ECLI:NL:RBOVE:2023:2727

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
10567150 \ CV EXPL 23-2383
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering van zwangere werkneemster in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 5 juli 2023, gaat het om een kort geding waarin een zwangere werkneemster een loonvordering indient tegen haar werkgever. De werkneemster stelt dat zij ziek is en dat zij dit tijdig bij de werkgever heeft gemeld, terwijl de werkgever betoogt dat de werkneemster zich niet ziek heeft gemeld en dat hij ervan uitging dat zij haar arbeidsovereenkomst had opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet mocht aannemen dat de arbeidsovereenkomst was opgezegd, omdat er geen ondubbelzinnige opzegging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat en dat de werkgever verplicht is om het loon door te betalen. De kantonrechter wijst de loonvordering van de werkneemster toe, inclusief een wettelijke verhoging van 30% en wettelijke rente. Daarnaast worden de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de procedure aan de zijde van de werkneemster toegewezen. De kantonrechter benadrukt dat de werkgever, ondanks zijn onwetendheid over de arbeidsrechtelijke regels, verantwoordelijk is voor het tijdig betalen van het loon en het inschakelen van een bedrijfsarts in geval van ziekte. De uitspraak wordt gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer : 10567150 \ CV EXPL 23-2383
PROCES-VERBAALvan de op 5 juli 2023 te Zwolle gehouden zitting van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen werkneemster,
gemachtigde: mr. F. Havers,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen werkgever,
gemachtigde: mr. D. Coskun.
Tegenwoordig:
- mr. A.M. Koene, kantonrechter;
- mr. M.C. Drijver, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschenen:
- werkneemster met haar tolk, de heer S. Kruszynski, bijgestaan door
mr. M. Kippers en mr. Havers voornoemd;
- werkgever bijgestaan door mr. Coskun voornoemd.
De kantonrechter gaat over tot de mondelinge behandeling en stelt vast naast de dagvaarding nog de aanvullende productie 6 van werkneemster te hebben ontvangen.
Partijen bepleiten hun wederzijdse standpunten, werkneemster aan de hand van een pleitnota, en beantwoorden vragen van de kantonrechter.
Een schikking wordt niet bereikt.
De kantonrechter sluit de mondelinge behandeling en doet direct mondeling uitspraak.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering, nu deze een loonvordering betreft.
1.2.
Vast staat dat partijen op 19 september 2022 een arbeidsovereenkomst hebben gesloten voor de duur van 12 maanden. Ook staat vast dat werkgever werkneemster na 16 april 2023 geen loon meer heeft betaald. In de onderhavige procedure ligt de vraag voor of dit wel had gemoeten en of werkgever nog steeds een loonbetalingsplicht jegens werkneemster heeft.
1.3.
Werkneemster stelt zich op het standpunt dat zij ziek is en dat zij dit bij werkgever heeft gemeld. Werkgever betoogt dat werkneemster zich niet ziek heeft gemeld, maar opeens niet meer kwam opdagen. Volgens werkgever kreeg hij ook geen contact meer met werkneemster, maar zag hij haar wel in de stad lopen en hoefde hij er dus niet van uit te gaan dat zij ziek was. Werkgever wist wel dat werkneemster zwanger was, maar meent dat hij ervan mocht uitgegaan dat zij ontslag had genomen.
1.4.
De kantonrechter gaat niet in dit standpunt van werkgever mee. Ook indien het gehele betoog van werkgever gevolgd wordt, is nog geen sprake van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkneemster. Het nemen van ontslag dient namelijk ondubbelzinnig te gebeuren en in het onderhavige geval is daar geen sprake van. Werkgever heeft slechts zelf geconcludeerd dat werkneemster ontslag heeft genomen. Ook indien een werknemer niet meer komt werken en later zegt dat hij ziek is, kan een werkgever niet zomaar stoppen met het betalen van loon en uitgaan van een ontslag. De werkgever dient in een dergelijke situatie de bedrijfsarts in te schakelen of de werknemer te sommeren om weer te komen werken. Weliswaar heeft de werkgever uiteindelijk ook de mogelijkheid om de betaling van het loon stop te zetten, maar dit vereist een aantal voorafgaande acties van de werkgever, waaronder het aankondigen van die loonstop. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake geweest.
1.5.
De kantonrechter acht dus aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat en dat de loondoorbetalingsverplichting van werkgever is blijven doorlopen. Dit betekent dat de loonvordering van werkneemster toewijsbaar is.
1.6.
De wet stelt als sanctie op het niet tijdig betalen van loon betaling van de wettelijke verhoging. Werkneemster vordert een wettelijke verhoging van 50%, maar een dergelijke verhoging wordt bijna nooit toegewezen. De kantonrechter wil ook best aannemen dat de werkgever niet precies wist hoe het zat met de arbeidsrechtelijke regels, maar is van oordeel dat hij dat wel moest weten. Anderzijds neemt de kantonrechter in aanmerking dat werkgever een kleine werkgever is en het niet zo breed heeft. Alles afwegend is een wettelijke verhoging van 30% naar het oordeel van de kantonrechter op zijn plaats, zodat deze zal worden toegewezen.
1.7.
De door werkneemster gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar. Dat is het wettelijke gevolg van het feit dat het loon later betaald zal gaan worden dan had gemoeten.
1.8.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden toegewezen. Het gevorderde bedrag aan incassokosten valt namelijk binnen de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en vast staat dat er incassowerkzaamheden zijn verricht.
1.9.
De vordering tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto-specificaties is tot slot eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter geen aanleiding ziet aan die veroordeling een dwangsom te koppelen. Werkgever heeft namelijk steeds de specificaties verstrekt, zodat aangenomen moet worden dat geen extra prikkel tot nakoming in de vorm van een dwangsom noodzakelijk is.
1.10.
Omdat werkgever grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, moet hij de kosten van deze procedure betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van werkneemster vastgesteld op een bedrag van € 86,00 aan griffierecht, een bedrag van
€ 129,85 aan explootkosten, een bedrag van € 529,00 aan salaris gemachtigde en een bedrag van € 132,00 aan nakosten. Dit is in totaal € 876,85.

2.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
2.1.
veroordeelt werkgever tot betaling van een bedrag van € 3.571,75 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW van 30% en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 3.571,75 bruto vanaf de dag van opeisbaarheid van de respectieve loonbedragen en over de wettelijk verhoging vanaf 14 dagen na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
2.2.
veroordeelt werkgever om maandelijks het op grond van de arbeidsovereenkomst aan werkneemster verschuldigde loon te betalen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
2.3.
veroordeelt werkgever om ter zake van voornoemde betalingen deugdelijke bruto/netto-specificaties aan werkneemster te verstrekken;
2.4.
veroordeelt werkgever tot betaling van een bedrag van € 642,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
2.5.
veroordeelt werkgever in de kosten van deze procedure, aan de zijde van werkneemster tot dit vonnis vastgesteld op € 876,85;
2.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
Waarvan proces-verbaal,
de kantonrechter