ECLI:NL:RBOVE:2023:2692

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
08.311159.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 77.693,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald door het plegen van strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De vordering van de officier van justitie, die de rechtbank verzocht om dit bedrag vast te stellen en een betalingsverplichting op te leggen, werd in grote lijnen gehonoreerd. De rechtbank heeft de betalingsverplichting vastgesteld op € 22.281,70, rekening houdend met het conservatoir beslag dat was gelegd op de in beslag genomen geldbedragen. De zaak werd behandeld op een openbare terechtzitting op 29 juni 2023, waar de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op bewijsmiddelen en rapportages van het Openbaar Ministerie, waarbij de opbrengsten en kosten van de drugshandel zijn meegenomen. De rechtbank heeft de wettelijke grondslag voor de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.311159.22
Datum vonnis: 13 juli 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP aan de
[adres] ,
en daar verblijvende.

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 77.693,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 29 juni 2023.
Veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C.R. Gijsen, advocaat in Amsterdam, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie mr. A.J.R. Buisman de vordering gehandhaafd. Zij heeft verzocht om de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op een bedrag van € 77.693,00 maar de betalingsverplichting van de veroordeelde te matigen tot een bedrag van € 22.281,70.
De raadsman heeft, samengevat weergegeven, gesteld dat hij geen bezwaar heeft tegen de afdoening zoals door de officier van justitie verzocht, hoewel de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld wordt betwist. De verdediging heeft daarnaast verzocht om de betalingsverplichting zeker niet op een hoger bedrag vast te stellen.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 13 juli 2023 veroordeeld voor de strafbare feiten:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht het op basis van de voor de bewezenverklaring in de strafzaak gebruikte bewijsmiddelen [1] en het in deze zaak opgemaakte rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 24 november 2022 [2] aannemelijk dat veroordeelde door het plegen van voornoemde strafbare feiten financieel voordeel heeft verkregen.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de bewezen verklaarde periode van 5 oktober 2021 tot en met 24 september 2022. Deze periode bevat 50,57 weken.
Uit de bij de aanhouding van veroordeelde op 29 juni 2022 in beslag genomen telefoon volgt dat veroordeelde afspraken voor de verkoop en levering van cocaïne heeft gemaakt.
Uit de periode van 5 oktober 2021 tot en met 29 juni 2022 zijn willekeurig vier weken genomen om een gemiddeld aantal tot stand gekomen afspraken vast te stellen. Bij die berekening is enkel geteld met in tekst gemaakte afspraken. Afspraken die eventueel via voiceberichten zijn gemaakt, zijn buiten beschouwing gelaten.
Bij de aanhouding van veroordeelde op 24 september 2022 heeft de politie weer een telefoon in beslag genomen. Dat toestel had veroordeelde nog maar twee dagen in gebruik. Gelet op de verklaring van veroordeelde ter zitting van 29 juni 2023 [3] is hij na de aanhouding op
29 juni 2022 doorgegaan met het dealen in drugs.
De rechtbank volgt de berekening van het Openbaar Ministerie en stelt vast dat in de dealperiode in totaal 3.350 afspraken tot stand zijn gekomen.
Ook voor de verdere berekening neemt de rechtbank de berekening van het Openbaar Ministerie als uitgangspunt. Uit de rapportage van de DLR [4] volgt dat in 2021 de inkoopprijs van een kilogram pure cocaïne € 28.850,00 bedroeg en dat de straatprijs voor cocaïne (60-70% puur) per gram € 44,60 bedroeg.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij de ingekochte cocaïne zelf versneed met het versnijdingsmiddel Inositol. Ook heeft veroordeelde verklaard dat hij een gram cocaïne verkocht voor een bedrag van € 50,00. Bij het berekenen van de opbrengst volgt de rechtbank evenwel de berekening van het Openbaar Ministerie en hanteert een bedrag van € 44,60 per gram.
Het voorgaande leidt tot een opbrengst van 3.350 x € 44,60 = € 149.410,00.
Bij de berekening houdt de rechtbank rekening met de door veroordeelde gemaakte kosten, zoals deze volgen uit het rapport.
Uit een kilo pure cocaïne bij inkoop komt tussen 1,3 en 1,4 kilogram versneden en daarmee verkoopklare cocaïne. De opbrengst van gemiddeld 1,35 kilogram versneden cocaïne bedraagt daarmee 1.350 gram x € 44,60 = € 60.210,00.
Voor de berekening van de kosten hanteert de rechtbank de prijs van € 44,60 per gram cocaïne. Gesprekken in de telefoon gingen over één gram of ‘één hele’ voor € 50,00. Ook waren er gesprekken over ‘een halve’ of over ‘1,5 gram’.
Daarmee betreft 48% van de omzet kosten (28.850 : 60.210 x 100% = 48%).
De totale kosten bedragen daarmee € 149.410,00 x 48% = € 71.716,80.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het voorgaande volgt:
Opbrengst € 149.410,00
Kosten € 71.717,00 -/-
=========
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 77.693,00.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op het bedrag van € 77.693,00.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is, gehoord de officier van justitie en de raadsman als ook rekening houdende met de omstandigheid dat conservatoir beslag is gelegd op de onder veroordeelde in de strafzaak in beslag genomen geldbedragen tot het bedrag van € 22.281,70, van oordeel dat aan veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 22.281,70.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 77.693,00;
  • legt veroordeelde de verplichting op tot betaling van een bedrag van € 22.281,70 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 445 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022292932 van 14 december 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e, lid 2, Wetboek van Strafrecht van N. Hoekman van 24 november 2022 (pag. 113 – 116).
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2023.
4.Prijzen Drugs en (Pre-)Precursoren (pag. 121).