ECLI:NL:RBOVE:2023:2412

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.963607.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en narcosemiddelen

De rechtbank Overijssel heeft op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en narcosemiddelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 371 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast is hem een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 november 2020 tot en met 7 mei 2021 meerdere hoeveelheden LSD en ketamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, met een voorwaardelijk deel van zes maanden. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Tijdens de zitting op 25 januari 2023 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van forensisch onderzoek en rapporten van het NFI, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Geneesmiddelenwet. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte, en heeft besloten tot een combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.963607.20 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Groothuizen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.P.J. van der Meij, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(samen met anderen) meerdere hoeveelheden LSD buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
feit 2:(samen met anderen) meerdere hoeveelheden ketamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 07 mei 2021 te Amsterdam en/of Diemen en/of Almere en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht - al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet -, althans (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) LSD (lysergide), zijnde LSD (lysergide) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, omvattende (in elk geval):- op of omstreeks 10 november 2020 te Diemen in totaal 198, althans een of meerdere, zegels bevattende LSD (lysergide) (SIN AAMG2584NL en/of AAMG2585NL) en/of- op of omstreeks 03 december 2020 te Amsterdam in totaal 90, althans een of meerdere, zegels bevattende LSD (lysergide) (SIN AAMG2999NL en/of AAMG2998NL) en/of- op of omstreeks 19 januari 2021 te Amsterdam in totaal 415, althans een of meerdere, zegels bevattende LSD (lysergide) (SIN AAMG1518NL en/of AAMG1519NL en/of AAMG1520NL en/of AAMG1521NL en/of AAMG1522NL) en/of- op of omstreeks 11 februari 2021 te Diemen in totaal 130, althans een of meerdere, zegels bevattende LSD (lysergide) (SIN AAMX9417NL en/of AAMX9415NL en/of AAMX9413NL en/of AAMX9412NL en/of AAMX9411NL) en/of- op of omstreeks 11 februari 2021 te Amsterdam in totaal 50, althans een of meerdere, zegels bevattende LSD (lysergide) (SIN AAOW3095NL en/of AAOW3094NL en/of AAOW3093NL en/of AAMX9419NL);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 07 mei 2021 te Amsterdam en/of Diemen en/of Almere en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zonder registratie (een)hoeveelhe(i)d(en) ketamine (HCl), in elk geval een werkzame stof, als bedoeld in artikel 1, onder x.1. van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht,omvattende (in elk geval):- op of omstreeks 03 december 2020 te Amsterdam 4,99 gram (SIN AAOW8050NL) en/of 5,36 gram (SIN AAOW8051NL), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) ketamine (HCl) en/of- op of omstreeks 11 februari 2021 te Amsterdam 5,85 gram (SIN AAMX9423NL) , althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) ketamine (HCl).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, zij het gedurende een kortere periode, namelijk van 10 november 2020 tot en met 7 mei 2021. Daarnaast kan volgens de officier van justitie het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit op het standpunt dat slechts de pleegperiode van 10 november 2020 tot en met 7 mei 2021 kan worden bewezen. Verder heeft de verdediging geen opmerkingen over hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
feit 1
De rechtbank acht het feit bewezen, zij het met een kortere pleegperiode, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 25 januari 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2020 (pagina’s 88 en 89);
- het proces-verbaal forensisch onderzoek van 19 november 2020 (pagina’s 104 en 105);
- een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport Identificatie van drugs en precursoren van 18 december 2020 (pagina 114);
- het proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2020 (pagina’s 126-127);
- het proces-verbaal forensisch onderzoek aan enveloppen met mogelijk verdovende middelen (pagina’s 146-148);
- een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport Drugs- en geneesmiddelenonderzoek aan vier materialen van 16 maart 2021 (pagina 176);
- het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2021 (pagina’s 207-208);
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 4 februari 2021 (pagina’s 212-222);
- een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport Identificatie van drugs en precursoren van 5 maart 2021 (pagina 241);
- het proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2021 (pagina’s 261-262);
- het proces-verbaal forensisch onderzoek van 30 april 2021 (pagina’s 276-277);
- een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport Identificatie van drugs van 6 januari 2022 (pagina 318).
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in de periode 26 oktober 2020 tot en met 9 november 2020 opzettelijk LSD heeft verzonden. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
feit 2
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 25 januari 2023;
- het proces-verbaal forensisch onderzoek scheiden sealbags van verdovende middelen van 15 januari 2021 (164-165);
- een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport Drugs- en geneesmiddelenonderzoek aan vier materialen van 16 maart 2021 (pagina 176);
- het proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2021 (pagina’s 264-265);
- het proces-verbaal forensisch onderzoek van 30 april 2021 (pagina’s 300-301);
- een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport Identificatie van drugs van 6 januari 2022 (pagina 318).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 10 november 2020 tot en met 7 mei 2021 te Amsterdam en Diemen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht - al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet - een hoeveelheid LSD (lysergide), zijnde LSD (lysergide) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, omvattende:
- op 10 november 2020 te Diemen in totaal 198 zegels bevattende LSD (lysergide) en
- op 3 december 2020 te Amsterdam in totaal 90 zegels bevattende LSD (lysergide) en
- op 19 januari 2021 te Amsterdam in totaal 415 zegels bevattende LSD (lysergide) en
- op 11 februari 2021 te Diemen in totaal 130 zegels bevattende LSD (lysergide) en
- op 11 februari 2021 te Amsterdam in totaal 50 zegels bevattende LSD (lysergide);
feit 2hij in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 7 mei 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens zonder registratie een hoeveelheid ketamine (HCl) buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht, omvattende:
- op 3 december 2020 te Amsterdam 4,99 gram en 5,36 gram ketamine (HCl) en
- op 11 februari 2021 te Amsterdam 5,85 gram ketamine (HCl).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr),
- de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, eventueel te vermeerderen met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsman bepleit rekening te houden met de kortdurende pleegperiode en de geringe rol van verdachte en daarnaast ook met zijn persoonlijke omstandigheden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft veelvuldig per post LSD en ketamine verzonden naar het buitenland. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van LSD en ketamine een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers en kan leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Door de verspreiding van dergelijke middelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding hiervan. Daarnaast gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte lijkt zich om deze gevolgen niet te hebben bekommerd en uitsluitend te hebben gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 1 juli 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, echter niet recent en ook niet voor soortgelijke delicten. De rechtbank weegt dit strafblad niet strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft verder gelet op het Reclasseringsadvies van 8 december 2021. Daaruit komt naar voren dat verdachte geen hulpvraag heeft en het risico op recidive als laag wordt ingeschat.
Gezien de ernst van de bewezen feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank acht het, mede gelet op het voorgaande, passend om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het reeds ondergane voorarrest van 169 dagen niet zal overschrijden. Daarnaast zal de rechtbank een lange voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het daarbij noodzakelijk om aan verdachte een langere proeftijd op te leggen dan de gebruikelijke twee jaren. Bovendien zal aan verdachte een taakstraf worden opgelegd van maximale duur om de ernst van de bewezen verklaarde feiten te benadrukken.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 371 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast wordt aan verdachte opgelegd een taakstraf van 240 uren, subsidiair vier maanden hechtenis.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De politie heeft een bitcoinmachine ATM in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde goed, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2
onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
540 (vijfhonderdveertig]) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
371 (driehonderdeenenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) maanden;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de bitcoinmachine ATM aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, en S.H. Peper en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer LENCA20030/26GANTEL. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.