Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 december 2021 (pagina’s 287 tot en met 300);
- het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer 22) van verbalisant [verbalisant] , van 11 maart 2022 (pagina’s 352 tot en met 354).
“was bedrogen en dat hij wraak moest nemen”.[verdachte] had het kenteken van de auto aan [medeverdachte 2] doorgegeven. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] later op de luchtplaats van het politiebureau naar hem toeliep en zei “
We weten allebei van niks, je moet je mond houden. Ze hebben niks, gewoon je mond houden. Ze houden je drie dagen vast en dan kun je weer naar huis.” [6] Op dat moment wist [medeverdachte 1] naar eigen zeggen dat hij de persoon was waarmee [medeverdachte 2] telefonisch contact had gehad. [7]
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
belaging;
opzettelijke uitlokking van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
9.De vordering tenuitvoerlegging
10.De toegepaste wettelijke voorschriften
11.De beslissing
belaging;
opzettelijke uitlokking van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
gevangenisstrafvoor de duur van
420 (vierhonderdtwintig) dagen;
158 (honderdachtenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte:
bijzondere voorwaardendat verdachte:
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
2 (twee) jaren;
1 (één) weekhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,00, (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.363,98, ( zegge: dertienhonderddrieënzestig euro en achtennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, van de bij vonnis van rechtbank Overijssel van 14 april 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 145 dagen en beveelt daarbij de
omzettingvan deze 90 dagen gevangenisstraf
in een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
voor de duur van 200 uren, bij niet goed verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.