ECLI:NL:RBOVE:2023:2484

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
08.010540.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in een strafzaak met belaging, aanranding en beschadiging van eigendom

Op 3 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van belaging, aanranding en het beschadigen van de scooter van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 juli 2021 tot en met 26 december 2021 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door ongewenste berichten te sturen en zich herhaaldelijk in de nabijheid van het slachtoffer te bevinden. Daarnaast heeft de verdachte op 10 juni 2021 het slachtoffer ongewild aangeraakt in een winkel, wat als aanranding werd gekwalificeerd. Op 22 september 2021 heeft hij de scooter van het slachtoffer beschadigd door er een hartje in te kerven.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is voor deze feiten, omdat hij lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Dit werd bevestigd door een psychiater die heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van de feiten manisch psychotisch was en onder invloed van drugs verkeerde. Hierdoor was hij niet in staat om zijn gedrag te controleren. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.010540.22 (P)
Datum vonnis: 03 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.K. Kooij en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.W.E. Hoezen, advocaat in Winterswijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 9 april 2021 tot en met 26 december 2021 [slachtoffer] heeft belaagd (gestalkt);
feit 2: (
primair) op 10 juni 2021 [slachtoffer] heeft aangerand, dan wel (
subsidiair) die
[slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 3: op 22 september 2021 de scooter van [slachtoffer] heeft beschadigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2021 tot en met 26 december 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] een grote hoeveelheid sms- en/of Whatsapp-berichten te sturen met een bedreigende en/of dwingende en/of intimiderende en/of beledigende en/of seksueel getinte inhoud en/of
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen op te bellen en/of
- zich meerdere malen naar de woning van voornoemde [slachtoffer] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving van die woning op te houden en/of bij de woning van voornoemde [slachtoffer] aan te bellen en/of eenmaal tegen de deur van voornoemde woning aan te schoppen en daarbij te roepen "Ga terug naar je eigen land. Doe die deur open, ik ga je dood steken" en/of eenmaal in de tuin van de de woning van voornoemde [slachtoffer] een honkbalknuppel neer te leggen en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij het passeren in een winkel (onverhoeds) in haar billen te knijpen, althans haar billen aan te raken en/of te betasten en/of
- een hartje op de scooter van voornoemde [slachtoffer] te kerven/krassen, althans de scooter van voornoemde [slachtoffer] te beschadigen en/of
- de zoon van voornoemde [slachtoffer] klem te rijden met zijn, verdachtes, snorfiets en/of hem de volgende woorden toe te voegen: "Ik hou van je moeder en van jou. Ik laat jullie nooit met rust" met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] door een andere feitelijkheid gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (onverhoeds) aanraken van en/of betasten en/of knijpen in de billen van voornoemde [slachtoffer] ;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] in haar billen te knijpen;
3
hij op of omstreeks 22 september 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden, bij feit 1voor de periode vanaf 6 juli 2021.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd, samengevat.
Verdachte dient vrijgesproken te worden van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2. Over de contacten met aangeefster, waaronder het incident dat als feit 2 ten laste is gelegd, heeft verdachte zich op het standpunt gesteld dat deze zich binnen de bestaande relatie hebben afgespeeld en dat er geen sprake is geweest van ongewenste vormen van contact. Het onder 3 ten laste gelegde feit heeft verdachte bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
4.3.1.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 mei 2021 en op 17 november 2021 doet [slachtoffer] , verder [slachtoffer] , aangifte van belaging, stalking. Zij verklaart dat verdachte sinds april 2021 op ongewenste wijze contact met haar zoekt. Op dinsdag 6 juli 2021 voeren twee verbalisanten een zogenoemd stopgesprek met verdachte. In dit stopgesprek delen de verbalisanten verdachte mee dat hij op geen enkele manier meer contact mag zoeken met aangeefster. Verdachte zegt daarop dat hij dat niet zal doen. Toch stuurt hij van 20 juli 2021 tot 11 augustus 2021 aangeefster frequent Whatsapp-berichten (door aangeefster sms-berichten genoemd), belt haar of gaat naar haar woning. Op 22 september 2021 kerft hij een hartje in de kap van de scooter van aangeefster. Op 8 september 2021 en op 17, 24 en 26 december 2021 komt verdachte bij aangeefster aan de deur. Verdachte verkeerde tot het stopgesprek in de veronderstelling dat hij een affectieve relatie met [slachtoffer] had. Na het stopgesprek bleef hij contact met haar zoeken omdat hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, de relatie met haar probeerde te redden. [slachtoffer] bestrijdt dat zij ooit een affectieve relatie met verdachte heeft gehad.
4.3.1.2 Overwegingen
De rechtbank overweegt het volgende.
- Wettelijk kader
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging, de juridische term voor stalking, als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
-
BelagingDe rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster (naar objectieve maatstaven bezien) zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Verdachte heeft aangevoerd dat volgens hem (nog) sprake was van een relatie met aangeefster, binnen welke relatie dergelijk contact toelaatbaar was. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze visie van verdachte niet tot een ander oordeel leiden, nu in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn voor (het voortduren van) de relatie en zowel de politie op 6 juli 2021 als aangeefster zelf op 11 augustus 2021 verdachte duidelijk te verstaan heeft gegeven dat hij moest ophouden met contact te zoeken.
- PeriodeAangeefster heeft in haar eerste aangifte, van 27 mei 2021, verklaard dat zij vanaf april 2021 lastig gevallen werd door verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat ten aanzien van de periode voor het stopgesprek niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van belaging. Uit het dossier valt wel af te leiden dat aangeefster de contacten vanaf april 2021 als ongewenst heeft ervaren, maar niet dat er een moment is geweest waarop zij – vóór het zogeheten stopgesprek - verdachte eenduidig te kennen heeft gegeven dat zij niet van zijn contacten gediend was. Het staat wel vast dat het vanaf 6 juli 2021 voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster zijn contacten niet alleen als ongewenst maar ook als hinderlijk beschouwde.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich van 6 juli 2021 tot en met 26 december 2021 aan belaging schuldig heeft gemaakt.
4.3.2
Feit 2
4.3.2.1 Feiten en omstandigheden
Op 10 juni 2021 staat aangeefster in de winkel van Action in Hengelo in de rij voor een kassa. Verdachte nadert aangeefster daar van achteren, steekt zijn arm uit naar de billen van [slachtoffer] en raakt onverhoeds haar bil aan. Aangeefster reageert verschrikt en maakt een afwerende beweging. Niet valt vast te stellen of verdachte toen in de bil van [slachtoffer] kneep, zoals zij heeft verklaard in haar aangifte, maar wel dat verdachte haar bij haar bil heeft aangeraakt, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard. De rechtbank gebruikt de verklaring van aangeefster niettemin wel als bewijsmiddel. Weliswaar verklaart aangeefster dat verdachte in haar bil heeft geknepen, zo heeft zij dat kennelijk ervaren, maar dat knijpen impliceert ook een aanraking en dat aanraken is wat de rechtbank als vaststaand feit aanmerkt.
4.3.2.2 Overwegingen
De vraag is of deze aanraking als ontuchtig moet worden gekwalificeerd en of dat aanranding van de eerbaarheid oplevert zoals ten laste gelegd.
Van feitelijke aanranding van de eerbaarheid is sprake wanneer iemand door geweld of een andere feitelijkheid, of bedreiging daarmee, iemand anders dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Van een ontuchtige handeling is sprake wanneer het gaat om een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Of daarvan sprake is wordt mede bepaald door de omstandigheden waaronder de handeling is verricht.
Dat verdachte en aangeefster samen aan het winkelen waren en dat sprake was van een aanraking binnen een relatie, zoals door verdachte is betoogd, is niet aannemelijk geworden. Het door verdachte onverhoeds en opzettelijk aanraken van een bil van aangeefster heeft, gegeven het toen niet bestaan van een affectieve relatie tussen hen beiden en gelet op de seksuele connotatie van een ongewenste aanraking op dat deel van het lichaam, een ontuchtig karakter. Het onverhoedse karakter van de aanraking maakt dat [slachtoffer] gedwongen werd die handeling te dulden.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit, met vrijspraak van het onderdeel knijpen.
4.3.3
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de scooter van aangeefster heeft beschadigd op 22 september 2021. Verdachte heeft bekend op die dag een hartje in de kap van de scooter van aangeefster te hebben gekerfd. Aangeefster heeft aangifte gedaan van deze beschadiging en er is een foto van in het dossier gevoegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 6 juli 2021 tot en met 26 december 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] Whatsapp-berichten te sturen en
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen op te bellen en
- zich meerdere malen naar de woning van voornoemde [slachtoffer] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving van die woning op te houden en/of bij de woning van voornoemde [slachtoffer] aan te bellen en
- een hartje op de scooter van voornoemde [slachtoffer] te kerven/krassen
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden;
2.
hij op 10 juni 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] door een feitelijkheid gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het (onverhoeds) aanraken van de bil van voornoemde [slachtoffer] ;
3.
hij op 22 september 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander, toebehoorde heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 246, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: belaging;
feit 2
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op basis van het uitgebrachte Pro Justitia rapport op het standpunt gesteld dat de feiten in het geheel niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de strafbaarheid van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar de persoon van verdachte is onderzoek verricht door Drs. A. Banaei Kashani, psychiater. De psychiater komt tot de volgende bevindingen.
Bij verdachte is sprake van een psychotische stoornis met een manisch component, geluxeerd door het gebruik van amfetamine en cannabis. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamine en van antisociaal gedrag.
In de periode waarin de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd was verdachte manisch psychotisch in het kader van zijn psychotische stoornis. Daarnaast was hij dagelijks onder invloed van cannabis en regelmatig onder invloed van amfetamine.
Deze stoornis heeft de keuzes van verdachte en zijn gedragingen in die periode beïnvloed.
Verdachte was in die periode ontremd en kon zich niet houden aan grenzen en regels. Verder was hij paranoïde, waardoor hij bijvoorbeeld het gesprek met de politie op paranoïde wijze interpreteerde en niet kon begrijpen/accepteren dat aangeefster geen contact wilde. Hij was niet in staat om zich te laten begrenzen. Verdachte was vanwege zijn manisch psychotische toestandsbeeld de grip op de realiteit kwijt en er was sprake van oordeels- en kritiekstoornissen. Hierdoor was hij onvoldoende in staat om zijn gedrag te controleren en zijn impulsen te beheersen. Verdachte heeft hierdoor inadequaat gedrag vertoond.
De psychiater heeft op basis van zijn bevindingen geadviseerd om verdachte de ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de onderbouwde conclusie van de psychiater verenigen, neemt die over en komt tot het oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, nu hem deze feiten wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kunnen worden toegerekend. Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De schade van de benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.733,54 (tweeduizend zevenhonderd drieëndertig euro en vierenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan de scooter € 134,54
- beveiligingsmaatregelen € 99,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De gevorderde materiële schade kan worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot € 1.000,-.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de vordering ziet op de schade aan de scooter kan deze worden toegewezen, voor het overige dient de vordering te worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Eén van de voorwaarden voor ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering in de strafprocedure is dat aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd dan wel dat artikel 9a Sr wordt toegepast. Het een noch het ander is in deze procedure het geval. Omdat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, sub a, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: belaging;
feit 2
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 03 juli 2023.
Buiten staat
Mr. Stam en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021595702 van
13 januari 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 19 juni 2023, zakelijk weergegeven inhoudende:
De politie kwam aan de deur en zei dat ik er niet meer mocht komen, ik wilde dat van haarzelf horen. Ik heb telefonisch wel contact gehad daarna. Na augustus, toen ze me niet meer wilde zien, ben ik nog een paar keer aan de deur geweest om het contact te herstellen. Ik heb [slachtoffer] Whatsappberichten gestuurd nadat ik met de politie had gesproken op 6 juli 2021. Het klopt dat ik het hartje op de scooter heb gemaakt.
2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2021, zakelijk weergegeven inhoudende:
(Pag. 71) Op 6 juli 2021, ben ik, verbalisant [verbalisant 1] samen met collega [verbalisant 2] , voor een broek opbindend gesprek aan het adres [adres 1] geweest. In de woning gesproken met betrokkene [verdachte] . Was een helder en duidelijk gesprek, waarin ik, verbalisant [verbalisant 1] , betrokkene [verdachte] heel duidelijk heb aangegeven wat de mogelijke consequenties zouden zijn, wanneer hij niet stopt met het lastig vallen/stalken van [slachtoffer] , welke woonachtig is aan de [adres 2] .
[verdachte] duidelijk te kennen gegeven, dat het alleen blijft bij dit gesprek en bij een volgend bezoek van hem aan de woning van betrokkene [slachtoffer] het strafrechtelijk opgepakt gaat worden. Ik heb [verdachte] aangegeven geen contact op te nemen in persoon, schrift of telefoon en niet bij haar in de buurt te komen. Ik hoorde dat betrokkene [verdachte] zei dat het duidelijk was en (de rechtbank begrijpt: dat hij) haar niet meer lastig zou vallen.
3.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2021 met bijlagen, zakelijk weergegeven inhoudende:
(Pag. 16) Op 20 juli 2021 kreeg ik een sms bericht van [verdachte] .
Op 21 juli 2021 belde [verdachte] mij op.
Op 22 juli 2021 en 23 juli 2021 sms-te hij en belde mij op.
Op 24 juli 2021 zag ik dat [verdachte] op het plein voor mijn woning stond. [verdachte] keek
naar mijn woning.
Op 25 juli 2021 belde [verdachte] mij huilend op om te zeggen dat zijn moeder was opgegeven door de artsen. Ik moest hem steunen. Ik wilde dat niet.
Op 26 juli 2021 belde [verdachte] mij in de nacht op en sms-te mij dat zijn moeder was overleden.
Op 27 juli 2021 stond [verdachte] voor mijn woning.
Op 28 juli 2021 heeft [verdachte] gebeld en ge-smst.
Op 29 juli 2021 belde [verdachte] mij.
Tussen 31 juli 2021 en 4 augustus 2021 belde en sms-te [verdachte] mij een paar keer.
Op 4 augustus 2021 hoorde ik van een vriend van [verdachte] dat hij mijn scooter wilde kopen. [verdachte] bleef mij daarna bellen.
Op 5 augustus 2021 sms-te en belde [verdachte] mij.
(Pag. 17) Op 6 augustus 2021 appte [verdachte] mij.
[verdachte] blijft steeds met andere nummers mij lastig vallen om mij te bereiken. [verdachte] blijft ook maar zeggen dat wij weer contact hebben. Dat is helemaal niet zo. Ik wil geen contact met [verdachte] . Ik wil dat [verdachte] mij met rust laat.
Op 11 augustus 2021 kreeg ik appjes van [verdachte] .
Op 8 september 2021 zag ik [verdachte] het tuinpad opkomen. [verdachte] zit wat aan de plantjes te plukken die in mijn voortuin staan.
Op 22 september 2021 in Hengelo zag ik dat er een hartje op mijn scooter was gekerfd dat door het zwart heen rood kleurde. Ik stond aan de zijkant van mijn scooter toen [verdachte] opeens voor mij stond. Ik hoorde dat [verdachte] mij vertelde: "Ik heb dat hartje in de lak van de scooter getekend".
4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2022, zakelijk weergegeven inhoudende:
(Pag. 39) Op 24 november 2021 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 3] , een drietal videobestanden. Deze videobestanden waren afkomstig van de videodeurbel van het perceel
[adres 2] . Dit betreft het woonadres van aangeefster [slachtoffer] .
Ik zag op het bestand [bestandsnaam 1] op beeld de datum 8/9/2021 en tijdstip 17.41 uur staan. Ik zag dat er vanaf links een persoon op een snorfiets hard komt aangereden. Ik zag dat de bestuurder het pad richting de voordeur op reed en vlak voor de camera tot stilstand kwam.
Ik zag dat de man op zijn snorfiets bleef zitten, zich vervolgens bukte en begon, met zijn rechterhand, in de tuin van aangeefster te plukken. Ik zag dat de bestuurder langzaam achteruit ging op de snorfiets en bleef plukken in de tuin van aangeefster. Zie foto 3. Ik herken de bestuurder als verdachte [verdachte] .
(Pag. 40) Op donderdag 6 januari 2021 bekeek ik opnieuw camerabeelden welke door aangeefster [slachtoffer] waren aangeleverd. Deze camerabeelden waren afkomstig van de video deurbel van het perceel [adres 2] . Dit betreft het woonadres van aangeefster [slachtoffer] .
Het eerste bestand was genaamd [bestandsnaam 2]. Ik zag op beeld de datum 17/12/2021 en tijdstip 08.00.46 uur staan. Ik zag dat er een man met een hond naar de voordeur liep. De man belt vervolgens aan en blijft wachten. Ik herken de man als verdachte [verdachte] .
Het tweede bestand was genaamd Video.mov. Ik zag op beeld de datum 24/12/2021 en tijdstip 14.38.25 uur staan. Ik zag dat er een man met een helm op komt aanrijden op een blauwe scooter. De man parkeert de scooter en doet zijn helm af. Vervolgens loopt de man naar de voordeur en belt aan. Vervolgens blijft de man wachten. Ik herken de man als verdachte [verdachte] . Zie foto 6, 7 en 8.
Het derde bestand was genaamd [bestandsnaam 3]. Ik zag op beeld de datum 26/12/2021 en tijdstip 15.15.24 uur staan. Ik zag dat er een man naar de voordeur komt lopen. Ik zag dat de man aanklopte en bleef wachten. Ik herken de man als verdachte [verdachte] . Zie foto 9 en 10.
Feit 2
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 19 juni 2023, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik stond op 22 september 2021 in Hengelo achter haar in de rij bij de kassa. Ik zal haar wel geraakt hebben want ze reageerde.
2.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2021, zakelijk weergegeven inhoudende:
(Pag. 14) Op 10 juni 2021 was ik bij de Action te Hengelo. Ik zag dat [verdachte]
ook bij de Action was. Ik sloot mij aan in de rij bij de kassa. Ik zag dat [verdachte] net deed of hij langs mij wilde lopen. Opeens kneep [verdachte] mij hard in mijn bil. Ik schrok er zo van dat ik met mijn rechterhand de hand van [verdachte] wegsloeg.
3.
Proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2021 met bijbehorende camerabeelden met kenmerk 11400202_0200 – Copy-210614115423, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 juni 2021 hebben wij, verbalisanten, de camerabeelden bekeken van de Action te Hengelo van donderdag 10 juni 2021. Wij zagen dat de aangeefster [slachtoffer] in beeld komt. Zij staat in de rij voor kassa 3. Achter mevrouw [slachtoffer] zien wij een man staan met een rood T-shirt aan en een zwart petje op. Hij heeft een boodschappenkar bij zich. Wij zien dat de man met het rode shirt achter mevrouw [slachtoffer] vandaan loopt met zijn kar en mevrouw [slachtoffer] passeert en aansluit in de rij voor kassa 2. Tijdens het passeren van mevrouw [slachtoffer] zien wij dat deze man zijn linker hand beweegt naar de billen van mevrouw [slachtoffer] . Vervolgens zien wij dat mevrouw [slachtoffer] schrikt, omkijkt en met haar rechter schouder/arm een beweging maakt naar achteren, in de richting van deze man. De man gaat in de rij voor kassa 2 staan.
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 19 juni 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2021 (pag. 17 met bijlage 6, pag. 31).