ECLI:NL:RBOVE:2023:2767

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
08-963615-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organized drug trafficking involving large quantities of cocaine

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 9.000 kilo cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in georganiseerd verband handelde en zich schuldig maakte aan de invoer van 4.500 kilogram cocaïne op 23 april 2020 en 4.541,40 kilogram cocaïne op 29 april 2020. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de organisatie van het transport en dat hij betrokken was bij de verkoop en aflevering van de cocaïne. De rechtbank weegt zwaar dat de invoer van cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en leidt tot ernstige maatschappelijke problemen. De verdachte had diverse contacten in het drugsmilieu, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze contacten betrekking hadden op de invoer vanuit Zuid-Amerika. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de rol van de verdachte kleiner was dan de officier van justitie had gesteld, wat leidde tot een lagere straf dan geëist. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963615-21 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 mei, 16 mei en 4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M. van der Want, advocaat te Middelburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 4 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 samen met anderen, dan wel alleen, 4.500 kilogram cocaïne, dan wel 4.553 blokken cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk die cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020 samen met anderen, dan wel alleen, 5.146,91 kilogram (bruto) cocaïne, dan wel 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk die cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zaaksdossier 23 april
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020, te Vlissingen en/of Kapelle en/of Bergen op Zoom, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert, en/of
C) althans in elke geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
ongeveer 4.500 kilogram cocaïne (althans (ongeveer) 4.553 blokken cocaïne), althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zaaksdossier 29 april
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020, te Vlissingen en/of Bergen op Zoom, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert,
C) althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
ongeveer 5.146,91 kilogram (bruto) cocaïne, althans 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft de raadsman, in het kader van de (on)rechtmatigheid van de verkrijging, verwerking en het gebruik van de data uit de EncroChat-hack en SkyECC-tap, verweren gevoerd voor het geval de Hoge Raad voor de uitspraak in deze zaak een beslissing neemt over de prejudiciële vragen, waarin de Hoge Raad afwijkt van de bestendige lijn in de rechtspraak over dat onderwerp.
Nu de Hoge Raad in zijn beslissing van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) niet is afgeweken van het uitgangspunt dat het niet de verantwoordelijkheid is van de Nederlandse strafrechter om de rechtmatigheid te toetsen van onderzoekshandelingen die onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten in dat land worden verricht, omdat dat een aantasting van de soevereiniteit van dat land oplevert, en dat de Nederlandse strafrechter er op mag vertrouwen dat die onderzoekshandelingen rechtmatig zijn verricht, behoeven deze verweren geen nadere bespreking.
De rechtbank stelt daarmee vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.
3.3
Schorsing van de vervolging
De rechtbank stelt verder vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het binnen het grondgebied van Nederland brengen, vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van 4.551 kilo cocaïne op 23 april 2020 en 4.553 blokken cocaïne op 29 april 2020.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is, omdat de berichten uit één bron komen, te weten de gekraakte berichtendienst EncroChat.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat de rol van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
4.3.2
Identificatie gebruikers EncroChat en SkyECC
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten gebruik hebben gemaakt van zogenoemde PGP-toestellen (Pretty Good Privacy), waarop EncroChat of SkyECC was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een nickname of gebruikersnaam. In het geval van EncroChat werd gebruik gemaakt van een nickname eindigend op @encrochat.com en in het geval van SkyECC was sprake van een gebruikersnaam.
De vraag die in alle zaken, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie het OM in het onderzoek 26Chatham vervolging heeft ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van de EncroChat- en SkyECC-accounts.
4.3.2.1 EncroChat
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de nickname [alias 1] , verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) van de nickname [alias 2] , verdachte [medeverdachte 2] van de nickname [alias 3] , verdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) van de nickname [alias 4] en verdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) van de nickname [alias 5] .
Het feit dat verdachte als [alias 1] wordt geïdentificeerd volgt onder meer uit het volgende.
In een aangifte van 23 november 2020 heeft [verdachte] verklaard dat hij samen met een compagnon eigenaar is van het visbedrijf [bedrijf 1] B.V., dat is gevestigd aan de [adres 1] . In onderschepte EncroChat-berichten van 1 april 2020 tussen [alias 1] en fatkiller wordt gesproken over rekeningen van de zaak en wordt een foto van een rekening voor een bedrijfsruimte aan de [adres 1] gestuurd.
Op 3 mei 2020 stuurt [alias 1] aan [alias 6] dat hij aan de [adres 2] is. [naam 1] , de partner van [verdachte] , woonde op dat moment aan de [adres 2] .
Verder blijkt uit zendmastgegevens dat de telefoon met het account [alias 1] vaak aanstraalt op locaties in Bruinisse. In onderschepte EncroChat-berichten stuurt [alias 1] (onder andere) op 11 april 2020 dat [alias 6] moet komen naar de parkeerplaats van het vakantiepark aan de [adres 4] . Volgens eigendomsinformatie van het kadaster zijn de ouders van [verdachte] eigenaar van een recreatiewoning aan de [adres 3] . Volgens Google Maps liggen de [adres 4] en de [adres 3] naast elkaar. Daarnaast blijkt uit berichten van [alias 1] en andere gebruikers dat [alias 1] op 7 mei 2020 op een camping in Kortgene verbleef. Uit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 2] de verblijfplaats was van [verdachte] . [2]
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de andere gebruikers van de EncroChat-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Chatham en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Daarnaast is de identiteit van deze gebruikers door de verdediging niet betwist.
4.3.2.2 SkyECC
Verder stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van (onder meer) het Sky-account [accountnaam 1] , verdachte [medeverdachte 1] van het account [accountnaam 2] , verdachte [medeverdachte 2] van het account [accountnaam 3] , verdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) van het account [accountnaam 4] , verdachte [medeverdachte 3] van het account [accountnaam 5] , verdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) van het account [accountnaam 6] , verdachte [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ) van het account [accountnaam 7] , verdachte [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8] ) van het account [accountnaam 8] , verdachten [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9] ) en [medeverdachte 10] (hierna: [medeverdachte 10] ) van het account [accountnaam 9] , verdachte [medeverdachte 11] van het account [accountnaam 10] en verdachte [medeverdachte 4] van het account [accountnaam 11] .
De identificatie van verdachte als [accountnaam 1] volgt onder meer uit het volgende.
Uit onderschepte berichten en een analyse van aangestraalde zendmasten is gebleken dat de volgende SkyECC-accounts aan elkaar te koppelen zijn:
  • [accountnaam 12] met de nickname ‘ [alias 7] ’, actief in de periode van 23 september 2019 tot en met 29 april 2020;
  • [accountnaam 1] met de nickname ‘ [alias 8] ’, actief in de periode van 20 december 2019 tot en met 1 juli 2020;
  • [accountnaam 13] met de nickname ‘ [alias 9] ’, actief in de periode van 29 april 2020 tot en met 13 juli 2020;
  • [accountnaam 14] met de nickname ‘ [alias 10] ’, actief in de periode van 2 juli 2020 tot en met 26 november 2020.
Deze vier telefoons bevonden zich in de periode waarin zij actief waren, grotendeels binnen dezelfde dekkingsgebieden in Bruinisse, Almere en Noord-Beveland (Colijnsplaat en Kortgene). Uit onderzoek is gebleken dat verdachte regelmatig verbleef aan de [adres 2] (tot 17 december 2020), aan de [adres 5] (vanaf 17 december 2020), op [locatie 1] en op camping [locatie 2] . Deze verblijfadressen passen in de dekkingsgebieden die door voornoemde SkyECC-toestellen werden aangestraald.
Bij de doorzoeking van de stacaravan van verdachte op camping [locatie 2] werden de volgende documenten aangetroffen:
  • een factuur op naam van [verdachte] van autoverhuurbedrijf [bedrijf 3] in de Maleisische provincie [vestigingsplaats 1] op Noord Borneo, voor de huur van een personenauto over de periode 17 januari 2020 tot en met 21 januari 2020;
  • een factuur op naam van [verdachte] van hotel [bedrijf 4] in [vestigingsplaats 2] in Borneo (Maleisië) voor een verblijf in de periode van 17 januari 2020 tot en met 21 januari 2020.
Uit chats is gebleken dat de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 12] op 17 januari 2020 in Indonesië verbleef en dat hij op 21 januari 2020 weer terug in Nederland was.
Bij de doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte, werden twee agenda’s van hem aangetroffen. De locaties van de afspraken (in binnen- en buitenland) in deze agenda’s in de periode van januari tot en met november 2020 komen overeen en worden bevestigd door SkyECC-berichten en/of zendmastgegevens van de telefoons met de SkyECC-accounts [accountnaam 12] , [accountnaam 1] , [accountnaam 13] en [accountnaam 14] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker was van de SkyECC-accounts accounts [accountnaam 12] , [accountnaam 1] , [accountnaam 13] en [accountnaam 14] . [3]
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de andere gebruikers van de SkyECC-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Chatham en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Daarnaast is de identiteit van deze gebruikers door de verdediging niet betwist.
4.3.3
Onderzoek 26Chatham: redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 april 2020 kwam zeeschip [naam 2] aan bij het bedrijf [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ), dat is gevestigd in de haven van Vlissingen. [4] Het schip is op 9 april 2020 vertrokken vanuit de haven Moin in Costa Rica en vervoerde containers met bananen van de merken Chiquita en Amigo. [5] Op 27 april 2020 werd koelcontainer [nummer 1] van het schip gelost en op de kade geplaatst in afwachting van het uitladen van de bananen. Op 29 april 2020 werd de koelcontainer verplaatst en geopend om uitgeladen te worden. [6] Bij het uitladen ontdekte getuige [getuige 1] , medewerker bij [bedrijf 5] , dat op zes van de in totaal twintig pallets gekleurde pakketten zaten in plaats van bananen. [7] Het bleek te gaan om 4537 pakketten met aan de buitenzijde aangebrachte logo’s met daarop: Jaguar, 10A, Zwarte Pony (afbeelding), .Kroon (afbeelding) J, TEKA, Barcelona (Voetbalclublogo), Lexus, Leon, Omar 15, Tesla, REY, Klok (afbeelding), 10 A (Camouflage), 500, Kattenhoofd (afbeelding), Franse lelie (afbeelding), HEROICO + adelaar (afbeelding), Dakar met logo, Stier (afbeelding), 666 en Lucky. [8] Deze pakketten zijn in beslag genomen [9] en na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om in totaal 5.146,91 kilogram bruto, althans 4.541,40 kilogram netto cocaïne (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [10]
Naar aanleiding van de aangetroffen partij cocaïne op 29 april 2020, deed getuige
[getuige 2] , medewerkster bij [bedrijf 5] , de volgende melding. In het weekend van 19 op 20 april 2020 is het schip “[naam 3]” aangekomen bij [bedrijf 5] . Dit schip voor de zogenoemde Chiquita-lijn was afkomstig uit de haven van Moin in Costa Rica. Op 20 april 2020 is de container met nummer [nummer 2] gelost van het schip en weggezet op de locatie C324. Deze container bevatte twintig pallets met het product Amigo. Op 23 april 2020 is deze container gestript en de twintig pallets met Amigo bananen zijn in expeditie ruimte F5 discharge geplaatst. Veertien van de pallets hebben vervolgens een relocated actie gehad en zijn op een eindlocatie weggezet. Zes van deze pallets hebben geen relocated actie gehad en zijn vermist. [11] De zes vermiste pallets hadden de volgende unieke barcodes:
[code 1] ;
[code 2] ;
[code 3] ;
[code 4] ;
[code 5] ;
[code 6] . [12]
Zoals gezegd zijn berichten uit de onderzoeken 26Lemont en 26Argus aan het onderzoek 26Chatham ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op EncroChat- en SkyECC-verkeer tussen verdachte en andere gebruikers. Een aantal gesprekken van EncroChat en SkyECC in het dossier worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd. Wanneer hierna over tijden wordt gesproken, is dat omgerekend naar de Nederlandse tijd. [13]
Uit de onderschepte berichten kwam het volgende naar voren.
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt vanaf 7 april 2020 gesproken over een locatie waarvoor [medeverdachte 2] niet meer dan € 100.000,-- wil betalen. De locatie moet makkelijk in en uit te rijden zijn en hun mensen zullen de plek bewaken met zware wapens. Het plan is dat alleen [medeverdachte 7] daar ophaalt en dat er gelijk wordt verkocht. Ze zullen daar ongeveer twee weken zitten. Verder wordt besproken dat het vervoeren in Lidl-tassen het beste en meest efficiënt is. Daar passen twintig in.
Ook wordt gesproken over de vervoersmiddelen naar de locatie, waaronder een stash-bus [14] en hoeveel daarin past. Er wordt een bus bij [medeverdachte 1] opgehaald. Op 23 april 2020 stuurt [medeverdachte 2] dat hij alleen een spotter in de buurt heeft voor als ze hebben gelost. [15]
Uit berichten vanaf 30 maart 2020 in een EncroChat-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 4] volgt dat [medeverdachte 4] een loods aan het regelen is voor verdachte. [medeverdachte 4] stuurt foto’s van een loods aan verdachte en zegt dat die loods beschikbaar is. Verdachte wil de loods die week bekijken. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 4] of hij nog een blok wil meelopen voor € 9.000,--. [medeverdachte 4] geeft aan dat hij twee blokken wil meelopen en vraagt of hij ook weer kan helpen met rijden. Verdachte geeft hierop aan dat hij denkt van wel en dat hij later die week alles gaat bespreken. Verdachte bevestigt dat [medeverdachte 4] een vergoeding krijgt als hij rijdt en dat hij denkt dat dit dezelfde vergoeding is als de vorige keer. Later die week krijgt verdachte meer informatie over wat er onderweg is. [medeverdachte 4] geeft verdachte op 9 april 2020 geld voor de twee blokken.
Op 1 april 2020 gaan ze samen bij de loods kijken. Uiteindelijk stuurt verdachte op 6 april 2020 dat ze een andere locatie gaan gebruiken, maar dat ze de loods van [medeverdachte 4] achter de hand willen houden. Verdachte stuurt [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 4] waarschijnlijk in de buurt van de loods een oogje in het zeil moet houden en dat hij gaat bespreken of [medeverdachte 4] met de volgende lading kan meelopen.
Op 12 april 2020 stuurt verdachte dat het een week later wordt, omdat hun bak [16] op de volgende boot staat en dat de andere een week erna komt. Verdachte gaat het pas hebben over meelopen met de tweede bak als de eerste eruit is. Hij wil niet betalen voordat de eerste eruit is en de tweede willen ze er alleen uithalen als ze kunnen meelopen. Verdachte vraagt of die loods een week later ook nog stand-by kan staan.
Verdachte stuurt op 20 april 2020 dat hij wacht op de eerste update van de binnenploeg. Op 21 april 2020 meldt verdachte dat de gast uit de loods zo meteen laat weten hoe het ervoor staat met hun bak en dat hij zo wel een update zal krijgen. Op 22 april 2020 stuurt verdachte dat hun bak nog steeds niet is gestript.
Op 23 april 2020 stuurt verdachte dat het rond 18:00 uur wordt en dat [medeverdachte 4] ervoor moet zorgen dat hij vanaf 17:45 uur bij [locatie 3] in de buurt is. Hij moet kijken of er politie rondrijdt. [medeverdachte 4] laat vanaf 17:42 uur weten dat hij al even heeft rondgereden en dat alles goed is. Om 17:55 uur laat [medeverdachte 4] weten dat er bij Vierwegen ook geen politie is. Om 18:20 uur stuurt verdachte dat ze onderweg zijn en dat ze bij hkz (Heinkenszand) zijn. Als de truck bij [medeverdachte 4] in de buurt is, bericht hij dat de truck niet wordt gevolgd. Verdachte geeft [medeverdachte 4] instructies waar hij moet staan en wanneer hij een rondje moet rijden en stuurt [medeverdachte 4] weg als ze hem niet meer nodig hebben.
In de dagen erna communiceren verdachte en [medeverdachte 4] over de vergoeding van het op de uitkijk staan en het leveren van de blokken, waarbij verdachte hierover contact opneemt met andere betrokkenen.
Op 29 april 2020 laat verdachte weten dat de pallets met spullen die dag zijn ontdekt en dat hij heel de tijd bezig is met dingen regelen. [17]
Op 19 april 2020 is een groepsgesprek via SkyECC gestart, waaraan de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] deelnemen en waarin ze elkaar op de hoogte houden.
In dit groepsgesprek stuurt [medeverdachte 3] vanaf 20 april 2020 berichten naar de groep dat de bak, die eerst nog op de boot is, veilig op de kade staat. Hij deelt mee dat de bak niet op de scan staat en geeft aan wanneer die wordt gestript. Hij wordt hierover op de hoogte gehouden door mensen die ter plaatse zijn.
Op 22 april 2020 meldt [medeverdachte 3] dat het werk die dag wordt gedaan en dat tp [18] om 18:00 uur kan rijden. Hierop vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] wanneer zij moeten klaarstaan en [medeverdachte 5] vraagt of ze al hebben gestript. [medeverdachte 3] antwoordt dat dit nog niet het geval is en dat ze dit zo gaan doen. Later die dag meldt [medeverdachte 3] dat hij net te horen krijgt dat het pas morgen wordt en dat alles onder controle is. De bak is morgen, 23 april 2020, pas aan de beurt.
Op 23 april 2023 stuurt [medeverdachte 3] de groep dat er tussen 16:00 en 18:00 uur kan worden gehaald. [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij even in transport (een andere groepsapp) moet komen over het hoe en wat precies. [medeverdachte 3] zegt dat transport zich moet klaarmaken.
Hierop deelt [medeverdachte 6] mee dat transport er om 17:00 uur is. [medeverdachte 3] reageert hierop door te zeggen dat het werk rond 18:00 uur gaat gebeuren. [medeverdachte 6] merkt op dat de chauffeurs de plek van laden en lossen van tevoren moeten weten en dat er geen adressen in de telefoons, TomTom of wat dan ook moeten staan. Als er iemand wordt aangehouden mag het niet stuk lopen omdat allebei de adressen ergens in staan.
[medeverdachte 3] meldt dat ze alle zes pallets in handen hebben en dat transport net het terrein op rijdt om de pallets te halen. Even later bericht [medeverdachte 3] dat transport aan dok is, dat transport zo de deuren dicht gaat gooien en ervandoor gaat. Weer later stuurt hij dat ze van het terrein af zijn. [medeverdachte 3] merkt hierbij op: “Snel die volgende bak nog”.
[medeverdachte 6] staat in contact met het transport en zal de groep informeren als het transport is aangekomen en als er is gelost. [medeverdachte 2] stuurt hierop dat de mannen klaar staan om naar binnen te rijden. [medeverdachte 3] merkt nog op dat het jammer is dat Dubai niet gelijk twaalf pallets heeft gezet. [medeverdachte 5] stuurt dat ze nu eersteklas “narcotraficantes” zijn. [medeverdachte 3] zegt dat hij de groep zo foto’s van de pallets stuurt en stuurt even later zes foto’s van stickers met daarop “Chiquita” en voorzien van barcodes. [19] Dit betreffen de, voor zover leesbaar, volgende barcodes (waar kruisjes zijn vermeld zijn de cijfers niet leesbaar): [code 7] , [code 8] , [code 9] , [code 10] , [code 11] . Eén van de zes barcodes is niet leesbaar. [20] Deze barcodes, voor zover leesbaar, komen overeen met de barcodes van de vermiste pallets bij [bedrijf 5] . [21]
In de berichten die volgen worden de bedragen berekend die de deelnemers aan het groepsgesprek kwijt zijn aan de binnenploeg en transport. [medeverdachte 3] rekent uit dat ze er allemaal een kleine 1,7 miljoen aan over houden en dat dit zonder meeloop is van iedereen.
[medeverdachte 3] stuurt meerdere foto’s van ruimtes waarin allemaal gekleurde pakketten liggen opgestapeld.
De groep praat vervolgens nog even door over de volgende bak die komt en dat ze de meeloop moeten regelen. [medeverdachte 5] stuurt: “Nu volgende week nog man dat is gewoon kers op die oh zo lekkere taart”. [medeverdachte 3] vraagt wanneer die aankomt, waarop [medeverdachte 2] reageert met: “26e”. [medeverdachte 3] reageert hierop met: “Oké dat was deel 1 en nu gaan we verder met deel 2”, waarop [medeverdachte 5] zegt: “Narcos seizoen 2.”
Ondertussen vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 6] of hij ze laat tellen en dat die mannen snel moeten laden. [medeverdachte 2] geeft aan dat daar 4553 is, dus dat dat wel goed zit. [medeverdachte 1] reageert door te zeggen dat ze hier kunnen selecteren, gewoon per twintig, waarop [medeverdachte 6] antwoordt: “20 bij tas, maar wel per soort. En opschrijven wat er uit gaat. Anders weet je nooit waar de fout zit en wordt ellende”. [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] hoeveel zijn transport meeneemt, waarop [medeverdachte 2] reageert met: “1000 per bus”.
[medeverdachte 1] stuurt later op de avond een foto, waarop verdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] te zien zijn. [22] Verder klaagt [medeverdachte 1] erover dat hij nog moet sjouwen, waarop [medeverdachte 5] stuurt: “Wat sjouw je liever. Zandzakken of motherfucking cocaïne bro”. Verder stuurt [medeverdachte 1] foto’s van een ruimte die is gevuld met bigshoppers.
Ondertussen gaat het gesprek door over het sorteren en tellen van de spullen en hoeveel ze er missen. [medeverdachte 2] stuurt dat er in totaal 4536 moet zijn. [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] of Dubai wel zeker weet dat het er 4536 zijn.
[medeverdachte 1] stuurt foto’s van lijsten met namen zoals Omar, Nike, Tesla, Don Julio en Leon, met achter de naam een getal.
Op 24 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] nog een aantal foto’s met daarop pakketten, gesorteerd op kleur, waaronder een groen pakket met daarop ‘B12’. Ook stuurt hij een lijstje met B12, Lucky, Rey en Leeuw, met daarachter aantallen. [medeverdachte 1] stuurt op zijn beurt ook een foto met een lijst met namen en aantallen.
Op 29 april 2020 stuurt [medeverdachte 5] een screenshot van een artikel op [website] met als kop: “Grote drugsvangst in haven Vlissingen 4.500 kilo”. Hierop reageert [medeverdachte 6] met: “kk zooi” en “Hoe is dub nu er onder maat”, waarop [medeverdachte 5] reageert met: “Hij is relaxed bro. Zeer relaxed. Die is blij dat niemand is gepakt en die zegt veiligheid voor iedereen. Hij zegt nu wis alle sporen. Niet over praten. Hoofden koel houden, En licht tp in zei die dat ze sporen wissen”. [medeverdachte 6] reageert hierop met: “Zijn wij al aant doen. Morgen is loods weg. Leeg”. [medeverdachte 5] reageert met: “Hij is blij dat niemand gepakt is”.
[medeverdachte 6] stuurt een foto van NOS met pallets met de aangetroffen spullen. Hierop stuurt [medeverdachte 2] : “Hahahahaha wij hebben geschiedenis geschreven in Zeeland. Ziek man bros belangrijk mond dicht. Nu zal er veel gepraat worden in de wandelgangen tippers alles.” [medeverdachte 5] stuurt: “Ja boys mond closed we weten van niets. Want waar de popo nu op hoopt is dat mensen gaan praten.” [medeverdachte 6] sluit af met: “Geschiedenis in Zeeland en nl”. [23]
Op 20 april 2020 heeft [medeverdachte 6] een groepsgesprek via SkyECC aangemaakt, waaraan hijzelf en vijf andere onbekend gebleven gebruikers van SkyECC deelnemen, en waarin wordt gesproken over het transport.
Op 21 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] de groep dat de bak veilig op de kade staat en dat het vanwege Corona allemaal iets langzamer gaat. [medeverdachte 6] vraagt via het account [accountnaam 15] , omdat zijn Sky-account het niet doet, of lange de mail van a of [alias 8] heeft. Hierop stuurt de gebruiker van het account [accountnaam 16] : “ [accountnaam 1] [alias 8] ”.
Op 22 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] dat het zo ver is en dat ze om 18:00 uur daar moeten zijn om het op te halen, dat er dus pallets komen en vraagt of er vrijwilligers zijn om te pitten. Verder wordt afgesproken wie met wie meerijdt en waar vandaan. Even later stuurt [medeverdachte 6] dat het toch morgen wordt.
[medeverdachte 6] stuurt op 23 april 2020 dat het als het goed is die dag gaat gebeuren. Vervolgens worden tijden en plaatsen afgesproken. [medeverdachte 6] stuurt dat als de pallets zijn gelost er meteen twee bussen aankomen en dat er dan moet worden geteld en dat soort bij soort in tassen moet worden gestopt. Er mogen geen blokken achterblijven, anders betaalt iedereen eraan mee.
Om 18:07 uur stuurt [medeverdachte 6] dat ze aan het laden zijn en om 18:13 uur dat hij er uit is. Uit de verdere berichten blijkt dat het transport af en aan naar een locatie rijdt om de lading te lossen. [24]
In een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 3] en [alias 11] , stuurt [medeverdachte 3] op 24 april 2020 dat er zondag een boot van Chiquita binnenkomt met spullen. Op 27 april 2020 stuurt [medeverdachte 3] een gesprek door aan [alias 11] , waarin hij aan een onbekend gebleven persoon vraagt of ze de mensen van de loods al hadden gesproken over de pallets die nu aankomen.
In een gesprek met [alias 11] en [alias 12] probeert [medeverdachte 3] op 27 april 2020 scanlijsten met baknummers te regelen via een vrouw die er stage loopt (de rechtbank begrijpt: bij [bedrijf 5] ). Op 29 april 2020 om 14:10 uur stuurt [medeverdachte 3] dat hij denkt dat de spullen zijn gepakt, dat hij om 08:00 uur bericht heeft gekregen dat ze zijn gevonden en dat het is ontdekt door het personeel. Verder stuurt [medeverdachte 3] dat ze duidelijk waren te zien, in alle kleuren van de regenboog. Om 20:29 uur stuurt [alias 11] het artikel “Douane onderschept 4500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” door. [medeverdachte 3] bevestigt dat het 4500 was en dat het om zes pallets ging. [25]
In een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘ [alias 13] ’ vraagt [medeverdachte 1] op 25 april 2020 of deze [alias 13] iemand kent met een loods waar ze wat spullen kunnen stallen. Het moet een veilige plek in Zeeland zijn en is ergens in de week erop nodig voor zes pallets. De loods zal ongeveer vier weken nodig zijn en er moet één Hollandse man blijven en één Hollandse man komt alleen op en af. Hij is bereid daar € 30.000,-- voor te betalen.
Op 27 april 2020 stuurt een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘ [alias 14] ’ aan [medeverdachte 1] dat de loods is leeggehaald en klaar voor gebruik. Op de vraag wanneer de bak komt stuurt [medeverdachte 1] dat het deze week zal zijn.
Op 29 april 2020 omstreeks 18:55 uur stuurt [medeverdachte 1] een foto van het artikel “Douane onderschept 4.500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” aan een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘ [alias 15] ’ en zegt daarbij dat die 4500 ook van hun was. [26]
4.3.4
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is, op basis van de onder de paragrafen 4.3.2 en 4.3.3 genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.3.4.1 Invoer van cocaïne
29 april 2020
Vast staat dat op 29 april 2020 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Vlissingen, bij het bedrijf [bedrijf 5] . Deze cocaïne lag op pallets die kwamen van een schip dat afkomstig was uit Costa Rica en op deze manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
23 april 2020
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat ook op 23 april 2020 sprake is geweest van het vanuit Costa Rica invoeren van cocaïne in Nederland.
Daarvoor is allereerst van belang dat op 23 april 2020 zes pallets met bananen, afkomstig van een schip dat voer uit de haven van Moin in Costa Rica, werden vermist bij [bedrijf 5] , terwijl op 29 april 2020 bij [bedrijf 5] cocaïne werd aangetroffen in bananendozen op zes pallets, afkomstig van een schip van dezelfde locatie. De barcodes van de vermiste pallets komen overeen met de barcodes die door de verdachten in de EncroChat- en SkyECC-berichten werden gedeeld. Hoewel deze cocaïne niet fysiek is aangetroffen, waardoor er ook niet kon worden getest, is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de vermiste pallets cocaïne hebben bevat. Dit volgt uit de berichten die omstreeks 23 april 2020 door de verdachten werden gestuurd waarin werd gesproken over zes pallets met 4.553 blokken cocaïne, die zij van het terrein van [bedrijf 5] in Vlissingen hebben gehaald. Bovendien komen de stempels van de onderschepte cocaïne op 29 april overeen met de stempels die op de foto’s en lijstjes in de EncroChat- en SkyECC-berichten werden gedeeld door de verdachten.
4.3.4.2 Betrokkenheid verdachte bij de invoer, verkoop, afleveren en vervoer
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij het op 23 april 2020 in Nederland invoeren en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van ongeveer 4.500 kilo cocaïne en het op 29 april 2020 in Nederland invoeren van 4.541,40 kilo cocaïne. De rechtbank zal de feiten op chronologische volgorde behandelen.
23 april 2020
De rechtbank stelt vast op basis van het EncroChat-gesprek dat verdachte heeft gehad met [medeverdachte 4] dat verdachte betrokken is bij de invoer van ongeveer 4.500 kilo cocaïne op 23 april 2023 en het verkopen, afleveren en vervoeren daarvan. Verdachte vraagt [medeverdachte 4] al op 30 maart 2020 een loods voor hem te regelen, waar de cocaïne kan worden heengebracht als ze de lading bij [bedrijf 5] hebben opgehaald. Daarnaast huurt hij [medeverdachte 4] als het ware in om op de uitkijk te staan op verschillende plekken langs de route waar de vrachtwagen met de cocaïne langsrijdt. Dit duidt, naar het oordeel van de rechtbank, op een nauwe betrokkenheid van verdachte bij het voorbereiden en het in goede banen leiden van het transport van de cocaïne vanaf [bedrijf 5] op 23 april 2020. Verder regelt verdachte dat [medeverdachte 4] twee blokken cocaïne kan meelopen voor € 9.000,-- per blok en neemt de betaling van die blokken van [medeverdachte 4] in ontvangst. Hierdoor is hij betrokken bij de verkoop van de cocaïne.
Op het moment dat de binnenploeg bezig is met het uithalen van de cocaïne wordt verdachte op de hoogte gehouden. Verdachte heeft contact met een “gast” uit de loods en de binnenploeg. Zodra de cocaïne van het terrein van [bedrijf 5] wordt gehaald, geeft verdachte instructies aan [medeverdachte 4] . Verdachte geeft door waar het transport rijdt en waar [medeverdachte 4] op de uitkijk moet gaan staan.
In de dagen erna regelt verdachte de vergoeding voor de diensten en de gekochte blokken met [medeverdachte 4] .
Over dit alles staat hij in nauw contact met de hoofdorganisatie van het transport. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de hoofdorganisatoren en [medeverdachte 4] .
Verder blijkt de betrokkenheid van verdachte uit het SkyECC-groepsgesprek, waarin door [medeverdachte 6] wordt gevraagd naar het SkyECC-account van verdachte, dat vervolgens aan [medeverdachte 6] wordt verstrekt.
Bewijsminimum
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van onvoldoende wettig bewijs, omdat het bewijs uit slechts één bron zou komen, te weten de SkyECC- en EncroChat-berichten. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. In de eerste plaats is daarbij van belang dat verdachte zowel berichten via de berichtendienst SkyECC heeft verstuurd als via de berichtendienst EncroChat. Het verweer van de verdediging gaat daarom in zijn algemeenheid al niet op. De bewezenverklaring is niet enkel gebaseerd op het gesprek dat verdachte met [medeverdachte 4] heeft gevoerd, maar ook uit gesprekken die medeverdachten met elkaar hebben gevoerd. Ook is in de onderhavige zaak, zoals blijkt uit de verdere inhoud van dit vonnis, tenminste op belangrijke onderdelen sprake van andere bewijsmiddelen die de inhoud van de berichten ondersteunen, zoals hiervoor onder paragraaf 4.3.3 uiteengezet. Daarnaast is er niet slechts één chatgesprek met één ander account beschikbaar, maar gesprekken met een aantal verschillende accounts op meerdere data en zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de tekstberichten ondersteunen. Bovendien zijn er groepsgesprekken waarin niet alleen berichten van verdachte te lezen zijn, maar ook die van andere deelnemers aan het gesprek. De rechtbank stelt daarmee vast dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring en verwerpt het verweer.
29 april 2020
Dat verdachte ook betrokken is geweest bij de invoer van de 4.541,40 kilo cocaïne op 29 april 2023 volgt uit het EncroChat-gesprek dat verdachte heeft met [medeverdachte 4] . Tijdens dit gesprek stuurt hij meerdere berichten over een tweede bak die een week na de eerste bak (op 23 april 2020) aankomt. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 4] of de loods die hij voor het transport op 23 april 2020 heeft geregeld nog een week stand-by kan staan. Ook bij dit transport regelt verdachte dat [medeverdachte 4] blokken kan meelopen. Verdachte geeft aan dat hij niet wil betalen voordat de eerste lading eruit is en wil de tweede lading er alleen uithalen als ze kunnen meelopen.
Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte ook betrokken is geweest bij de invoer van de cocaïne op 29 april 2020.
Bewijsminimum
Evenals hiervoor uiteengezet, is ook hier sprake van voldoende wettig bewijs. Naast het gesprek dat verdachte heeft gevoerd met [medeverdachte 4] , is de bewezenverklaring gebaseerd op de aangetroffen lading cocaïne op 29 april 2020 en de gesprekken die medeverdachten hierover hebben gevoerd via EncroChat en SkyECC.
Tezamen en in vereniging
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de rol van verdachte niet als medeplegen kan worden gekwalificeerd, maar slechts als medeplichtigheid.
Vast staat dat verdachte op verschillende momenten invloed heeft uitgeoefend en heeft meegewerkt aan de uitvoering van de beide drugstransporten. Verdachte heeft gezorgd voor een (back-up) loods waar de cocaïne heen zou kunnen worden gebracht, hij heeft ervoor gezorgd dat [medeverdachte 4] meedeed aan de operatie, hij heeft twee blokken cocaïne verkocht aan [medeverdachte 4] en die betaling in ontvangst genomen, hij zorgde voor de betaling aan [medeverdachte 4] voor diens werkzaamheden en hij stond in direct contact met de binnenploeg. Verdachte hield anderen op de hoogte, werd zelf op de hoogte gehouden en stuurde mensen aan. Hij stond in direct contact met de hoofdorganisatoren die de invoer van deze cocaïne mogelijk hebben gemaakt. Dat verdachte over bepaalde beslissingen moest overleggen met andere betrokkenen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de rol van verdachte dermate gering is geweest dat kan worden gesproken van medeplichtigheid. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte een onmisbare rol heeft gehad bij de invoer van de cocaïne. Verdachte was onderdeel van een operatie, waarin de verdachten in zeer goed georganiseerd verband samenwerkten. De rollen die zij hadden bij deze organisatie sloten naadloos op elkaar aan en ieder van hen vervulde een cruciale rol in het geheel, zo ook verdachte. Als een van hen zou wegvallen, zou dat gevolgen hebben voor het slagen van de operatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer en komt tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de ten laste gelegde feiten.
4.3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de onder de paragrafen 4.3.2 en 4.3.3 opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd,
ongeveer 4.500 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat, gelet op de justitiële documentatie van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, de geringe rol van verdachte bij de feiten en de gewijzigde maatschappelijke opvatting over het gebruik van cocaïne, aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het in Nederland invoeren van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en het verkopen, afleveren en vervoeren van ongeveer 4.500 kilo cocaïne. Zoals hiervoor reeds onder 4.3.4.2 beschreven had verdachte een belangrijke rol bij het organiseren en het in goede banen leiden van het transport.
Cocaïne is een stof die schadelijk is voor de gezondheid en is sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten te plegen.
De invoer van cocaïne en de georganiseerde en grootschalige handel daarin hebben een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat heel veel (zwart-)geld om in de handel in cocaïne, waardoor de financiële belangen groot zijn. Deze handel gaat om die reden gepaard met soms ernstige vormen van geweld en wapengebruik. De rechtbank heeft daar ook in dit dossier signalen van gezien. Veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Dit tast het onderlinge vertrouwen in de samenleving in hoge mate aan en ondermijnt daarmee simpelweg onze democratische rechtstaat. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
7.3.2
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 2 mei 2023 blijkt dat verdachte op 2 juni 2021 door de kantonrechter is veroordeeld tot een geldboete van € 350,--, vanwege overtreding van het bepaalde in artikel 21, sub a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en op 24 juni 2021 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 120 uren, vanwege het meermaals plegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Hierdoor is artikel 63 Sr van toepassing.
Op 5 juli 2011 heeft verdachte een geldboete van € 100,-- (transactie) gekregen voor overtreding van artikel 2 onder C van de Opiumwet.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapportage van Forensisch Maatwerk van 11 juli 2022.
Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij na het plegen van de feiten een gezin heeft gekregen, dat hij werk had en dit direct weer kan oppakken en dat hij verder een stabiel leven heeft.
7.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo harddrugs uitgegaan van een minimale gevangenisstraf van 60 maanden en van 72 maanden als sprake is van een organisatie.
Verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de invoer van 9.000 kilo harddrugs. Deze hoeveelheid gaat de oriëntatiepunten ver te boven. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan terecht dat er voor de invoer van en handel in zulke grote hoeveelheden cocaïne zeer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd, die in de buurt komen van het strafmaximum voor deze feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook in de zaak van verdachte oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij het bepalen van de duur van straf houdt de rechtbank rekening met de rol van verdachte bij de gepleegde feiten. De rechtbank stelt vast dat het dossier veel informatie bevat, waaruit blijkt dat verdachte diverse contacten had in het drugsmilieu in zowel Nederland als in het buitenland. Het Openbaar Ministerie lijkt op basis van die contacten verdachte een grote rol bij de onderhavige transporten toe te dichten. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat die contacten betrekking hadden op de onderhavige invoer. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte een rol heeft gehad bij de invoer, met name in het organiseren van het transport van [bedrijf 5] naar de stash plek, en niet in het gehele transport vanuit Zuid-Amerika. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een kleinere rol dan de rol die de officier van justitie als uitgangspunt heeft genomen bij zijn strafeis. De rechtbank komt dan ook tot een gevangenisstraf van een kortere duur dan geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, met de aanduiding 26Chatham / LEFC820005, met alle bijbehorende zaaksdossiers.
2.Persoonsdossier verdachte [verdachte] , proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 februari 2021, pagina’s 95 tot en met 112.
3.Persoonsdossier verdachte [verdachte] , proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2021, pagina’s 41 t/m 94.
4.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 8 mei 2020, pagina 128.
5.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 15 mei 2020, pagina’s 108 en 109.
6.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 8 mei 2020, pagina 128.
7.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 mei 2020, pagina’s 2 en 3.
8.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van telling met bijlagen van 30 april 2020, pagina’s 34 en 35.
9.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevinding + inbeslagname van 30 april 2020, pagina 14.
10.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van overname, onderzoek, monstername, herrekening en vernietigen met bijlagen van 18 mei 2020, pagina’s 81 t/m 84, 87 t/m 89, en
11.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] met bijlagen, pagina 3.
12.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 17 december 2020, pagina’s 26 en 67.
13.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 15 november 2021, pagina 212.
14.De rechtbank begrijpt: een bus met een verborgen ruimte.
15.Aanvulling zaaksdossier 23 april, proces-verbaal gesprek [accountnaam 3] – [accountnaam 2] van , pagina’s 2, 4 t/m 7 en 10.
16.De rechtbank begrijpt: een container.
17.Zaak 23 april aanvulling [code 12] en [code 13] , proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2021, pagina’s 1 t/m 5, 7 t/m 20 en
18.De rechtbank begrijpt: transport.
19.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal volledige groepsgesprek met betrekking tot 23 april 2020 en 29 april 2020 van 31 maart 2021, pagina’s 230 t/m 234, 236, 237, 239, 240 en 243 t/m 248.
20.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2020, pagina 23.
21.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 20 mei 2021, pagina’s 69 t/m 77.
22.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte 9] , proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2021, pagina’s 80 en 81.
23.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal volledige groepsgesprek met betrekking tot 23 april 2020 en 29 april 2020 van 31 maart 2021, pagina’s 248, 250, 252, 253, 257 t/m 260, 263, 273, 274 en 279 t/m 282.
24.Zaakdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek transporteurs van 23 april 2020, pagina’s 284 t/m 290.
25.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2020, pagina’s 146 t/m 151 en 157 t/m 160.
26.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte 1] , proces-verbaal van verdenking van 12 januari 2021, pagina’s 14,15 en 18.