ECLI:NL:RBOVE:2023:2411

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.000412.23, 08.286114.22, 08.013479.22 (tul alg) en 08.013479.22 (tul bv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot tbs met dwangverpleging voor pogingen tot doodslag en vernieling

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot doodslag en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. De zaak kwam aan het licht na incidenten op 30 december 2022 in Zwolle, waar de verdachte met een mes op twee slachtoffers instak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke stoornis, zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers. De verdachte heeft ook een tafel vernield in de Stadkamer in Zwolle. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, en heeft daarom besloten om hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte in behandeling moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.000412.23, 08.286114.22, 08.013479.22 (tul alg) en 08.013479.22 (tul
bv) (P)
Datum vonnis: 27 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Syrië),
BPR-adres: [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Veelders en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Parketnummer 08.000412.23:
feit 1:poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] ;
feit 2:poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] ;
Parketnummer 08.286114.22:
vernieling van een tafel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.000412.23:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) voorwerp, in de rug en/of de linker bovenarm en/of het rechter bovenbeen en/of de rechter knie, in ieder geval in het lichaam heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, in ieder éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) voorwerp, in de rug en/of de linker bovenarm en/of het rechter bovenbeen en/of de
rechter knie, in ieder geval in het lichaam heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 30 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) voorwerp, in de richting van de borst, in ieder geval in de richting van het lichaam en/of in de arm, in ieder geval in het lichaam heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) voorwerp, in de richting van de borst, in ieder geval in de richting van het lichaam en/of in de arm, in ieder geval in het lichaam heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08.286114.22
hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een tafel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Stadkamer (gevestigd op/aan de Zeven Alleetjes 1A), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de zaak met parketnummer 08.000412.23 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 08.286114.22 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de in de zaak met parketnummer 08.000412.23 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat het (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling kan volgens de raadsvrouw wel een bewezenverklaring volgen.
Verder heeft de raadsvrouw zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 08.286114.22 ten laste gelegde vernieling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08.000412.23, feiten 1 en 2
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid. Die opsomming is opgenomen in de bijlage.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe verdachtes handelingen juridisch moeten worden gekwalificeerd. Om tot bewezenverklaring van de telkens primair ten laste gelegde poging tot doodslag te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden en hij die kans willens en wetens heeft aanvaard.
Of in een concreet geval kan worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van verdachte geen inzicht geven over wat er tijdens de gedraging in hem is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Dat houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op het ten laste gelegde sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van aangevers en de bewuste aanvaarding van die kans door verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 08.000412.23 feit 1 primair
In zijn aangifte heeft [slachtoffer 1] verklaard: “
Op vrijdag 30 december 2022 (…) liep ik (…) over de stoep (…). Ik voelde een harde klap op mijn rug. Ik dacht eerst dat het een grap was van een bekende. Ik draaide hierop om. Ik zag een man staan en die begon op mij in te steken. Ik zag dat hij met zijn rechterhand bovenhands op mij in begon te steken. Hij stak echt in het wilde weg op mij in. Ik ben geraakt op mijn rug, linker bovenarm, rechter bovenbeen en rechter knie.
Verder heeft [slachtoffer 1] bij de politie verklaard: “
Na de eerste steek in mijn rug en nadat ik mij had omgedraaid zag ik hem dus met dat mes omhoog staan en steekbewegingen maken. Hij raakte mij toen ook nog in mijn rechterbovenarm. In een reflex heb ik toen getracht om hem weg te duwen, maar ik weet niet of dat lukte. Het volgende moment duwde hij mij volgens mij met één hand weg, waardoor ik op mijn rug in de voortuin van een woning aan de [straat] kwam te vallen. (…) Hij kwam weer op mij af en stak mij eerst in mijn rechterbovenbeen. (…) Toen ik op was gestaan heeft de man nog wel een paar steekbeweging richting mijn lichaam gemaakt. Vermoedelijk heeft hij mij toen ook nog in mijn rechterknie gestoken.”.
Uit de op 28 februari 2023 door de forensisch arts L. Dijkhuizen opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving blijkt dat het letsel op de rug van [slachtoffer 1] zich links midden op de rug, circa drie centimeter links naast de wervelkolom, bevond.
De rechtbank is van oordeel dat het met een mes in iemands rug steken op de wijze en de plek op het lichaam zoals verdachte heeft gedaan, dus met volle kracht (hard), naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in zich bergt op de dood van het slachtoffer.
In het bovenlichaam bevinden zich immers (meerdere) kwetsbare en vitale organen. Een verwonding aan een van die kwetsbare en vitale delen van het lichaam kan levensbedreigend zijn en tot de dood leiden. Dat verdachte zich daarvan niet bewust zou zijn geweest, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, waarbij de rechtbank heeft betrokken dat niet is gebleken dat bij verdachte vanwege zijn geestelijke stoornis ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. Uit de hierna te bespreken persoonlijkheidsonderzoeken volgt dat de beweegredenen van verdachte om te steken weliswaar zijn ingegeven door waandenkbeelden, maar hieruit valt niet zonder meer af te leiden dat verdachte zich niet bewust was van wat hij deed.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het doelbewust met kracht een mes in de rug van het slachtoffer steken, en daarna in blijven steken op het slachtoffer, waarbij het slachtoffer ook nog in de rechterbovenarm, rechterbovenbeen en rechterknie is geraakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een of meer vitale delen in het bovenlichaam van het slachtoffer zou raken en het slachtoffer van het leven zou beroven.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij door zijn gedrag de dood van [slachtoffer 1] zou kunnen veroorzaken. De rechtbank acht het opzet (in voorwaardelijke zin) bewezen en verwerpt het verweer van de verdediging.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 08.000412.23 feit 2 primair
In zijn aangifte heeft [slachtoffer 2] verklaard: “(…)
Ik zag dat hij naar mij toe liep(…)
. Ik zag dat hij vervolgens een groot mes uit zijn zak haalde. (…) Ik zag dat hij het mes vast had in zijn rechterhand met het blad naar beneden. Ik zag dat hij het mes boven zijn hoofd deed en met kracht naar beneden deed. Ik heb mij hierop afgeweerd door weg te draaien en mijn arm naar voren te doen. Ik had meteen door dat hij mij met het mes geraakt had. Als ik niet was weggedraaid dan had hij mij in mijn borst geraakt. Ik zag dat hij opnieuw zijn arm omhoog deed.(….)
Ik zag dat hij opnieuw het mes boven naar beneden (deed) met kracht. Doordat ik achteruit was gegaan miste de jonge mij met zijn mes. Als ik niet naar achteren was gegaan dan was ik geraakt op mijn borst.(…)”.
Verder heeft [slachtoffer 2] bij de politie verklaard: “(…)
Om mijn borst te beschermen draaide ik mijn bovenlichaam bij en draaide (ik) mijn linkerarm naar voren(…)
Op dat moment (…) werd ik door het mes geraakt in mijn ljnker bovenarm. (…) Ik deed een aantal stappen naar achteren om mijn zelf te beschermen. In die tijd dat ik achteruit stapte hief de man de tweede keer het mes omhoog en haalde naar beneden uit. Doordat ik achteruit stapte werd ik gelukkig niet geraakt. (…)”.
Uit de op 28 februari 2023 door de forensisch arts T. Gelderman opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving blijkt dat [slachtoffer 2] op de buikzijde van zijn linker bovenarm, vlak boven de elleboogplooi, een huiddoorklieving van 3 centimeter lang heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat het met een mes in de borst proberen te steken, op de wijze zoals verdachte heeft gedaan, te weten met het mes van boven zijn hoofd met kracht naar beneden steken in de richting van de borst van het slachtoffer, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in zich bergt op de dood van het slachtoffer.
Zoals hierboven reeds is overwogen bevinden zich in het bovenlichaam (meerdere) kwetsbare en vitale organen en kan een verwonding aan een van die kwetsbare en vitale delen van het lichaam levensbedreigend zijn en tot de dood leiden. Dat verdachte zich daarvan niet bewust zou zijn geweest is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Ook hier geldt dat niet is gebleken dat bij verdachte vanwege zijn geestelijke stoornis ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het doelbewust met kracht een mes in de borst van het slachtoffer proberen te steken, en nadat het slachtoffer naar achteren was gegaan, opnieuw het slachtoffer in de borststreek proberen te steken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een of meer vitale delen in het bovenlichaam van het slachtoffer zou raken en het slachtoffer van het leven zou beroven.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank ook hier tot het oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij door zijn gedrag de dood van [slachtoffer 2] zou kunnen veroorzaken. De rechtbank acht het opzet (in voorwaardelijke zin) bewezen en verwerpt het verweer van de verdediging.
Het onder 2 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 08.286114.22
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij een tafel in de Stadkamer in Zwolle heeft vernield.
Nu sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid. Die opsomming is opgenomen in de bijlage.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.000412.23:
1. primair:
hij op 30 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, met een mes, in de rug en de linker bovenarm en het rechter bovenbeen en de rechter knie, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair:
hij op 30 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met een mes, in de richting van de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08.286114.22:
hij op 20 oktober 2022 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een tafel, die aan de Stadkamer (gevestigd op/aan de Zeven Alleetjes 1A), toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08.000412.23:
feit 1 primair:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2 primair:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
Parketnummer 08.286114.22
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op basis van de adviezen van de gedragsdeskundigen op het standpunt gesteld dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de adviezen van de gedragsdeskundigen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, moeten worden gevolgd en dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door A.E. van der Waal, psychiater, op 9 mei 2023 uitgebrachte pro Justitia rapport, en het door W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, op 28 april 2023 uitgebrachte pro Justitia rapport.
De deskundige Van der Waal heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum-stoornis, een ernstige stoornis in het gebruik van amfetamine en waarschijnlijk zwakbegaafdheid, in combinatie met antisociaal gedrag en diverse sociaal-maatschappelijke problemen.
Van der Waal schrijft dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een floride psychotisch toestandsbeeld waarin hij auditieve, visuele en tactiele hallucinaties had, en de paranoïde waan dat hij werd geobserveerd. Dit werd waarschijnlijk aangejaagd door amfetaminegebruik en nachten lang niet slapen. Verdachtes denken en handelen werd volledig bepaald door zijn psychose. Van der Waal heeft op grond van het vorenstaande geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De deskundige Gaertner heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, een stoornis in het gebruik van amfetamine en zwakbegaafdheid dan wel een verstandelijke stoornis.
Verdachte was ervan overtuigd dat de politie hem psychisch ziek heeft gemaakt, dat hij
door hen zijn leven is kwijtgeraakt en dat zij hem achtervolgden en bespioneerden. In de
slachtoffers van het ten laste gelegde zag hij politieagenten en hij wilde hen angst aan jagen waardoor ze zouden stoppen met hem achtervolgen.
Verdachte werd ten tijde van het ten laste gelegde volledig gestuurd vanuit zijn psychotische overtuigingen. Gaertner heeft op grond van het vorenstaande eveneens geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies – dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten – op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Nu verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De door de raadsvrouw bepleite zorgmachtiging is niet toereikend omdat dit, gelet op de beperkte duur, de beperktere aandacht voor delictpreventie en risicotaxatie, onvoldoende waarborgen biedt. Bovendien zijn er binnen dit kader zeer weinig plekken beschikbaar die het hoge beveiligingsniveau dat verdachte nodig heeft kunnen waarborgen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet ter beschikking moet worden gesteld omdat dit een ultimum remedium is. Verdachte heeft weliswaar een klinische behandeling nodig maar deze behandeling kan ook binnen het kader van een zorgmachtiging plaatsvinden. Daarbij heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de eerdere zorgmachtiging die verdachte had niet goed is uitgevoerd. Verdachte had toen moeten worden opgenomen, hetgeen niet is gebeurd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft op twee verschillende momenten twee willekeurige personen uit het niets op straat gestoken met een mes. Het eerste slachtoffer liep daarbij een steekwond aan zijn linker bovenarm op. Het tweede slachtoffer liep steekverwondingen aan zijn rug, rechterbovenarm, rechterbovenbeen en rechterknie op. Daarnaast heeft verdachte een tafel vernield in de Stadkamer in Zwolle.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kunnen deze feiten niet aan verdachte worden toegerekend. Gelet hierop is voor het opleggen van straf geen plaats.
De deskundige Van der Waal heeft in eerder genoemde rapportage geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is, omdat sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, van weinig ziektebesef en geen ziekte-inzicht. Ook lijkt verdachte het gebruik van amfetamine niet als problematisch te zien en wordt zijn intelligentie ten hoogste op zwakbegaafd niveau geschat. Daarnaast verkeert hij in een uiterst ongunstige sociaal-maatschappelijke situatie door het verlies van werk, van zijn woonplek en door het ontbreken van een sociaal netwerk en kennis van de Nederlandse taal.
Om het recidiverisico te verminderen heeft verdachte behandeling nodig voor zowel
de schizofreniespectrumstoornis als voor zijn sociaal-maatschappelijke problemen. Ook is behandeling voor de stoornis in het gebruik van amfetamine nodig. Klinische behandeling in een gesloten setting is aangewezen omdat verdachte geen motivatie voor behandeling heeft, weinig ziektebesef en geen ziekte-inzicht heeft. Ook heeft hij geen woning of werkzaamheden. Dit onderstreept de noodzaak tot klinische behandeling.
Een terbeschikkingstelling zal mogelijk maken dat verdachte voldoende lang in een beveiligde setting behandeld kan worden. Ook kan hier een delictpreventieve behandeling plaatsvinden. Gezien zijn onvoorspelbare en gevaarlijke gedrag naar anderen en aangekondigde agressie naar politieagenten, acht Van der Waal bij een klinische behandeling een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk om het recidiverisico te beperken.
Van der Waal heeft daarom geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De deskundige Gaertner heeft in eerdergenoemde rapportage geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is, omdat de stoornis van verdachte onvoldoende behandeld is, verdachte nog altijd psychotisch is, hij ervan overtuigd is dat de politie hem dit alles heeft aangedaan, en hij nog altijd op wraak zint.
De ernst van de pathologie in combinatie met het hoge recidiverisico maakt dat een klinische
behandeling binnen een hoog beveiligde setting noodzakelijk is. Binnen de behandeling dient er allereerst ingestoken te worden op een adequate medicamenteuze behandeling waardoor de psychotische symptomatologie meer naar de achtergrond verdwijnt. De verwachting is dat het een lange adem zal vragen om verdachte langdurig stabiel te laten functioneren in de maatschappij. De verwachting is niet dat verdachte veel kan leren op het gebied van inzicht maar dat het vooral het aanleren van meer adequaat gedrag zal zijn wat binnen de behandeling op de voorgrond zal staan. Verdachte behoeft ondersteuning op alle levensgebieden.
Gaertner heeft daarom ook geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen op de in de rapporten daarvoor bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 29 mei 2023, waaruit blijkt dat hij op 29 juli 2022 door de politierechter eerder is veroordeeld voor geweldmisdrijven. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsadvies van 19 mei 2023, waarin staat dat ook de reclassering het recidiverisico hoog inschat en de reclassering zich kan vinden in de adviezen van de psychiater en de psycholoog om terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Uit de pro Justitia rapportages en de door de deskundige Van der Waal ter terechtzitting daarop gegeven aanvulling, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat een zorgmachtiging ontoereikend is voor de situatie van verdachte.
Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging niet voldoende is om de samenleving tegen het hoge recidivegevaar te beschermen en dat verdachte een steviger kader nodig heeft.
Verdachte heeft gelet op de aard van zijn stoornis voor langere duur verplichte zorg nodig en plaatsing in het kader van een zorgmachtiging en daarop volgende verlenging(en) bieden onvoldoende waarborgen dat het recidiverisico afdoende kan worden beperkt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte al eerder een zorgmachtiging heeft gehad en dat dit een psychotische decompensatie en nieuwe strafbare feiten niet heeft kunnen voorkomen. Daarnaast is delictpreventie over het algemeen geen onderdeel van een behandeling binnen de reguliere GGZ, terwijl het gelet op de ernst van de feiten belangrijk is dat dit een onderdeel van de behandeling zal zijn.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op de door verdachte in de zaak met parketnummer 08.000412.23 begane feiten staat naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar.
Ten tijde van deze feiten bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege. De rechtbank acht een dergelijke verpleging aangewezen, nu het gevaar voor herhaling groot is en het, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, niet verantwoord is de verdachte, zonder dat dit gevaar is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd in de maatschappij te laten terugkeren.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd voor onder meer misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

8.De schade van benadeelde

Parketnummer 08.000412.23 feit 1 primair:
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 190,-- (honderdnegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- winterjas € 80,00;
- wintertrui € 40,00;
- T-shirt € 10,00;
- spijkerbroek € 60.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden tot een bedrag van € 100,00, omdat de vordering niet is onderbouwd en geen informatie bekend is hoe oud de kleding was.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich er niet tegen verzet dat de gevorderde schade wordt gematigd tot een bedrag van € 100,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] . De opgevoerde schadeposten zijn niet onderbouwd, maar tot een bedrag van € 100,00 zijn deze posten niet betwist en voldoende aannemelijk. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 100,00 toewijzen. De rechtbank zal de [slachtoffer 1] voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met twee dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9. De vorderingen tenuitvoerleggingen (zowel tul algemeen als tul bijzondere voorwaarden)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 29 juli 2022, met parketnummer 08.013479.22, te weten een taakstraf van 120 uren, zal worden afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ook om afwijzing van de vorderingen verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen, omdat toewijzing in het licht van de opgelegde maatregel niet opportuun is. Gelet op de toestand waarin verdachte verkeert is de tenuitvoerlegging van de straf niet haalbaar en niet wenselijk. De rechtbank acht het belangrijk dat verdachte zo spoedig mogelijk start met zijn behandeling.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaken met parketnummer 08.000412.23 onder 1 primair en 2 primair en het in de zaak met parketnummer 08.286114.22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.000412.23:
feit 1 primair, het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2 primair, het misdrijf:
poging tot doodslag;
parketnummer 08.286114.22:
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 100,00 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (parketnummer 08.000412-23 feit 1 primair) van een bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het in de zaak met parketnummer 08.000412-2 onder 1 primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 100,00, (zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van twee dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 90,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat hij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.013479.22 (tul algemene voorwaarden)
-
wijstde vordering
af;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.013479.22 (tul bijzondere voorwaarden)
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.000412.23
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R02094 (onderzoek Melkkruid). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1 primair:
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 juni 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 januari 2023, pagina’s 126 tot en met 128, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
3. 2. Het proces-verbaal aangifte van 30 december 2022, pagina’s 19 en 20, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring;
4. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 30 december 2022, pagina's 30 tot en met 31, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring;
5. Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage, opgemaakt door L. Dijkhuizen, forensisch arts op 28 februari 2023, pagina's 42 tot en met 52;
Ten aanzien van feit 2 primair:
6. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 juni 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 januari 2023, pagina’s 126 tot en met 128, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
8. Het proces-verbaal aangifte van 30 december 2022, pagina’s 19 en 20, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring;
9. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 1 januari 2023, pagina's 22 tot en met 26, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring;
10. Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage, opgemaakt door T. Gelderman, forensisch arts op 28 februari 2023, pagina's 53 tot en met 56;
Parketnummer 08.286114.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022485886). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
11. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 juni 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
12. Het proces-verbaal door [verbalisant] namens de Stadskamer Zwolle ingediende aangifte van 20 oktober 2022, pagina’s 5 tot en met 7.