft zij niet concreet uiteengezet op welke feiten zij haar aannames heeft gebaseerd. Uit niets blijkt dat [eiseres] door de “voortdurende lekkages” geen rondleiding aan groepen kan geven waardoor zij jaarlijks vier tot vijf groepen van gemiddeld 50 personen en tien kinderfeestjes van gemiddeld 8 kinderen misloopt. Zo heeft zij niet bijgehouden welke verzoeken tot een rondleiding zij heeft moeten weigeren en ook geen onderbouwde schatting gegeven van de vermindering van het aantal spontane bezoeken. Ditzelfde geldt voor de stelling van [eiseres] dat om dezelfde reden 25 groepen van gemiddeld 10 personen niet spontaan hebben kunnen lasergamen. De enkele (partij)verklaring van [naam 2] is daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet wat de feitelijke grondslag is van de aannames, laat staan dat [eiseres] daarvan bewijs heeft geleverd. Bovendien missen de daarin genoemde prijzen en bedragen aan omzetverlies per volwassene/kind iedere onderbouwing. Zo heeft [eiseres] niet gereageerd op de stelling van [gedaagden] (bij conclusie van antwoord, rnr. 17) dat de prijzen die manager [naam 2] noemt (productie 6) niet stroken met hetgeen op de website staat. Ook heeft [eiseres] haar standpunt dat de lasergameruimte
”vrijwel de hele winter onder water staat”niet nader onderbouwd. Gelet op het verweer van [gedaagden] en de vermelding daarvan in het vonnis in de hoofdzaak (zie r.o. 2.57 van het vonnis van 17 november 2021) mocht dat wel van haar worden verwacht. De stelplicht rust immers op [eiseres] als de (eisende) partij die zich beroept op rechtsgevolgen en dat betekent niet alleen dat zij voldoende feiten en omstandigheden zal moeten stellen die de vordering kunnen dragen, maar ook dat zij gemotiveerd zal moeten reageren op een gemotiveerde betwisting van [gedaagden] Nu [eiseres] dat niet heeft gedaan heeft zij haar vordering onvoldoende gehandhaafd en heeft zij daarmee niet voldaan aan haar stelplicht. Aangezien aan [eiseres] meerdere kansen zijn geboden om de door haar gestelde schade te onderbouwen (zowel in de bodem- als in deze schadestaatprocedure) en zij deze kansen steeds weer onbenut heeft gelaten, kan niet worden vastgesteld dat zij op dit punt schade heeft geleden, laat staan voor welk bedrag. Dat leidt ertoe dat deze schadepost zal worden afgewezen.
Schadepost 2.1: kosten sluiting
5.9.
In vonnis in de hoofdzaak van 17 november 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“Ten aanzien van de “kosten in verband met het sluiten van de lasergameruimte ter vervanging van de containers” (2.1)
2.66.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [naam 1] aldus dat de te verwachten omzetderving van € 60.000,00 exclusief btw bedraagt door de toekomstige sluiting van de lasergameruimte in verband met definitief herstel van de lekkage- vocht- en isolatieproblemen. Volgens [naam 1] is de benodigde tijd voor de realisatie van de beheer- en herstelwerkzaamheden naar verwachting 12 weken, gebaseerd op de inzet van twee man fulltime. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [naam 1] naar de brief van Boschland accountants en adviseurs van 19 januari 2020 en de notitie van Witteveen+Bos van 24 januari 2020.
2.67.
De rechtbank overweegt dat op basis van het deskundigenbericht voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig is, dat herstel nodig is, dat [naam 1] daardoor omzetschade zal lijden en dat [naam VOF 1] hiervoor aansprakelijk is. [naam VOF 1] is dus schadeplichtig. Nu [naam 1] het gestelde schadebedrag van
€ 60.000,00 exclusief btw niet heeft onderbouwd, [naam VOF 1] dat bedrag betwist en begroting van de schade in het vonnis niet mogelijk is, zal de rechtbank de zaak in zoverre verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij dient naar het oordeel van de rechtbank als uitgangspunt te worden genomen een sluitingsperiode van (maximaal) zes weken door verdubbeling van de inzet van personeel (4 in plaats van 2 man fulltime), zoals Hanselman ook in haar rapport van 10 maart 2020 heeft voorgesteld.”
5.10.
[eiseres] stelt allereerst dat zij de lasergameruimte in verband met herstelwerkzaamheden zes maanden moet sluiten. Volgens [eiseres] heeft de rechtbank in de hoofdprocedure een schrijf- of interpretatiefout gemaakt dan wel een juridische of feitelijke misslag begaan door de periode voor herstelwerkzaamheden gelijk te stellen aan de sluitingsperiode. Zij wijst erop dat de duur van de sluitingsperiode van de lasergameruimte mede afhankelijk is van de wijze waarop deze zal worden hersteld en dat de wijze van herstel van (grote) invloed is op de sluitingstermijn en daarmee op de omvang van de schadevergoeding. [eiseres] betoogt dat de door de rechtbank gehanteerde sluitingsperiode van zes weken slechts een uitgangspunt – een voorlopig oordeel – is en geen bindende eindbeslissing. Tot slot wijst [eiseres] erop dat de bouw- en herstelkosten over een kortere periode dan zes maanden hoger zijn dan de prijsinschattingen en begrotingen die in de dagvaarding zijn opgenomen.
5.11.
[gedaagden] betwist dat de rechtbank ten aanzien van de sluitingsperiode slechts een voorlopig oordeel heeft gegeven. Volgens [gedaagden] moet worden uitgegaan van een periode van maximaal zes weken en is de rechtbank in deze schadestaatprocedure hieraan gebonden.
5.12.
Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, is tegen het vonnis van 17 november 2021 geen hoger beroep ingesteld, zodat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en tussen partijen gezag van gewijsde heeft. Dat betekent dat de rechtbank in deze schadestaatprocedure dient uit te gaan van de inhoud van dit vonnis. Uit het vonnis in de hoofdzaak blijkt dat de rechtbank zich bij het bepalen van de duur van de sluitingsperiode heeft gebaseerd op de eigen stelling van [eiseres] dat de benodigde tijd voor de realisatie van de beheer- en herstelwerkzaamheden naar verwachting 12 weken is bij een inzet van 2 fte. Ook de door [eiseres] ingeschakelde deskundige, Witteveen+Bos, is voor de realisatiefase voor het bepalen van de tijd voor directievoering en toezicht uitgegaan van een tijdschema van 12 weken (zie productie 10 bij dagvaarding). Om de noodzakelijke sluiting en daarmee het omzetverlies zoveel mogelijk te beperken is de rechtbank – conform het rapport van Hanselman – uitgegaan van een verdubbeling van de inzet tot 4 fte waardoor de sluitingsperiode kan worden gehalveerd tot zes weken. Deze periode ziet niet alleen op de herstelwerkzaamheden maar ook op het verwijderen, (her)plaatsen en afwerken van de zeecontainers, inclusief (de)montage van de inventaris. Nu de rechtbank bij vonnis van 17 november 2021 heeft geoordeeld dat in de schadestaatprocedure bij de vaststelling van de schade in verband met het sluiten van de lasergameruimte ter vervanging van de containers een sluitingsperiode van zes weken als uitgangspunt moet worden genomen, is daarmee sprake van een zonder voorbehoud gegeven beslissing op een geschilpunt van feitelijke aard, een bindende eindbeslissing dus, die bovendien in kracht van gewijsde is gegaan. Als [eiseres] zich niet kan verenigen met dit uitgangspunt, dan had het op haar weg gelegen om hoger beroep in te stellen tegen dat vonnis. Dit heeft zij evenwel om haar moverende redenen nagelaten. Dat betekent dat de rechtbank bij de vaststelling van de omzetschade door de tijdelijke sluiting van de lasergameruimte vanwege herstelwerkzaamheden zal uitgaan van een periode van (maximaal) zes weken.
5.13.
[eiseres] stelt dat haar omzetverlies € 180.000,00 bedraagt bij een sluiting van zes maanden. Daarnaast stelt [eiseres] dat gedurende twee jaar sprake zal zijn van omzetverlies na heropening van de lasergameruimte tot een bedrag van € 175.000,00. Het totale omzetverlies door de tijdelijke sluiting van de lasergameruimte wordt door [eiseres] aldus ingeschat op € 355.000,00. Ter onderbouwing van deze schadebedragen verwijst [eiseres] naar de schriftelijke verklaringen van [naam 4] ( Boschland accountants en adviseurs ) van 29 januari 2020, [naam 5] (oamkb bedrijfsadministraties en adviseurs) van 30 mei 2022 en [naam 6] , mede eigenaar van [bedrijf 1] in [vestigingsplaats 2] (zie producties 25, 8 en 9 van [eiseres] ). [gedaagden] heeft dit gemotiveerd betwist.
5.14.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank meegedeeld dat zij zal uitgaan van een sluitingsperiode van zes weken. [eiseres] is vervolgens (nogmaals) in de gelegenheid gesteld om de gestelde omzetderving gedurende de periode van zes weken dat de lasergameruimte wegens herstelwerkzaamheden gesloten zal zijn nader te onderbouwen “met verifieerbare en controleerbare gegevens”. Bij akte uitlatingen na comparitie van partijen heeft [eiseres] op basis van, onder meer, haar jaarcijfers 2016 t/m 2020 en factuurgegevens geschat dat het totale omzetverlies door een tijdelijke sluitingsperiode € 6.336,00 per week bedraagt, waarvan € 3.811,00 lasergame-specifieke omzet en € 2.525,00 algemene netto-omzet.
5.15.
[gedaagden] betwist dit. Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] haar stellingen nog steeds onvoldoende onderbouwd. [gedaagden] voert aan dat omzetverlies niet gelijk is aan schade en betwist onder meer gemotiveerd de door [eiseres] gestelde verhouding 40 (lasergame) / 60 (horeca) op basis waarvan [eiseres] haar omzetverlies heeft begroot. Voorts wijst [gedaagden] erop dat het ledental van [eiseres] fors is gegroeid en dat [eiseres] haar horeca-capaciteit heeft uitgebreid en behalve lasergame ook andere, nieuwe activiteiten heeft aangeboden (e-choppers, escaperooms, glowgolf) die van invloed zijn geweest op de stijgende omzet van [eiseres] . [gedaagden] betwist ook dat [eiseres] de eerste twee jaar na heropening van de lasergameruimte omzetverlies zal lijden.
5.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Van [eiseres] mocht worden verwacht dat zij haar schade, die voortvloeit uit een sluiting van zes weken, had onderbouwd aan de hand van omzetcijfers, die gerelateerd kunnen worden aan de activiteit lasergame met inachtneming van de kosten die worden bespaard als de activiteit zes weken gesloten is. Gelet op de vonnissen in hoofdzaak, de uitleg die tijdens de mondelinge behandeling is gegeven en de gelegenheid die aan [eiseres] na de mondelinge behandeling in deze schadestaatprocedure is geboden, had dat ook duidelijk moeten zijn voor [eiseres] .
[eiseres] heeft bij akte de door haar gestelde schade nader toegelicht, maar heeft daarbij geen definitieve cijfers over 2021 en 2022 aangeleverd. Daarnaast heeft zij aangegeven dat de omzetcijfers vanaf 2020 – in verband met overgang naar een andere, goedkopere boekhouder – niet meer gespecificeerd zijn per bedrijfsonderdeel. Verder heeft [eiseres] in haar akte geen rekening gehouden met de te besparen kosten bij een tijdelijke sluiting en valt uit de overgelegde stukken niet af te leiden welk deel van de stijging van de horeca-omzet aan de lasergame-activiteit moet/kan worden toegerekend.
Hoewel [eiseres] daarmee enerzijds niet heeft voldaan aan de opdracht, moet anderzijds worden aangenomen dat [eiseres] door de tijdelijke sluiting in verband met de herstelwerkzaamheden in ieder geval enige schade zal lijden. De indooractiviteit lasergame kan immers zes weken niet worden aangeboden. De rechtbank ziet daarom aanleiding op grond van artikel 6:97 BW de schade zelf te schatten, zo veel mogelijk aan de hand van objectieve aanknopingspunten. Tussen partijen is niet in geschil dat uit de jaarrekeningen van 2018 en 2019 omzetcijfers blijken die betrekking hebben op specifiek de activiteit lasergame. De rechtbank zal daarom de jaarrekening 2019 tot uitgangspunt nemen. Gelet daarop wordt de lasergame-specifieke omzet vastgesteld op € 53.986,00 per jaar. Omgerekend naar zes weken bedraagt het omzetverlies dat rechtstreeks voortvloeit uit het tijdelijk sluiten van de lasergameruimte € 1.038,19 per week en dus € 6.229,15 per zes weken.
5.17.
Dat voormelde omzet van € 53.986,00 slechts 40% van de lasergame-gerelateerde omzet zou uitmaken en dat de directe horeca-omzet, die wordt gerelateerd aan lasergame, op de overige 60% zou moeten worden gesteld – zoals door [eiseres] is gesteld en door [gedaagden] is betwist – kan niet worden gevolgd. De overgelegde facturen bevatten daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Met name volgt uit de meeste daarvan niet dat deze facturen betrekking hebben op de lasergame-activiteit. Daarnaast is niet inzichtelijk gemaakt wat de marge (omzet minus inkoop en kosten) is op de horeca-uitgaven. Een vast percentage aan horeca-inkomsten kan daaruit niet worden afgeleid. Dat maakt dat ook de hierop voortbouwende berekening waaruit zou moeten volgen dat de lasergame-specifieke omzet € 3.811,00 per week zou bedragen, niet kan worden gevolgd.
Daarnaast kan de gestelde toename van omzet specifiek voor het lasergame-deel voor de jaren na 2019, in het bijzonder voor het jaar 2023 waarin het herstel plaats zou moeten vinden, onvoldoende worden afgeleid uit de overgelegde stukken. [eiseres] heeft immers geen naar activiteit gespecificeerde omzetcijfers kunnen overleggen. Verder heeft [eiseres] niet inzichtelijk gemaakt dat de bezettingsgraad in 2019 ruimte bood voor een omzetstijging in de daaropvolgende jaren en evenmin dat de prijzen zijn verhoogd waardoor de lasergame-gerelateerde omzet is gestegen. De rechtbank neemt in aanmerking dat [eiseres] vele activiteiten aanbiedt en dat bijvoorbeeld met de Pitch en Putt-activiteit in 2019 veel meer omzet (bijna 5 keer zoveel) werd gegenereerd dan met de lasergame-activiteit. Dat de inkomsten uit lasergame 15% van de gehele omzet in 2022 uitmaken volgt evenmin uit de overgelegde stukken.
Het gestelde overige verlies aan omzet per week (€ 2.525,00) is eveneens onvoldoende onderbouwd. Zonder concrete aanknopingspunten kan deze aanname niet worden gerelateerd aan het (tijdelijk) sluiten van de lasergame-activiteit. Geconcludeerd wordt dat de berekeningen van [eiseres] in dit verband onnavolgbaar zijn.
5.18.
Hoewel bezoekers in geval van sluiting van de lasergame-activiteit ook kunnen kiezen voor een andere activiteit en de periode van sluiting (jaargetijde) van invloed kan zijn op de omvang van het gemis aan inkomsten, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat enig omzetverlies op het gebied van horeca zal worden geleden. Anderzijds is door [eiseres] echter niet inzichtelijk gemaakt welke kostenbesparingen een sluiting mee zal brengen. Dat leidt ertoe dat de rechtbank die onderdelen tegen elkaar zal wegstrepen en (alleen) het omzetverlies zal aanmerken als schade. Dat betekent dat de schade door de tijdelijke sluiting van de lasergameruimte van zes weken zal worden vastgesteld op
€ 6.229,15.
5.19.
De verklaringen van [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] doen aan het voorgaande niet af. Deze verklaringen zijn immers zeer algemeen van aard, niet cijfermatig onderbouwd en gebaseerd op in deze procedure niet onderbouwde aannames van [eiseres] zelf. Dat de lasergame-activiteit als een vliegwiel heeft gefunctioneerd, de horeca-omzet is gestegen door deze activiteit en dat deze afzeggingen heeft voorkomen – wat daar ook van zij – maakt nog niet dat een sluiting van zes weken, in bijvoorbeeld de zomer van 2023, een omzetverlies veroorzaakt als door [eiseres] is gesteld.
5.20.
[eiseres] heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het omzetverlies na heropening moet worden gesteld op € 175.000,00. [gedaagden] heeft dit gemotiveerd weersproken.
De rechtbank volgt [eiseres] niet in haar standpunt. Nu dit is gebaseerd op een sluitingsperiode van 6 maanden en gelet op het voorgaande moet worden uitgegaan van een sluiting van 6 weken, mist dit standpunt een deugdelijke feitelijke grondslag. Deze schadepost zal dus worden afgewezen.
Schadepost 2.5: kosten herstel lasergameruimte
5.21.
In vonnis in de hoofdzaak van 17 november 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, ten aanzien van de herstelkosten het volgende overwogen:
“Ten aanzien van het “geheel vervangen van de containers” (2.5)
(…).
2.76.
De rechtbank overweegt dat op basis van het deskundigenbericht voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig is, dat herstel nodig is, dat [naam 1] daardoor schade zal lijden en dat [naam VOF 1] hiervoor aansprakelijk is. [gedaagden] is dus schadeplichtig. Zoals de rechtbank hiervoor in r.o. 2.30 heeft overwogen, is niet komen vast te staan dat de op advies van [naam VOF 1] geplaatste waterpompen gebrekkig waren. [naam VOF 1] heeft daarom terecht aangevoerd dat zij niet gehouden is tot vergoeding van de kosten die [naam 1] ter vervanging van deze pompen heeft gemaakt. Ditzelfde geldt voor de kosten van het verwijderen en opnieuw aanbrengen van het terras. [naam VOF 1] heeft voldoende onderbouwd dat het realiseren van het (dak)terras niet tot haar opdracht behoorde en evenmin vergund is. Nu de door partijen ingebrachte kostenramingen van Huls en Hanselman fors van elkaar afwijken, zal de rechtbank het door [naam VOF 1] niet-betwiste deel van de herstelwerkzaamheden tot een bedrag van € 27.981,25 inclusief btw toewijzen en de zaak voor het overige voor wat betreft deze schadepost verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij betrekt de rechtbank dat de door de deskundige begrote kosten van de vier opties die hij heeft genoemd (zie blz. 105 t/m 107 van het deskundigenbericht) slechts een grove benadering zijn en louter indicatief waardoor begroting van de (herstel)schade in het vonnis op dit moment niet mogelijk is.”
5.22.
[eiseres] heeft haar vordering ten opzichte van de eerdere hoofdzaak aanmerkelijk verhoogd. Zij stelt in deze schadestaatprocedure dat de kosten voor het definitieve herstel/vervanging van de lasergameruimte in totaal € 439.951,00 (exclusief btw en inclusief gestegen grondstof- en materiaalprijzen) bedragen (minus het reeds toegekende schadebedrag van € 23.125,00 exclusief btw). Daarbij meent [eiseres] dat optie (3) van de rechtbankdeskundige – te weten: de zeecontainers en buitenruimten worden verplaatst en herplaatst – met vervanging van de zeecontainers en betonfundering, de enige optie is om te komen tot een lasergameruimte zoals ooit is beoogd. Volgens [eiseres] zal de lasergameruimte volledig opnieuw moeten worden gebouwd om tot een definitief, duurzaam herstel te komen zonder lekkages, vochtproblemen en constructiegebreken. Ter onderbouwing van het schadebedrag verwijst [eiseres] naar de tabel zoals die in randnummer 26 van de dagvaarding is opgenomen.
5.23.
[gedaagden] stelt dat zij met het door haar betaalde bedrag van € 23.125,00
(€ 27.981,25 inclusief btw, zie r.o. 2.76 van het vonnis van 17 november 2021) de herstelschade al voldoende heeft vergoed.
Vervanging van de containers?
5.24.
De eerste vraag die in dit kader voorligt is van welke wijze van herstel moet worden uitgegaan en of het daarbij nodig is om de containers te vervangen. [eiseres] stelt dat hergebruik van de (13) bestaande containers vanwege de beschadigde constructie door corrosie en demontage geen optie is en dat daarom alle containers moeten worden vervangen. [gedaagden] voert als verweer dat vervanging van alle containers niet als optie door de rechtbankdeskundige is benoemd en dat dit bovendien voor herstel ook niet nodig is.
5.25.
De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van de wijze van herstel neemt de rechtbank de inhoud van de oorspronkelijke overeenkomst en het daarin opgenomen niveau van afwerking tot uitgangspunt. Daarvan uitgaande wordt vastgesteld dat de overeengekomen aanneemsom € 120.000,00 was, dat low-budget zou worden gebouwd, met weinig isolatie en ventilatie (vonnis 17 november 2021, r.o. 2.42), dat een dakterras of ander gebruik van de grond boven de containers niet voorzien was en dat er containers van Interstock met een levensduur van 15 jaar zouden worden gebruikt. Dit past niet bij optie (3), zoals door de deskundige Jol is omschreven en waarvoor [eiseres] opteert.
5.26.
Ten aanzien van de vraag of de containers moeten worden vervangen staat vast dat geen van de betrokken deskundigen (Witteveen+Bos, Hanselman en Jol ) heeft geconcludeerd dat vervanging van alle containers nodig is. Daarbij komt dat de beschadigde constructie deels aan [eiseres] zelf te wijten is. [eiseres] is immers zelf verantwoordelijk geweest voor de aanleg van het dakterras (het realiseren hiervan behoorde niet tot de opdracht van [gedaagden] en is evenmin vergund) met “doorbuigingen” van een aantal containers tot gevolg. Daarnaast heeft [eiseres] zelf ervoor gekozen om elf containers niet te isoleren waardoor condensatie is opgetreden. [eiseres] heeft in strijd met het advies van [gedaagden] onvoldoende ventilatiemaatregelen getroffen. Tot slot kan worden opgemerkt dat de gestelde lekkages en/of vochtproblemen al sinds 2017 bestaan. [eiseres] heeft echter gewacht met het treffen van maatregelen om de invloed van vocht op de staalconstructie te beperken. Ten tijde van de mondelinge behandeling had zij nog geen actie ondernomen om de gevolgen van de vochtproblemen te beperken. Aannemelijk is dat de lange duur van de gestelde problemen van negatieve invloed is geweest op de staat van de lasergameruimte. Indien [eiseres] van mening is dat nieuwe containers moeten worden geïnstalleerd staat het haar vrij daartoe over te gaan. Echter, gelet op het hiervoor in 5.25 genoemde uitgangspunt en de omstandigheden zoals hier omschreven is de rechtbank van oordeel dat de kosten van vervanging van de bestaande containers niet voor rekening van [gedaagden] hoeven te komen. Bij de beoordeling van de gestelde schadeposten zal daarom worden uitgegaan van een herstel van de lasergameruimte met hergebruik van de bestaande containers. Voor een betonfundering bestaat gelet op het voorgaande evenmin aanleiding. [eiseres] heeft ook niet onderbouwd en gespecificeerd aangevoerd waarom een betonfundering noodzakelijk is en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn.
5.27.
Hieronder zal de rechtbank de gestelde herstelkosten bespreken in de volgorde die [eiseres] in haar dagvaarding heeft aangehouden.
Ontwerp en projectbegeleiding door Witteveen+Bos ad € 80.000,00 exclusief btw
5.28.
Voor deze kosten baseert [eiseres] zich op de offerte van Witteveen+Bos van 30 mei 2022 (zie productie 10 bij dagvaarding). Deze offerte betreft volgens de daarin opgenomen projectbeschrijving een uitwerking van de beheers- en herstelmaatregelen, zoals die in de eerdere notitie van Witteveen+Bos van 24 januari 2020 zijn vastgelegd, naar een ontwerp, aanbesteding van het ontwerp en begeleiding van de uitvoering, waarbij het ontwerp de standaard ontwikkelfases conform de DNR doorloopt: voorontwerp
(€ 6.000,00), definitief ontwerp inclusief indienen vergunning (€ 11.000,00) en technisch ontwerp (€ 11.000,00). Voor prijs- en contractvorming en uitvoering heeft Witteveen+Bos een bedrag van € 9.000,00 respectievelijk € 43.000,00 geraamd, in totaal € 80.000,00 exclusief btw.
5.29.
[gedaagden] betwist deze schadepost. Zo wijst [gedaagden] erop dat [eiseres] voor het ontwerp en de projectbegeleiding van de herstel- en bouwwerkzaamheden van de lasergameruimte door Witteveen+Bos een kostenpost heeft opgenomen van maar liefst € 80.000,00, terwijl zij voor haar beperkte bouwbegeleiding slechts een bedrag van
€ 4.000,00 heeft gerekend.
5.30.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat voor de uitvoering van de herstelwerkzaamheden intensieve begeleiding nodig is, zoals door Witteveen+Bos is geoffreerd. Zo heeft [eiseres] niet toegelicht waarom een “voorontwerp”, “definitief ontwerp (inclusief indienen vergunning)”, “technisch ontwerp” en “prijs- en contractvorming” noodzakelijk is. Daarbij is van belang dat de rechtbankdeskundige niet heeft geconcludeerd dat de huidige constructie met zeecontainers niet te herstellen is.
Behalve een algemene/standaard omschrijving van de werkzaamheden met betrekking tot de directievoering en het toezicht (zie bijlage II en III bij de offerte van Witteveen+Bos), heeft [eiseres] de kosten van de “uitvoering” ook niet gespecificeerd. Verder valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom bij het herstel van de lasergameruimte de voorgestelde intensieve en uitgebreide bouwbegeleiding noodzakelijk is. Hoewel [eiseres] haar standpunt niet goed heeft onderbouwd, is tegelijkertijd aannemelijk en redelijk dat kosten zullen worden gemaakt die onder de noemer “bouwbegeleiding” kunnen worden geschaard. Dat leidt ertoe dat de rechtbank een bedrag van
€ 2.000,00exclusief btw aan bouwbegeleiding zal toewijzen. Daarbij wordt aangesloten bij de kosten die [gedaagden] eerder in rekening heeft gebracht voor haar bouwbegeleiding en de kortere duur van het hersteltraject ten opzichte van het oorspronkelijk bouwtraject. De overige door [eiseres] gevorderde kosten van bouwbegeleiding, zoals eigen kosten begeleiding, komen hierna aan de orde en zullen in het verlengde van het voorgaande worden afgewezen.
Bouwvakkers/werklui ad € 56.208,00 exclusief btw
5.31.
[eiseres] stelt dat voor het herstel 1.605,95 manuren x uurtarief € 35,00 nodig is. Daarvoor heeft [eiseres] de facturen van de Poolse aannemer uit 2017 van in totaal € 32.119,00 bij elkaar opgeteld en vervolgens gedeeld door het door deze aannemer kennelijk gehanteerde uurtarief van € 20,00.
[gedaagden] heeft deze schadepost gemotiveerd betwist.
5.32.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor bedoelde facturen van de Poolse aannemer in het Pools zijn en dat daarin niet is vermeld op welke werkzaamheden deze zien. Volgens [gedaagden] hadden deze facturen onder meer betrekking op het beton- en metselwerk van de doolhoven en het plaatsen en afwerken van de containers, voornamelijk het elektra. Bovendien heeft [eiseres] slechts drie van de vijf facturen van de Poolse aannemer in het geding gebracht (zie productie 11 bij dagvaarding). Gelet op de overwegingen in de vonnissen in de hoofdzaak en de benodigde hersteltijd van zes weken met een verdubbeling van de inzet tot vier personen, zal de rechtbank bij het begroten van de kosten van werklieden uitgaan van 6 weken x 40 uur x 4 fte x uurtarief € 35,00. Dit uurtarief is door [gedaagden] niet bestreden en acht de rechtbank niet onredelijk. Dat leidt tot een toewijsbare kostenpost van
€ 33.600,00exclusief btw.
Laswerk ad € 3.750,00 exclusief btw
5.33.
Ter onderbouwing van deze kostenpost heeft [eiseres] een factuur van [bedrijf 2] van 1 september 2017 in het geding gebracht met als omschrijving “Laswerk zeecontainers volgens mondeling opdracht” (zie productie 12 bij dagvaarding).
5.34.
[gedaagden] heeft zich op het standpunt gesteld dat deze post onvoldoende is onderbouwd en toegelicht. Daarnaast heeft [gedaagden] gesteld dat [bedrijf 2] onder meer stalen spanten heeft aangebracht die bij het plaatsen van nieuwe containers worden overgezet en weer worden vast gelast.
5.35.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat laswerk opnieuw noodzakelijk zal zijn. Dit wordt door [gedaagden] ook niet betwist. Deze post van
€ 3.750,00zal daarom worden toegewezen.
Kosten 15 (tweedehands) zeecontainers inclusief levering en bridgefittingen ad € 53.500,00 exclusief btw
5.36.
[eiseres] stelt dat zij 15 (tweedehands) zeecontainers à € 3.000,00 +
€ 500,00 transportkosten en 40 bridgefittingen à € 25,00 nodig heeft, in totaal € 53.500,00. Daartoe verwijst zij naar de als productie 13 overgelegde e-mailcorrespondentie met Dutch Trading Consortium B.V.
5.37.
[gedaagden] voert als verweer dat er in 2017 13 containers zijn geplaatst, zodat de kosten voor de twee extra containers niet als schade kan worden aangemerkt. Voorts wijst [gedaagden] erop dat in 2017 slechts 6 bridgefittingen bij 13 containers zijn aangebracht.
5.38.
[eiseres] heeft ter zitting nader toegelicht dat de twee extra containers de uit zandsteen opgetrokken doolhofelementen van de lasergameruimte vervangen en dat deze optie goedkoper is dan het opnieuw opbouwen van de doolhoven uit zandsteenblokken. Zij erkent dat de materiaal- en personeelskosten die zijn opgenomen ten aanzien van de opbouw van de doolhoven achterwege kunnen blijven.
5.39.
Nu de containers worden hergebruikt en [gedaagden] niet heeft bestreden dat twee extra containers noodzakelijk zijn en deze oplossing goedkoper is dan het opnieuw opbouwen van de doolhoven, zal de rechtbank een vergoeding voor twee extra containers toewijzen. Op basis van de offerte van DTC van 6 april 2022 zal een bedrag van
€ 7.000,00exclusief btw worden toegewezen.
(€ 3.000,00 + € 500,00 transportkosten x 2 containers). [gedaagden] betwist evenmin dat voor het koppelen van 15 zeecontainers acht bridgefittingen nodig zijn. Dat leidt tot een toewijsbaar bedrag van
€ 200,00exclusief btw (zie offerte DTC, 8 x € 25,00).
Materiaalkosten (containers uitgezonderd) ad € 53.528,00
5.40.
Ter onderbouwing van deze kostenpost verwijst [eiseres] naar het overzicht van de "Stichtingskosten” van [gedaagden] zoals zij die in 2017 heeft opgesteld (zie productie 14 bij dagvaarding). In dit overzicht heeft [gedaagden] de materiaalkosten begroot op een bedrag van € 58.741,79.
5.41.
[gedaagden] voert als verweer dat onduidelijk is hoe [eiseres] aan het gevorderde bedrag van € 53.528,00 komt en dat [eiseres] enkel naar haar begroting heeft verwezen zonder toe te lichten op grond waarvan alle daarin opgenomen werkzaamheden en de daaraan gekoppelde kosten als schade zijn aan te merken. Vervolgens heeft [gedaagden] ten aanzien van iedere post apart verweer gevoerd.
5.42.
De rechtbank begrijpt dat de door [gedaagden] begrote stichtingskosten grotendeels zien op de bouw van de doolhoven. Vast staat dat de doolhoven niet opnieuw worden opgebouwd. [eiseres] heeft verder niet meer op het verweer van [gedaagden] gereageerd. Dat leidt ertoe dat deze schadepost zal worden afgewezen.
Demontage en afvoer oude zeecontainers, grondwerkzaamheden, drainage, plaatsing nieuwe (tweedehands) zeecontainers ad € 31.700,00 exclusief btw
5.43.
Ter onderbouwing van deze schadepost heeft [eiseres] verwezen naar een offerte van [bedrijf 3] BV van 18 mei 2022 (zie productie 15 bij dagvaarding).
5.44.
[gedaagden] betwist dat grond moet worden afgevoerd, omdat [eiseres] er zelf voor heeft gekozen extra grond op de containers te storten. Ook stelt zij dat de grond na het verwijderen van de containers opnieuw kan worden aangebracht. Voor zover de gevorderde vergoeding van de afvoerkosten ziet op de extra laag van 30 cm die [eiseres] heeft aangebracht ten behoeve van de aanleg van een terras, meent [gedaagden] dat die kosten voor eigen rekening van [eiseres] komen, omdat die aanleg niet tot haar opdracht behoorde. Daarnaast betwist [gedaagden] dat de grond moet worden bemonsterd en dat de containers moeten worden afgevoerd in verband met de mogelijkheid van hergebruik. Ook is volgens [gedaagden] het aanbrengen van drainage/bronbemaling, het profileren van de onderbaan, het aanbrengen/opruimen van rijplaten en een Klic-melding niet nodig en zijn de uitvoeringskosten van [bedrijf 3] ook in de offerte van Witteveen+Bos opgenomen.
5.45.
Nu [eiseres] hierop niet meer heeft gereageerd, zal de rechtbank alleen de niet-betwiste posten in de offerte van [bedrijf 3] toewijzen. Ten aanzien van de post zand/grond afgraven containers komt dan 5/8 deel voor vergoeding in aanmerking (er moet 80 cm grond worden afgegraven waarvan 30 cm voor rekening van [eiseres] blijft). De offerte van [bedrijf 3] maakt melding van een post “Containers opnemen en afvoeren” waarvoor een bedrag van € 3.640,00 is opgevoerd. Nu van afvoeren geen sprake is zal de rechtbank voor het opnemen van de containers de helft van dit bedrag in aanmerking nemen. Dit maakt dat de volgende posten voor vergoeding in aanmerking komen: zand/grond afgraven van containers ad € 663,75 (5/8 x € 1.062,00) + containers opnemen ad € 1.820,00 (13 x € 280,00 : 2) + plaatsen containers ad € 2.100,00 + rondom geplaatste containers afwerken ad € 525,00 + algemene kosten ad € 411,34 + winst en risico ad € 411,34 = totaal
€ 5.931,43exclusief btw.
Installatiewerkzaamheden elektra ad € 29.675,00 exclusief btw
5.46.
Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [eiseres] naar de offerte van [bedrijf 4] BV van 9 juni 2022 (zie productie 16 bij dagvaarding).
Met [gedaagden] begrijpt de rechtbank deze offerte aldus dat [bedrijf 4] met “paint-ball container” de lasergameruimte bedoelt.
5.47.
[gedaagden] betwist deze kosten, omdat de gehele installatie kan worden herplaatst en geen nieuwe materialen hoeven te worden aangebracht. [gedaagden] wijst erop dat de stelpost aarding ad € 2.500,00 sowieso niet toewijsbaar is, omdat deze post reeds in r.o. 2.43 en 2.44 van het vonnis van 17 november 2021 is afgewezen. Voorts meent [gedaagden] dat een nieuwe elektrische hoofdvoeding van het clubgebouw naar de lasergameruimte niet nodig is. Bovendien betwist [gedaagden] dat deze afstand 30 meter bedraagt en dat daarvoor 24 manuur nodig is. [gedaagden] stelt dat in 2017 een nieuwe onderverdeelkast, kabelgoten en alle toebehoren (zoals koppelplaten, c-beugels, hoekstukken, vervalstukken, T-stukken, kabeldozen, contactdozen/wcd, Tech-2 vluchtwegaanduiding, ONTEC vluchtwegverplichting, noodverlichting) zijn geplaatst/aangebracht en dat deze materialen kunnen worden hergebruikt. [gedaagden] erkent wel dat de schroeven moeten worden vervangen, dat voor het vervangen van de kabelgoten maximaal 16 manuren nodig zijn en dat de ymvk kabels tot maximaal 20 meter moeten worden vervangen.
5.48.
Nu [eiseres] hierop niet meer heeft gereageerd, zal de rechtbank alleen het door [gedaagden] erkende deel van de offerte van [bedrijf 4] als schadevergoeding toewijzen: schroeven ad € 78,05 + flensmoeren ad € 78,05 + ymvk kabels ad € 54,84
(€ 1.370,88 : 500m x 20m) + arbeidsloon ad € 1.016,00 (16 manuur x uurloon € 63,50) + werkvoorbereiding ad € 300,00 = totaal
€ 1.526,94exclusief btw.
Installatiewerkzaamheden brandveiligheid ad € 8.760,00 exclusief btw
5.49.
Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [eiseres] naar de prijsopgave van Evema van 10 juni 2022 (zie productie 17 bij dagvaarding).
5.50.
[gedaagden] betwist de noodzaak van deze kosten, omdat de huidige brandmeldinstallatie en noodverlichting kunnen worden herplaatst.
5.51.
Nu [eiseres] hierop niet meer heeft gereageerd heeft zij haar vordering onvoldoende gehandhaafd. Dat betekent dat de rechtbank deze schadepost zal afwijzen.
Afwerking/aankleding (airbrushen wanden) ad € 15.579,00 inclusief btw
5.52.
Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [eiseres] naar de offerte van [eenmanszaak] van 12 april 2022 (zie productie 18 bij dagvaarding) waarin een muurschildering van 450 m2 is begroot.
5.53.
[gedaagden] betwist dat de huidige muurschildering deze oppervlakte heeft. Volgens haar is op dit moment slechts in één container op één wand een muurschildering van 5 m2 aanwezig.
5.54.
Nu [eiseres] hierop niet meer heeft gereageerd, zal de rechtbank daarvan uitgaan en deze schadepost toewijzen tot een bedrag van
€ 143,05exclusief btw (€ 12.875,00 : 450 x 5).
Kosten eigen personeel in herstelwerkzaamheden ad € 26.475,00
5.55.
[eiseres] stelt dat door de herstelwerkzaamheden de inventaris van de lasergameruimte moet worden gedemonteerd om later weer te worden gemonteerd. Volgens [eiseres] is daarmee met inzet van eigen personeel 1.229 uur/€ 18.475,00 en materiaal ad € 8.000,00 gemoeid, in totaal € 26.475,00. Ter onderbouwing van deze bedragen verwijst [eiseres] naar een door haarzelf opgesteld overzicht (zie productie 19 bij dagvaarding).
5.56.
[gedaagden] betwist dit overzicht. Zo wijst [gedaagden] erop dat er met betrekking tot de inventaris geen aantallen zijn genoemd en hiervan ook geen foto’s zijn overgelegd, zodat geen goed beeld kan worden gevormd, en dat het aantal begrote uren, het bruto uurloon en de materiaalkosten niet zijn voorzien van een deugdelijke onderbouwing. [eiseres] heeft hierop niet meer gereageerd.
5.57.
Hoewel het overzicht van [eiseres] niet met offertes of iets dergelijks is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat in verband met de herstelwerkzaamheden (gedeeltelijke) (de)montage van de inventaris nodig zal zijn. Ten aanzien van het onderdeel “ [onderdeelnaam 1] ” heeft [eiseres] 219 uur begroot, in totaal € 3.685,00. De gestelde werkzaamheden zien op “plan van aanpak opstellen inventaris”, “wapens verplaatsen naar het clubhuis en opnieuw aansluiten”, “wapenkamer verwijderen” en het demonteren/leeghalen van de bar- en jungleruimte. Met [gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat het aantal arbeidsuren dat volgens [eiseres] daarmee is gemoeid, zonder nadere concretisering, die ontbreekt, (te) ruim is ingeschat. De rechtbank zal daarom de omvang van de werkzaamheden die betrekking hebben op het leeghalen van de ruimte en het terugplaatsen van inventaris schattenderwijs vaststellen op 120 uur tegen een uurtarief van € 15,00, in totaal
€ 1.800,00. Ten aanzien van het onderdeel “ [onderdeelnaam 2] ” heeft [eiseres] 1.010 uur begroot, in totaal € 14.790,00. De gestelde werkzaamheden zien op “aankleding bar- en jungleruimte”, “inrichting ruimte alleen inventaris” en “ruimte boven de zeecontainers gebruiksklaar maken”, waarvoor materiaal ad € 8.000,00 moet worden aangeschaft. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van dit onderdeel iedere onderbouwing ontbreekt. Zo heeft [eiseres] niet toegelicht waarom de huidige inventaris (autobanden, deuren, olievaten) ten behoeve van de aankleding van de bar- en jungleruimte moet worden vervangen. Bovendien heeft [gedaagden] onweersproken gesteld dat [eiseres] deze inventaris in 2017 kosteloos heeft kunnen ophalen bij een relatie van [gedaagden] Voorts heeft [gedaagden] terecht aangevoerd dat het terras geen onderdeel was van de opdracht. Dit betekent dat de gevorderde vergoeding van
€ 8.000,00 (materiaal) en € 14.790,00 (arbeid) zal worden afgewezen.
Eigen uren begeleiding ad € 36.300,00
5.58.
[eiseres] stelt dat [naam 1] 363 uur nodig heeft om de herbouw te begeleiden. Deze begeleiding ziet op marketing (200 uur), regelen brandveiligheid (4 uur), besprekingen gemeente (12 uur), special effects (50 uur), Witteveen+Bos (44 uur), elektra (4 uur), droogtrekken containers (1 uur), airbrushen (25 uur), plaatsen en verwijderen containers (15 uur) en aanschaf zeecontainers (8 uur).
5.59.
[gedaagden] betwist (de noodzaak en omvang van) deze uren, alsmede het door [eiseres] gehanteerde uurtarief van € 100,00.
5.60.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft toegelicht dat de gestelde begeleidingswerkzaamheden van [naam 1] als schade van [eiseres] moet worden gezien. Daarvan kan slechts sprake zijn als [naam 1] door deze begeleiding geen andere werkzaamheden kan verrichten waardoor [eiseres] derden moet inschakelen. [eiseres] heeft dit evenwel niet gesteld. Daar komt bij dat er in r.o. 5.30 al een bedrag van € 4.000,00 is toegekend voor bouwbegeleiding en daar al is overwogen dat de gevorderde “eigen kosten” daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze schadepost zal daarom worden afgewezen.
Leges omgevingsvergunning ad € 8.820,00
5.61.
[eiseres] stelt dat zij een (nieuwe) omgevingsvergunning moet aanvragen waarvoor zij leges is verschuldigd van 2,94% x € 300.000,00 (bouwkosten) = € 8.820,00.
5.62.
[gedaagden] betwist dat voor de herstelwerkzaamheden/renovatie een omgevingsvergunning nodig is.
5.63.
Nu [eiseres] hierop niet meer heeft gereageerd, zal de rechtbank van de juistheid van de stelling van [gedaagden] uitgaan en deze schadepost afwijzen.
CAR-verzekering ad € 3.188,00
5.64.
[eiseres] stelt dat zij voor het verwijderen van de zeecontainers een tijdelijke CAR-/montageverzekering nodig heeft om daarmee verband houdende risico’s af te dekken. Zij verwijst daartoe naar de offerte van NN van 24 juni 2022 (zie productie 22 bij dagvaarding).
5.65.
[gedaagden] betwist de bouwtermijn waarvoor de verzekering zal gelden (6 maanden). Voorts meent [gedaagden] dat de rubrieken Hulpmaterialen en Transport ten onrechte zullen worden (mee)verzekerd, omdat deze bij de verschillende door [eiseres] benaderde partijen al verzekerd zullen zijn. Ook is volgens [gedaagden] de verzekerde som van het werk ten onrechte gebaseerd op verwijdering van de containers, omdat hiervan geen sprake zal zijn. Ook is niet duidelijk waarom de verzekerde som voor “bestaande eigendommen opdrachtgever” € 500.000,00 bedraagt, aldus [gedaagden]
5.66.
Nu [eiseres] hierop niet meer heeft gereageerd, zal de rechtbank deze schadepost afwijzen.
Stijging bouwkosten ad € 31.681,00
5.67.
[eiseres] stelt dat met het herstel rekening moet worden gehouden met een percentage van 9,5 aan gestegen bouwkosten. Daarvoor verwijst zij naar de CBS StatLine gegevens (zie productie 23 bij dagvaarding). Volgens [eiseres] zijn in de prijsindex bouwkosten nieuwbouwwoningen zowel een materiaal- als looncomponent meegewogen.
5.68.
[gedaagden] betwist dit percentage. Daarbij wijst [gedaagden] erop dat de door [eiseres] aangehaalde prijsindex ziet op nieuwbouwwoningen en dus niet op het plaatsen van tweedehands containers. Bovendien is volgens [gedaagden] ook niet duidelijk hoe [eiseres] op basis van deze prijsindex tot een prijsstijging van 9,5% komt.
5.69.
[eiseres] heeft het verweer van [gedaagden] vervolgens niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, weerlegd en haar stellingen daarom onvoldoende gehandhaafd. Deze schadepost zal daarom worden afgewezen. Daarbij betrekt de rechtbank dat in de verschillende door [eiseres] opgevraagde offertes de stijging van de bouwkosten zal zijn doorberekend.
Ten aanzien van de (doorlopende) kosten i.v.m. droogmaken lasergameruimte
5.70.
[eiseres] vordert – onder verwijzing naar r.o. 2.28 van het vonnis van 17 november 2021 – vergoeding van de kosten die verband houden met het droogmaken van de lasergameruimte vanaf 1 februari 2020 tot 1 juli 2023 tot een bedrag van afgerond
€ 9.014,00 (125 regendagen per jaar x 3 jaar en vijf maanden x 1½ uur per dag x uurtarief
€ 14,07).
5.71.
[gedaagden] betwist de wijze waarop [eiseres] deze schadepost heeft onderbouwd. [gedaagden] stelt dat [eiseres] heeft verzuimd om urenstaten bij te houden waaruit blijkt op welke dagen en hoeveel uren haar personeel aan het droogmaken van de lasergameruimte heeft besteed. Bovendien heeft [eiseres] daarbij ten onrechte geen rekening gehouden met de coronamaatregelen en ziet een deel op toekomstige – en dus onzekere – schade.
5.72.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [eiseres] tot op heden te maken heeft met de onderhavige kosten, zolang de herstelwerkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd. Daar staat echter tegenover dat [eiseres] nog steeds geen verifieerbaar en controleerbaar urenoverzicht in het geding heeft gebracht waarin de data en gewerkte uren zijn opgenomen, dat de lasergameruimte tijdens de lockdowns voor het publiek gesloten was waardoor geen omzet kon worden gerealiseerd en dat het de eigen keuze van [eiseres] is om tot op heden te wachten met het herstel. Dit is door [gedaagden] zowel in de hoofdzaak als in haar conclusie van antwoord aangevoerd, maar dat heeft er niet toe geleid dat [eiseres] haar standpunt nader heeft ingekleed. Dat leidt ertoe dat de rechtbank die onderdelen tegen elkaar zal wegstrepen. Deze schadepost zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de kosten van investering special effects
5.73.
[eiseres] vordert tot slot vergoeding van de kosten die verband houden met de (de)montage van “special effects” in verband met de herstelwerkzaamheden tot een bedrag van € 31.900,00 exclusief btw. Ter onderbouwing van dit bedrag verwijst [eiseres] naar de offerte van [bedrijf 5] van mei 2022 (zie productie 24 bij dagvaarding). Volgens [eiseres] ziet de afwijzing van deze schadepost in het vonnis van 17 november 2021 niet op het aansprakelijkheidsoordeel van de rechtbank, zodat deze schadepost in deze schadestaatprocedure opnieuw kan worden ingebracht, voorzien van een nadere onderbouwing. Weliswaar heeft de rechtbank deze post destijds afgewezen omdat [eiseres] de noodzaak van het loskoppelen/verwijderen, opslaan en daarna terugplaatsen van de special effects ten behoeve van het herstel van de gebreken niet heeft aangetoond, maar dat laat onverlet dat de rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagden] ter zake aansprakelijk is, aldus [eiseres] . [gedaagden] betwist dit.
5.74.
De rechtbank heeft bij vonnis van 17 november 2021 het volgende overwogen ten aanzien van de “investering special effects” (2.4)
“2.72. [naam 1] stelt dat voor uitvoering van de hiervoor genoemde beheer- en herstelwerkzaamheden alle 'special effects' in de lasergameruimte losgekoppeld/verwijderd, opgeslagen en daarna teruggeplaatst en getest moeten worden en dat de kosten hiervan
€ 12.886,50 inclusief btw bedragen. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [naam 1] naar de offerte van [bedrijf 5] te [vestigingsplaats 3] van 29 december 2019.
2.73.
De rechtbank stelt vast dat de noodzaak van het loskoppelen/verwijderen, opslaan en daarna terugplaatsen en testen van de 'special effects' ten behoeve van het herstel van de gebreken niet uit de notitie van Witteveen+Bos volgt. Ook anderszins heeft [naam 1] dit niet aangetoond. Onder verwijzing naar het rapport van Hanselman bestaat volgens [naam VOF 1] daarvoor ook geen nut of noodzaak. Het voorgaande leidt ertoe dat schadepost 2.4 zal worden afgewezen.”
5.75.
De rechtbank overweegt dat zij met de afwijzing van deze kosten in r.o. 2.73 van het vonnis van 17 november 2021 een bindende eindbeslissing heeft gegeven die bovendien in gezag van gewijsde is gegaan. [eiseres] heeft daartegen immers geen rechtsmiddel aangewend. De rechtbank kan het standpunt van [eiseres] daarom niet volgen. Deze schadepost zal daarom worden afgewezen.
Conclusie
5.76.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding slechts beperkt toewijsbaar is. De toewijsbare posten zijn: € 6.229,15 + € 2.000,00 + € 33.600,00 + € 3.750,00 + € 7.000,00 + € 200,00 + € 5.931,43 + € 1.526,94 + € 143,05 + € 1.800,00, in totaal € 62.180,57 exclusief btw. Daarop moet het bedrag dat ziet op herstelwerkzaamheden van € 23.125,00, toegewezen bij vonnis van 17 november 2021, in mindering worden gebracht, zodat een bedrag van € 39.055,57 exclusief btw resteert. Dat is
€ 47.257,24 inclusief btw.
Beslagkosten
5.77.
[eiseres] vordert [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. [eiseres] heeft daartoe als productie 32 alleen het beslagverlof in het geding gebracht. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 676,00 (griffierecht) en € 1.183,00 (salaris advocaat: 1 punt x tarief € 1.183,00), in totaal € 1.859,00.
Proceskosten
5.78.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eiseres] van het bedrag van
€ 47.257,24 inclusief btw;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.859,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023 (PS).