ECLI:NL:RBOVE:2023:2562

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
10251586 \ CV EXPL 22-2884
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na beëindiging huurovereenkomst en bewijsopdracht aan huurder

In deze zaak heeft eiser een woning verhuurd aan gedaagde 2, die de woning in mei 2023 heeft verlaten. Eiser heeft na de verhuizing diverse schades in de woning hersteld en vordert de kosten daarvan terug van de bewindvoerder van gedaagde 2 en gedaagde 3, die als garant heeft meegetekend op de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft eiser opgedragen te bewijzen dat de schades die hij heeft hersteld, ten tijde van de aanvang van de huurovereenkomst nog niet aanwezig waren. Tevens moet eiser de omvang van de gevorderde herstelkosten bewijzen, aangezien de bewindvoerder deze heeft betwist. De huurovereenkomst is gesloten op 31 december 2015, maar er is geen beschrijving van het gehuurde opgemaakt bij aanvang van de huur. Dit leidt tot een bewijsvermoeden dat de huurder het gehuurde in de staat heeft ontvangen zoals bij het einde van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door eiser, waarbij hij moet aantonen dat de schades niet aanwezig waren bij aanvang van de huur. De vordering van eiser bedraagt € 6.118,11, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden en een datum voor de volgende zitting vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10251586 \ CV EXPL 22-2884
Vonnis van 4 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Kroep Steghuis Gerechtsdeurwaarders,
tegen
1.
[gedaagde 1], handelend onder de naam
BCBM (Bewind Curatele Budget Mentorschap), in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van
[gedaagde 2], wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen de bewindvoerder en [gedaagde 2],
gemachtigde: mr. F. Hoff,

2 2. [gedaagde 3],

te [woonplaats 3],
procederend in persoon,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde 3].

1.Samenvatting

[eiser] heeft de woning aan de [adres] aan [gedaagde 2] verhuurd. In mei 2023 heeft [gedaagde 2] de woning verlaten. Nadien heeft [eiser] diverse schades in de woning hersteld en de kosten daarvan vordert hij in deze procedure terug van (de bewindvoerder van) [gedaagde 2] en [gedaagde 3], die als garant heeft meegetekend op de huurovereenkomst.
Nu er bij aanvang van de huurovereenkomst geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, draagt de kantonrechter [eiser] op te bewijzen dat de schades die hij heeft hersteld, ten tijde van de aanvang van de huurovereenkomst nog niet aanwezig waren. De kantonrechter draagt [eiser] eveneens op om de omvang van de door hem gevorderde herstelkosten te bewijzen, nu de bewindvoerder die heeft betwist. De kantonrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 maart 2023,
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiser].
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde 2] hebben op 31 december 2015 een huurovereenkomst gesloten op basis waarvan [gedaagde 2] met ingang van 1 januari 2016 de woning aan de [adres] huurde. Op de huurovereenkomst heeft [gedaagde 3] als garant meegetekend.
3.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte van toepassing. In die algemene voorwaarden is het volgende opgenomen:
“ (…)
Toestand bij begin en einde huur
2.1
Het gehuurde wordt/is bij aanvang van de huurovereenkomst aan huurder opgeleverd en door huurder aanvaard in goede staat, zonder gebreken. Dat is de staat waardoor het gehuurde aan de huurder het genot kan verschaffen dat huurder bij aanvang van de huurovereenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort waarop de huurovereenkomst betrekking heeft. De staat/toestand waarin het gehuurde zich bij het begin van de huur bevindt, wordt vastgelegd in een te dateren en in tenminste in tweevoud op te maken inspectierapport/beschrijving, dat/die door partijen wordt ondertekend en waarvan elk van partijen een exemplaar ontvangt.
Mocht er bij aanvang van de huurovereenkomst sprake zijn van een gebrek dan wordt dit in het inspectierapport/de beschrijving vermeld. Een dergelijk gebrek wordt door verhuurder binnen een redelijke termijn verholpen. Indien verhuurder zulks nalaat is verhuurder slechts in verzuim nadat huurder verhuurder in gebreke heeft gesteld.
2.2
Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, zal huurder het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst of bij het einde van het gebruik van het gehuurde, aan verhuurder opleveren in de staat die bij aanvang van de huur is beschreven, waarbij rekening moet worden gehouden met latere door verhuurder verrichte werkzaamheden en de normale slijtage en veroudering.
2.3
Verder wordt het gehuurde opgeleverd geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt, onder afgifte van alle sleutels aan verhuurder. Huurder is verplicht alle zaken die door hem in, aan of op het gehuurde zijn aangebracht of door hem van de voorgaande huurder of gebruiker zijn overgenomen op eigen kosten te verwijderen, tenzij anders schriftelijk is overeengekomen. Bovendien zal huurder de door de verwijdering van zaken toegebrachte schade aan het gehuurde herstellen, de niet behangen wanden en plafonds in de kleur wit opleveren en indien tot het gehuurde een tuin behoort, de grond onvervuild en behoorlijk (zonder kuilen of gaten) achterlaten.
2.4
Partijen zullen het gehuurde bij beëindiging van de huurovereenkomst gezamenlijk inspecteren. Daarbij wordt door verhuurder een door partijen te ondertekenen inspectierapport opgemaakt. Dit inspectierapport wordt vergeleken met het inspectierapport, dat bij aanvang van de huur is opgemaakt.
Vervolgens wordt vastgesteld of huurder onderhouds- en herstelwerkzaamheden moet verrichten. Indien huurder geen medewerking verleent aan de inspectie, worden de in het inspectierapport weergegeven bevindingen van verhuurder voor juist gehouden, behoudens tegenbewijs door huurder.
2.5
Huurder zal de in het inspectierapport vermelde onderhouds- en herstelwerkzaamheden verrichten voordat hij het gehuurde definitief verlaat.
2.6
Als huurder geen of onvoldoende uitvoering geeft aan de in het inspectierapport weergegeven onderhouds- en herstelwerkzaamheden dan is de verhuurder gerechtigd om die werkzaamheden voor rekening van verhuurder te laten uitvoeren zonder dat huurder daarvoor door of namens verhuurder in gebreke behoeft te worden gesteld. Voor eerst bij of na de ontruiming van de woonruimte aan het licht tredende schade die huurder had behoren te herstellen of voor eerst dan blijkende werkzaamheden die huurder had behoren te verrichten, is verhuurder eveneens gerechtigd die werkzaamheden voor rekening van huurder te laten uitvoeren zonder dat huurder daarvoor door of namens verhuurder in gebreke behoeft te worden gesteld.
(…)”.
3.3.
De huurovereenkomst is inmiddels beëindigd en [gedaagde 2] heeft de woning in mei 2023 verlaten.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van de bewindvoerder en [gedaagde 3] tot betaling van € 6.118,11, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eiser] voert daartoe aan dat [gedaagde 2] de woning na beëindiging van de huurovereenkomst niet in goede staat ter beschikking van [eiser] heeft gesteld, omdat er sprake was van schades. Om die schades, die hij beschreven heeft op pagina 3 van de dagvaarding en die volgens hem blijken uit de door hem als productie 4 overgelegde foto’s, te herstellen, heeft [eiser] herstelkosten moeten maken en deze kosten moeten door de bewindvoerder (namens [gedaagde 2]) en [gedaagde 3] (als borg) worden betaald.
4.3.
De bewindvoerder concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering.
De bewindvoerder ontkent en betwist dat het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst in goede staat en zonder schades aan [gedaagde 2] ter beschikking is gesteld. Nu er geen beschrijving ex artikel 7:224 lid 2 BW is opgemaakt, is het dan ook aan [eiser] om aan te tonen dat dit anders was. De bewindvoerder betwist bovendien de omvang van de door [eiser] gestelde schade.
4.4.
[gedaagde 3] concludeert eveneens tot afwijzing van de vordering. Zij stelt zich op het standpunt dat de rechtshandeling, inhoudende de garantstelling, vernietigbaar is nu haar echtgenoot niet heeft meegetekend. Dat betekent aldus [gedaagde 3] dat geen sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen borgtocht omdat de op grond van artikel 1:88 lid c BW vereiste toestemming ontbreekt.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de bewindvoerder
5.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde 2] het gehuurde heeft opgeleverd in de staat zoals dat van hem verwacht mocht worden en zo niet, of hij gehouden is de door [eiser] gevorderde herstelkosten te betalen.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een huurder ingevolge artikel 7:224 BW de woning na afloop van de huurovereenkomst in goede staat dient op te leveren. In het tweede lid van dat artikel is een bewijsvermoeden opgenomen, dat kortgezegd inhoudt dat wanneer er tussen partijen geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, behoudens tegenbewijs, verondersteld wordt dat de huurder het gehuurde in de staat heeft ontvangen zoals bij het einde van de huurovereenkomst.
5.3.
Tussen partijen staat vast dat er bij de aanvang van de huur geen beschrijving in de zin van artikel 7:224 lid 2 BW is opgemaakt. In beginsel moet er daarom vanuit worden gegaan dat de staat van de woning zoals die is opgeleverd, dezelfde is als de staat van de woning bij aanvang van de huur. Het is aan [eiser] om tegenbewijs te leveren. Dat wil zeggen bewijs van het tegendeel. Dat er sprake was van schade aan de woning na oplevering door [gedaagde 2] blijkt genoegzaam uit de door [eiser] als productie 4 bij dagvaarding overgelegde foto’s en staat tussen partijen vast, maar, gelet op de gemotiveerde betwisting door de bewindvoerder, is het aan [eiser] om aan te tonen dat die schades nog niet aanwezig waren bij aanvang van de huur. De kantonrechter zal [eiser] opdragen dat te bewijzen.
5.4.
Als [eiser] erin slaagt te bewijzen dat de schades nog niet aanwezig waren bij de aanvang van de huur, komt de vraag naar de schadeomvang aan de orde. [eiser] vordert een bedrag van € 6.746,88 aan herstelkosten. Dit bedrag volgt uit een door [eiser] zelf opgestelde specificatie, die hij heeft overgelegd als productie 2. De bewindvoerder heeft de gestelde omvang van de schade betwist.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat, wanneer gebleken is dat de schades in de woning voor rekening van [gedaagde 2] komen, [gedaagde 2] in beginsel in de gelegenheid gesteld had moeten worden om de schade zelf te herstellen. Dat betekent dat enkel de kosten die [gedaagde 2] had gemaakt als hij de schades in de woning zelf had mogen herstellen als herstelkosten voor vergoeding in aanmerking komen.
5.6.
Het voorgaande brengt met zich dat de door [eiser] gevorderde manuren (ter hoogte van € 3.075,-) niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de materiaalkosten overweegt de kantonrechter dat blijkt dat een bedrag van € 485,- niet is onderbouwd met bonnetjes, zodat ook dit gedeelte van de vordering niet toegewezen kan worden.
5.7.
De bewindvoerder heeft verder gesteld dat een deel van de opgevoerde herstelkosten ziet op voor rekening van [eiser] komende herstelkosten van gebruikssporen. Om welk deel het hier precies gaat, is niet gesteld. Bij gebreke van deze precisering wordt aan deze stelling als zijnde onvoldoende onderbouwd dan ook voorbij gegaan.
5.8.
Tegen het gedeelte van de materiaalkosten dat wel met bonnen is onderbouwd (ter hoogte van € 3.186,88) heeft de bewindvoerder het verweer gevoerd dat [eiser] niet, althans onvoldoende, heeft aangetoond dat hij deze bonnen daadwerkelijk zelf heeft betaald, dat uit de omschrijving niet kan worden opgemaakt om welke goederen het gaat en dat daaruit niet blijkt dat de goederen allemaal zijn aangewend voor de gestelde herstelwerkzaamheden. Omtrent dit verweer zal de kantonrechter zich pas uitlaten bij het eindvonnis, nadat [eiser] heeft voldaan aan de hem te geven bewijsopdracht.
5.9.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, draagt de kantonrechter [eiser] dus op te bewijzen dat de schades die volgens [eiser] te zien zijn op de door hem als productie 4 overgelegde foto’s bij aanvang van de huurovereenkomst nog niet aanwezig waren.
Ten aanzien van [gedaagde 3]
5.10.
[gedaagde 3] heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen die strekken tot (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde 3] afgewezen dienen te worden, omdat de rechtshandeling, inhoudende de garantstelling, vernietigbaar is nu haar echtgenoot niet heeft meegetekend. Zij legt daartoe een verklaring van haar echtgenoot, dhr. [naam], over.
5.11.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat [gedaagde 3] de huurovereenkomst heeft meegetekend als garant. Waar het om gaat is of de echtgenoot van [gedaagde 3] een geslaagd beroep kan doen op vernietiging van de borgstelling op grond van artikel 1:88 lid 1 onder c BW.
5.12.
In artikel 1:88 lid 1 onder c BW is bepaald dat een echtgenoot de toestemming van een andere echtgenoot behoeft voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van de derde verbindt.
5.13.
In het onderhavige geval staat vast dat [gedaagde 3] een borgstelling is aangegaan en dat niet is weersproken dat haar echtgenoot hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Dat [gedaagde 3] bij het aangaan van de overeenkomst van borgtocht handelde in de normale uitoefening van haar beroep op bedrijf is niet gesteld en is ook niet gebleken. Dat zij, zoals door [eiser] naar voren is gebracht, vaker als borg heeft meegetekend op een huurovereenkomst, maakt nog niet dat sprake is van de normale uitoefening van haar beroep of bedrijf. Bovendien heeft [gedaagde 3] gesteld dat haar hulp aan [gedaagde 2] met name op vrijwillige basis plaatsvond. Dat betekent dat het verweer van [gedaagde 3] slaagt en dat de vorderingen van [eiser] jegens [gedaagde 3] afgewezen dienen te worden.
5.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
draagt [eiser] op te bewijzen:
- dat de schades die volgens [eiser] te zien zijn op de door hem als productie 4 overgelegde foto’s bij aanvang van de huurovereenkomst nog niet aanwezig waren;
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 18 juli 2023voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden augustus tot en met november dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. M.J.C.M. Manders, in het gerechtsgebouw te Almelo, Egbert Gorterstraat 5,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.