ECLI:NL:RBOVE:2023:2774

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
08-963564-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en computervredebreuk door politieambtenaar

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar die beschuldigd werd van het schenden van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. De verdachte, werkzaam bij het Basisteam Oost-Watergraafsmeer, werd ervan beschuldigd vertrouwelijke informatie uit politiesystemen te hebben opgevraagd en deze informatie te hebben gedeeld met onbevoegden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk schenden van een geheim, waarvan hij wist dat hij dit uit hoofde van zijn ambt moest bewaren. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan computervredebreuk, omdat hij zonder toestemming toegang had verkregen tot de politiesystemen en gegevens had overgenomen voor privédoeleinden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van ambtelijke omkoping, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende 2 jaar aan bepaalde voorwaarden moest houden. De uitspraak benadrukte het belang van integriteit en vertrouwelijkheid binnen de politie en de gevolgen van het misbruik van deze vertrouwelijke informatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963564-20 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 maart 2023 en 4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in zijn hoedanigheid als politieambtenaar meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke schending van het ambtsgeheim (feit 1), ambtelijke omkoping (feit 2) en computervredebreuk (feit 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2019 tot en met 21 februari 2021 te Amsterdam en/of Zeist en/of in ieder geval (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk een geheim, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, te weten van politieambtenaar (GGP/agent van politie, werkzaam bij Basisteam Oost-Watergraafsmeer) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door (telkens) opzettelijk in een of meerdere politiesystemen (onder andere uit/in BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of RDW en/of SKDB en/of
GBA en/of GMS RTIC), (vertrouwelijke) informatie omtrent een of meer personen
(waaronder [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 11] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] ) en/of adresgegevens en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens (waaronder [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of [kenteken 3] en/of [kenteken 4] en/of [kenteken 5] ) te bevragen en/of op te vragen en/of (vervolgens) die verkregen (vertrouwelijke) informatie (telkens) aan daartoe niet-gerechtigde personen/derden te verstrekken en/of te openbaren;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2019 tot en met 21 februari 2021 te Amsterdam en/of Zeist en/of in ieder geval (elders) in Nederland telkens als (politie) ambtenaar (GGP/agent van politie, werkzaam bij Basisteam Oost-Watergraafsmeer) een of meer gift(en) (te weten een/of meer geldbedragen) en/of belofte(n) dan wel dienst(en) heeft aangenomen waarvan hij, verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze hem gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd(en) - teneinde hem te bewegen omin zijn bediening iets te doen, te weten het bevragen van (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen en/of voornoemde (vertrouwelijke) informatie te verstrekken en/of te openbaren aan een of meer (daartoe niet gerechtigde) derde(n) en/ of een of meer geldbedragen als een gift en/of als een belofte heeft gevraagd - teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, te weten het bevragen van (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen en/of voornoemde (vertrouwelijke) informatie te verstrekken en/of te openbaren aan een of meer (daartoe niet-gerechtigde) derde(n);
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2019 tot en met 21 februari 2021 te Amsterdam en/of Zeist en/of in ieder geval (elders) in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de nationale politie (te weten Basis Voorziening Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of Bluespot Monitor (BSM) en/of Summ-IT en/of MEOS en/of GMS RTIC) is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen en/of
door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, namelijk door het (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor die syste(e)m(en) en/of applicaties en/of zich toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, waarop informatie was geplaatst met (telkens) een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan en/of (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde
werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of (een) ander(en) (niet gerechtigde) over te nemen en/of af te tappen en/of op te nemen.

3.De voorvragen

De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit nietig dient te worden verklaard, nu in de tenlastelegging niet gespecificeerd is op welke bevragingen de tenlastelegging ziet.
Naar het oordeel van de rechtbank is feit 3 op de tenlastelegging, bezien tegen de achtergrond van het procesdossier, voldoende duidelijk en omschrijft het feit op voldoende feitelijke wijze de aan verdachte verweten handelingen. Daarnaast heeft verdachte er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij heeft begrepen wat hem wordt verweten en heeft hij zich daartegen kunnen verdedigen. Bovendien voldoet de dagvaarding ook overigens aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1, 2 en 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor omkoping.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en wat op de terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
Verdachte was in de tenlastegelegde periode werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam, als GGP/agent (Gebiedsgebonden Politiezorg) bij het Basisteam Oost-Watergraafsmeer, bureau Linnaeusstraat te Amsterdam. Bij het in dienst treden bij de politie heeft verdachte de belofte afgelegd. Zijn dienstnummer was [nummer 1] .
Toegang tot de politiesystemen van de Nationale Politie
Alle politiemedewerkers, dus ook verdachte, worden er bij het inloggen om toegang te krijgen tot de (beveiligde) politiesystemen nadrukkelijk op gewezen dat informatie uit de (beveiligde) politiesystemen vertrouwelijke informatie betreft die door toestemmingsgerechtigden slechts voor specifieke doeleinden mag worden gebruikt ingevolge de Wet Politiegegevens. Politieambtenaren worden er bij het inloggen op gewezen dat het bevragen van een persoon zonder gegronde reden en of noodzaak voor hun taak niet is toegestaan.
Politietaak en wettelijk kader
Artikel 3 van de Politiewet 2012 bepaalt dat de politie tot taak heeft (…) te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. De rechtbank stelt vast dat de wet hiermee een brede taak aan politieambtenaren heeft gegeven. Deze brede taakopvatting brengt mee dat politieambtenaren een zeer ruime bevoegdheid (moeten) hebben om in het kader van hun functie de politiesystemen te bevragen. In de memorie van toelichting bij de Wet politiegegevens wordt de uitvoering van de dagelijkse politietaak ook wel “de ogen en oren functie” van de politie genoemd. Het is voor een goede uitoefening van het politiewerk van belang dat een politieambtenaar voortdurend breed om zich heen kijkt (“zijn ogen en oren goed de kost geeft”) en de verzamelde gegevens verwerkt en deze waar nodig met elkaar in verband brengt. De rechtbank stelt voorop dat het van belang is dat politieambtenaren niet alleen die ruime bevoegdheid hebben maar ook dat zij zich vrij voelen om bevragingen te doen, ook als dit betekent dat een bevraging buiten het eigen werkgebied of buiten werktijd valt.
Het zal van politieambtenaar tot politieambtenaar verschillen op welke wijze en in welke mate in de praktijk wordt omgegaan met zijn/haar bevoegdheden de politiesystemen te bevragen en in welke mate de bevragingen al dan niet worden vastgelegd in de systemen.
Dit wil echter niet zeggen dat er geen grenzen zijn aan deze bevoegdheid. Immers, een opsporingsambtenaar zal bij het doen van bevragingen moeten beseffen dat deze werkgerelateerd moeten zijn. Hoe verder de bevragingen ogenschijnlijk zijn verwijderd van de werksfeer, hoe beter een en ander zal moeten worden vastgelegd door de betreffende opsporingsambtenaar ten einde de mogelijkheid tot controle op zijn of haar handelen te bieden. In het geval van bevragingen die op het eerste oog niet werkgerelateerd zijn, zoals bevragingen aangaande familie, vrienden, collega’s, bevragingen gedaan tijdens verlof e.d. is voorzichtigheid en nauwkeurigheid door de bevragende opsporingsambtenaar geboden. Een opsporingsambtenaar zal deze bevragingen te allen tijde moeten kunnen verantwoorden. Dit komt erop neer dat bij het doen van de betreffende bevraging de reden daarvan zal moeten worden vastgelegd. Op deze manier kan dan het werkgerelateerde karakter van die bevraging blijken. Gebeurt dat niet, dan kan deze bevraging in beginsel als niet werkgerelateerd worden bestempeld, tenzij de opsporingsambtenaar in kwestie achteraf middels een concrete, verifieerbare en onderbouwde verklaring alsnog kan aantonen dat de betreffende bevraging wel noodzakelijk is geweest voor de uitoefening van zijn/haar functie en niet voor privézaken of voor eigen nieuwsgierigheid of die van een ander.
Indachtig deze uitgangspunten zal de rechtbank hieronder overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten 1 en 3.
4.3.2.1 Bevragingen
Op 14 maart 2019 heeft verdachte onder meer de volgende personen bevraagd: [naam 2] , [naam 1] , [naam 3] en [naam 4] . Hij was op dat moment niet in dienst en bevond zich op de [locatie] te Amsterdam. [2] Op 22 maart 2019 heeft verdachte, terwijl hij niet in dienst was, vanaf de [locatie] onder meer de volgende personen bevraagd: [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] . [3] Op 26 april 2019 heeft verdachte, terwijl hij niet in dienst was, vanaf de [locatie] onder meer de volgende personen gevraagd: [naam 5] , [naam 1] en [naam 3] . [4] Op 21 mei 2019 heeft verdachte, terwijl hij niet in dienst was, vanaf de [locatie] onder meer de volgende personen bevraagd: [naam 5] , [naam 2] en [naam 1] en het kenteken [kenteken 1] . [5] In de nacht van 17 op 18 juni 2019 heeft verdachte, terwijl hij niet in dienst was, vanaf de [locatie] onder meer de volgende personen bevraagd: [naam 5] , [naam 1] en [naam 2] en enkele kentekens waaronder [kenteken 1] . [6] Op 7 oktober 2019 heeft verdachte, terwijl hij niet in dienst was, vanaf de [locatie] onder meer de volgende personen bevraagd: [naam 5] , [naam 2] en [naam 1] en enkele kentekens waaronder [kenteken 4] . [7] Op 3 december 2019 heeft verdachte vanaf de [locatie] onder meer [naam 5] bevraagd. [8] Op 10 februari 2020 om 23:17 uur doet verdachte een persoonsbevraging op de naam [naam 9] in het BVI-IB systeem. Verdachte heeft onder meer de GBA gegevens van [naam 9] bevraagd. [9] Op 29 maart 2020 om 1:48 uur heeft verdachte, terwijl hij in dienst was, het kenteken [kenteken 2] bevraagd. [10] Op 30 april 2020 om 13:46 start verdachte met bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte bevraagt meerdere kentekens te weten [kenteken 3] en [kenteken 4] , en personen, waaronder [naam 1] en [naam 7] . [11] Op 14 mei 2020 om 17:20 uur start verdachte de bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte bevraagt het kenteken [kenteken 3] en personen waaronder [naam 11] . [12] Op 25 oktober 2020 vanaf 23:17 uur begint verdachte vervolgens met bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte heeft meerdere kentekens, waaronder [kenteken 4] en [kenteken 5] en personen, waaronder [naam 1] , [naam 2] en [naam 4] bevraagd. [13] Op 12 november 2020 om 10:49 uur doet verdachte naar aanleiding van een gesprek met zijn ex-partner [naam 12] een persoonsbevraging op zijn diensttelefoon op de naam [naam 10] door middel van de applicatie MEOS. [14] Op 17 november 2020 om 15:57 uur doet verdachte een bevraging in het BVI-IB systeem op de naam [naam 9] . [15] Verder heeft verdachte gezocht in de systemen Blue Spot, RDW, BVH en het GBA. [16] Op 27 januari 2021 vanaf 13:40 uur begint verdachte met bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte heeft meerdere personen, waaronder [naam 8] bevraagd. [17]
Verdachte heeft al deze bevragingen gedaan in het systeem MEOS.
4.3.2.2. Feit 3
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ten aanzien van de hiervoor genoemde bevragingen verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn gebruikersnaam en/of wachtwoord met een ander doel als dan waarvoor deze aan hem waren verstrekt. Met andere woorden, is er telkens sprake van werkgerelateerde bevragingen die binnen de grenzen van zijn functie passen, of niet.
De bevragingen van de hiervoor opgesomde personen en kentekens zijn niet door verdachte vastgelegd, zodat niet blijkt van een werkgerelateerd karakter. Verdachte heeft bovendien verklaard dat de bevragingen ten aanzien van [naam 1] , [naam 2] en [naam 5] louter voor privé doeleinden of uit nieuwsgierigheid van zichzelf of van een ander zijn gedaan. Zo heeft verdachte verklaard dat hij [naam 1] meerdere malen heeft bevraagd in politiesystemen uit nieuwsgierigheid, omdat hij wist dat zijn vader een crimineel was [18] , dat hij [naam 2] ook heeft bevraagd en dat hij [naam 5] had bevraagd, omdat hij in de wandelgangen had opgevangen dat [naam 5] was aangehouden. [19]
Ook de bevragingen van verdachte ten aanzien van [naam 9] zijn niet door hem vastgelegd. Uit het dossier blijkt bovendien dat geen enkele registratie in de politiesystemen met betrekking tot [naam 9] een relatie heeft met de politie eenheid Amsterdam en uit geen van de registraties blijkt betrokkenheid van verdachte als verbalisant. [20]
Verdachte heeft het volgende hierover verklaard: “Ik weet dat ik fout ben geweest bij [medeverdachte 1] ,
(aanvulling rechtbank: [medeverdachte 1] )net als de rest, dat is mijn eigen domme schuld dat ik dat heb gedaan. 11 jaar bij de politie en dan ga je zoiets doms doen, waarom weet je niet”. [21]
Ook de bevraging van [naam 10] is niet door verdachte vastgelegd in een mutatie.
De rechtbank acht met betrekking tot alle hiervoor opgesomde bevragingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met behulp van een valse sleutel is binnengedrongen in de politiesystemen, waarbij ook sprake is geweest van het vervolgens voor zichzelf overnemen van gegevens die verdachte onbevoegd had geraadpleegd. Het ging in alle gevallen om bevragingen waarvoor verdachte geen concrete, verifieerbare en onderbouwde verklaring heeft gegeven waaruit blijkt dat de betreffende bevraging noodzakelijk is geweest voor de uitoefening van zijn functie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.3.2.2. Feit 1
Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim, moet de rechtbank vaststellen of hij geheime informatie heeft gedeeld met derden. Het alleen opvragen van informatie voor privégebruik is gezien de wetsgeschiedenis onvoldoende om tot een bewezenverklaring van schending van het ambtsgeheim te komen. Het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is (HR 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:523).
Bij beantwoording van deze vraag is verder van belang de Wet politiegegevens. Daaruit volgt dat politiegegevens worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak. Artikel 7, eerste lid, van de Wet politiegegevens bepaalt dat de ambtenaar van politie aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld in beginsel verplicht is tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht, de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten of de politietaak in bijzondere gevallen tot verstrekking noodzaakt. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ambtshalve bekend mag worden verondersteld met voornoemde regelgeving, welke hem niet de bevoegdheid bood om buiten het door de wetgever beoogde regime politiegegevens te verstrekken.
De rechtbank ziet zichzelf voor de vraag gesteld of met de onder 4.3.2.1 opgesomde bevragingen verkregen (vertrouwelijke) informatie met niet-gerechtige personen is verstrekt en/of geopenbaard. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 29 maart 2020 om 1:21 uur heeft de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] berichten gestuurd naar verdachte, waaronder het bericht “ [kenteken 2] ”. Op 29 maart 2020 om 1:48 uur heeft verdachte terwijl hij in dienst was het kenteken [kenteken 2] bevraagd en de postcode [postcode] . Vlak erna koppelt verdachte de informatie van deze bevraging terug aan de gebruiker van datzelfde telefoonnummer en vervolgens schrijft die gebruiker “verwijder dit”. [22] Op 30 april 2020 om 13:34 uur krijgt verdachte op de [locatie] terwijl hij niet in dienst is bezoek van gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [23] Op 30 april 2020 om 13:46 start verdachte met bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte bevraagt meerdere kentekens te weten [kenteken 3] en [kenteken 4] , personen, waaronder [naam 1] en [naam 7] , hun adressen in het GBA en bekijkt diverse mutaties van deze personen. [24] Op 14 mei 2020 spreken verdachte en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] af om 17:17 uur. [25] Op 14 mei 2020 om 17:20 uur start verdachte de bevragingen op zijn diensttelefoon. [26] Verdachte bevraagt het kenteken [kenteken 3] , personen waaronder [naam 11] , hun adressen in het GBA en bekijkt diverse mutaties van deze personen, waaronder mutatie [nummer 2] . Op hetzelfde moment vindt er via Encrochat een chat plaats tussen iemand met de nickname [naam 13] en iemand met de nickname [alias] [27] , waarbij foto’s van de mutatie [nummer 2] (kennelijk gemaakt met de diensttelefoon van verdachte) worden verstuurd. [28] Er zijn geen andere politieagenten die rond dit tijdstip ditzelfde kenteken hebben bevraagd. Op 25 oktober 2020 om 22:57 uur krijgt verdachte, terwijl hij al in bed ligt, bezoek van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in zijn woning aan de [adres 1] . [29] Vanaf 23:17 uur begint verdachte vervolgens met bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte heeft meerdere kentekens, waaronder [kenteken 4] en [kenteken 5] , personen, waaronder [naam 1] , [naam 2] en [naam 4] , hun adressen in het GBA en diverse mutaties bevraagd. Op 12 november 2020 om 10:49 uur doet verdachte naar aanleiding van een gesprek met zijn ex-partner [naam 12] een persoonsbevraging op zijn diensttelefoon op de naam [naam 10] door middel van de applicatie MEOS. Vervolgens stuurt verdachte via zijn telefoon om 11:30 uur een foto van een vrouw naar [naam 12] . Verdachte vertelt haar via een WhatsApp bericht dat [naam 10] aangifte heeft gedaan van bedreiging en stalking tegen haar ex-partner. [30] De foto die verdachte van [naam 10] heeft gestuurd is dezelfde foto die in de politieregistratiesystemen is geregistreerd. Op 17 november 2020 stuurt medeverdachte [medeverdachte 1] via de telefoon een foto waarop de personalia van [naam 9] staan naar verdachte, welke foto [medeverdachte 1] eerder, op 7 oktober 2020, van [medeverdachte 2] heeft ontvangen. Medeverdachte [medeverdachte 1] stuurt vervolgens een WhatsApp bericht met de tekst “heb adres nodig a mattie”, waarna verdachte antwoordt “Cool verwijder je gesprek. En die foto.” [31] Op 17 november 2020 om 15:57 uur doet verdachte vervolgens een bevraging in het BVI-IB systeem op de naam [naam 9] . [32] Verder heeft verdachte gezocht in de systemen Blue Spot, RDW, BVH en het GBA. [33] Op 31 december 2020 en op 4 januari 2021, te weten voor en na de bevraging, hadden medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch contact met elkaar. [34] Op 2 januari 2021 spreekt verdachte af met medeverdachte [medeverdachte 1] . [35] Verdachte doet vervolgens een bevraging in het politieregistratiesysteem BVI-IB naar de GBA gegevens van [naam 9] . Bij het adres van [naam 9] staat in het GBA vermeld “ [adres 2] ” en “geheim, niet zonder toestemming aan derden verstrekken”. In de data van de inbeslaggenomen telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] werd in ‘notities’ een notitie aangetroffen “ [adres 2] ”, die blijkens de metadata werd gemaakt op 2 januari 2021. [36] Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij op 2 februari 2021 op de telefoon van verdachte “ [adres 2] ” zag staan en dit vervolgens heeft opgeschreven. [37] Op 27 januari 2021 om 13:25 uur krijgt verdachte opnieuw bezoek van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in zijn woning aan de [adres 1] . [38] Vanaf 13:40 uur begint verdachte met bevragingen op zijn diensttelefoon. Verdachte heeft meerdere personen, waaronder [naam 8] , hun adressen in het GBA en een mutatie met het nummer [nummer 3] bevraagd. [39] Op 21 februari 2021 deelt verdachte tot in detail de gebeurtenissen rondom een in een container gevonden baby met zijn vriendin door foto’s te sturen van een beeldscherm met daarop het programma GMS RTIC van de politie. [40]
Uit hetgeen hiervoor is opgenomen over de bevragingen van verdachte, blijkt dat hij in een deel van de gevallen de informatie die hij opvroeg deelde met anderen. Verdachte heeft bekend dat dit zo was bij de informatie die verdachte deelde met zijn vriendin en zijn ex-vriendin. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte informatie heeft gedeeld met medeverdachte [medeverdachte 1] . Gebleken is immers dat [medeverdachte 1] een adres dat sterk lijkt op dat van [naam 9] in zijn telefoon heeft genoteerd op de dag dat verdachte de bevraging van het adres heeft gedaan en [medeverdachte 1] heeft ontmoet. Verdachte ontkent dat hij het adres van [naam 9] aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt omdat hij bij de bevraging zou hebben gezien dat het geheim was, maar de rechtbank acht deze verklaring gezien de bewijsmiddelen in het dossier ongeloofwaardig. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte bevragingen heeft gedaan steeds kort nadat verdachte contanten had met de gebruiker(s) van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , waarbij er telkens sprake is van een ontmoeting of deze lijkt te volgen met de desbetreffende personen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dat die bevragingen in opdracht en voor die personen is gedaan. Tot slot acht de rechtbank bewezen dat verdachte informatie over de kentekens [kenteken 3] en [kenteken 2] aan onbevoegde derden heeft verstrekt. Daarvoor is van belang dat verdachte een mutatie van het kenteken [kenteken 3] heeft bevraagd en diezelfde mutatie ongeveer tegelijkertijd door een andere persoon via Encrochat is verstuurd, terwijl geen andere politieagenten rond dit tijdstip hetzelfde kenteken hebben bevraagd. Ten aanzien van het kenteken [kenteken 2] geldt dat verdachte de informatie van de bevraging van dit kenteken deelt met iemand, die vervolgens aan verdachte schrijft “verwijder dit”.
Nu verdachte dus politiegegevens heeft gedeeld met onbevoegden dan wel met personen waarvan verdachte niet kan verklaren wie het zijn, is de rechtbank van oordeel dat het aan de verdachte ten laste gelegde onder 1 wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 14 maart 2019 tot en met 21 februari 2021 in Nederland opzettelijk een geheim, waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van zijn ambt, te weten van politieambtenaar (GGP/agent van politie, werkzaam bij Basisteam Oost-Watergraafsmeer) en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door (telkens) opzettelijk in een of meerdere politiesystemen (onder andere uit/in BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of RDW en/of SKDB en/of GBA en/of GMS RTIC), (vertrouwelijke) informatie omtrent personen (waaronder [naam 1] en [naam 2] en en [naam 4] en en [naam 11] en [naam 7] en [naam 9] ) en/of adresgegevens en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens (waaronder [kenteken 2] en [kenteken 3] en [kenteken 4] en [kenteken 5] ) te bevragen en/of op te vragen en (vervolgens) die verkregen (vertrouwelijke) informatie aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en/of te openbaren;
3.
hij in de periode van 14 maart 2019 tot en met 21 februari 2021 in Nederland, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de nationale politie (te weten Basis Voorziening Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of Bluespot Monitor (BSM) en/of Summ-IT en/of MEOS en/of GMS RTIC) is binnengedrongen met behulp van valse sleutels, namelijk door het (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord voor die syste(e)m(en) en/of applicaties en zich toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, waarop informatie was geplaatst met (telkens) een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan en (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of anderen (niet gerechtigden) over te nemen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 56, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;
feit 3
de voortgezette handeling van:
het misdrijf: computervredebreuk, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: computervredebreuk en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overnemen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een werkstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft gedurende lange tijd onbevoegd vertrouwelijke informatie in de politiesystemen opgezocht en daarin gegevens van derden geraadpleegd. Hij heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan computervredebreuk en schending van zijn ambtsgeheim. Politiegegevens zijn naar hun aard vertrouwelijk en dienen slechts ten behoeve van strikt geformuleerde doeleinden die samenhangen met de wettelijke taak van de politie. Burgers moeten er op kunnen vertrouwen dat wanneer er gegevens aangaande hun persoonlijke leven worden verzameld deze binnen de grenzen van de wet in de politiesystemen worden opgenomen. Burgers moeten ervan op aankunnen dat politiefunctionarissen zich houden aan de hun bij wet opgelegde beperkingen en op een zorgvuldige en respectvolle wijze omgaan met de gegevens van hen. De verdachte nam als politieambtenaar, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in en van hem mocht om die reden ook volledige integriteit en onkreukbaarheid worden verwacht. De verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van zijn positie en als zodanig het aanzien en de integriteit van de Nederlandse politie in zijn geheel schade toegebracht. Van hem had verwacht mogen worden dat hij zijn nieuwsgierigheid de baas was en dat hij zich nooit door anderen had laten leiden om informatie uit de politiesystemen met hen te delen. Daarbij komt dat het te begrijpen is dat een politiefunctionaris informatie over wat hij of zij op straat heeft meegemaakt vanwege de emotionele impact wil delen met een partner, maar verdachte heeft de grenzen hiervoor op grove wijze overschreden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor het plegen van een strafbaar feit is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die deze vervolging voor zijn persoonlijke leven teweeg heeft gebracht en nog teweeg zal brengen.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die door de officier van justitie is geëist passend en geboden is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen mobiele telefoon (Apple XS) en de in beslag genomen notitieboekjes moeten worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft teruggave verzocht van de inbeslaggenomen mobiele telefoon.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon (Apple XS) en de notitieboekjes moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;
feit 3
de voortgezette handeling van:
het misdrijf: computervredebreuk, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: computervredebreuk en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overnemen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de mobiele telefoon (Apple XS) en twee notitieboekjes;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer PL2800-20200062 (onderzoek Lormont). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Zaaksdossier 1: pagina 48 en 94
3.Zaaksdossier 1: pagina 94
4.Zaaksdossier 1: pagina 94
5.Zaaksdossier 1: pagina 94
6.Zaaksdossier 1: pagina 94
7.Zaaksdossier 1: pagina 94
8.Zaaksdossier 1: pagina 93
9.Zaaksdossier 2: pagina 89
10.Zaaksdossier 1: pagina 17
11.Zaaksdossier 1: pagina 20
12.Zaaksdossier 1: pagina 23
13.Zaaksdossier 1: pagina’s 31-33
14.Zaaksdossier 3: pagina 7
15.Zaaksdossier 2: pagina 92
16.Zaaksdossier 2: pagina 10
17.Zaaksdossier 1: pagina 35
18.Zaaksdossier 1: pagina 80
19.Zaaksdossier 1: pagina 107-108
20.Zaaksdossier 2: pagina 15
21.Zaaksdossier 2: pagina 155
22.Zaaksdossier 1: pagina 70
23.Zaaksdossier 1: pagina 63
24.Zaaksdossier 1: pagina 91 en 44-45
25.Zaaksdossier 1: pagina 65
26.Zaaksdossier 1: pagina 23
27.Zaaksdossier 1: pagina 91
28.Zaaksdossier 1: pagina 87
29.Zaaksdossier 1: pagina 67-68
30.Zaaksdossier 3: pagina 42-44
31.Zaaksdossier 2: pagina 52 en 66
32.Zaaksdossier 2: pagina 92
33.Zaaksdossier 2: pagina 10
34.Zaaksdossier 2: pagina 93
35.Zaaksdossier 2: pagina 92-93
36.Zaaksdossier 2: pagina 54 en 72
37.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] d.d. 23 januari 2023 met code [code] , pagina 3-4
38.Zaaksdossier 1: pagina 69
39.Zaaksdossier 1: pagina 86
40.Zaaksdossier 1: pagina’s 58-62