ECLI:NL:RBOVE:2023:2806

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10150822 \ CV EXPL 22-3737
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand zorgverzekering en toewijzing van vorderingen

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, gaat het om een betalingsachterstand van de gedaagde bij FBTO Zorgverzekeringen N.V. De gedaagde heeft een zorgverzekering afgesloten en is verplicht om maandelijks de premie, het eigen risico en zorgkostennota's te betalen. Echter, de gedaagde heeft een betalingsachterstand van in totaal € 1.167,00 laten ontstaan, wat resulteert in een vordering van FBTO. FBTO vordert dat de gedaagde het achterstallige bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, betaalt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tijdig heeft betaald en dat de vordering van FBTO toewijsbaar is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat FBTO voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de openstaande bedragen en dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betalingsregeling. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.303,88, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van FBTO vastgesteld op € 849,74. Het vonnis is uitgesproken op 18 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10150822 \ CV EXPL 22-3737
Vonnis van 18 april 2023
in de zaak van
FBTO ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eisende partij,
hierna te noemen: FBTO,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 december 2022;
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Daarna heeft de kantonrechter aan [gedaagde] de gelegenheid gegeven om aan te geven of hij een dringende reden had voor het missen van de mondelinge behandeling zonder nader bericht. Naar aanleiding van een e-mail van [gedaagde] van 27 februari 2023 en de reactie daarop van FBTO van 8 maart 2023, heeft kantonrechter beslist dat geen sprake was van een voldoende dringende reden. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat hij vandaag uitspraak zal doen.

2.Waar gaat deze zaak over?

De feiten die vast staan
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij FBTO. Hij moet daarom maandelijks bij vooruitbetaling de premie voor de verzekering aan FBTO voldoen en het eigen risico en nota’s voor gemaakt zorgkosten aan FBTO betalen.
2.2.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand van in totaal € 1.167,00 laten ontstaan, omdat hij het eigen risico van 2017, de premie over acht maanden in 2018 en vier nota’s voor gemaakte zorgkosten in 2018 en 2019 niet op tijd aan FBTO heeft betaald.
2.3.
[gedaagde] heeft op enig moment een betalingsregeling met FBTO getroffen en in dat kader een bedrag van € 150,00 voldaan. [gedaagde] is hierna gestopt met betalen.
Wat wil FBTO?
2.4.
FBTO wil dat [gedaagde] het eigen risico, de premies en de zorgkostennota’s van in totaal € 1.167,00, de rente daarover tot 6 oktober 2022 (€ 102,29) en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 184,59) betaalt. Daarop heeft FBTO vervolgens het bedrag van € 150,00 dat [gedaagde] al heeft betaald (kennelijk op de hoofdsom) in mindering gebracht. Zij vordert daarom bij de kantonrechter dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 1.303,88 te betalen, met daarbij de wettelijke rente over € 1.017,00 vanaf 6 oktober 2022 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten van FBTO.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
2.5.
[gedaagde] voert aan dat hij in overleg met zijn werkgever diverse aflossingen heeft gedaan en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij geen achterstand meer had. Daarna bleek er toch nog een vordering open te staan. Het is [gedaagde] niet gelukt om de betalingsregeling na te komen. [gedaagde] staat wel weer open voor een betalingsregeling.

3.De beoordeling door de kantonrechter

3.1.
FBTO en [gedaagde] zijn het erover eens dat er een betalingsachterstand is ontstaan. [gedaagde] stelt dat hij al aflossingen heeft gedaan, maar de kantonrechter stelt vast dat deze betalingen niet zien op de vordering van FBTO waar het in deze procedure over gaat. De kantonrechter zal de vordering van FBTO tot betaling van de betalingsachterstand dan ook toewijzen. De kantonrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel komt.
3.2.
FBTO heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat er bij de gerechtsdeurwaarder twee dossiers openstonden: één voor een betalingsachterstand waarvoor [gedaagde] al eerder door de kantonrechter was veroordeeld tot betaling (met nummer [nummer 1] ) en één voor de nieuwe achterstand die daarna is ontstaan (met nummer [nummer 2] ). Over die nieuwe achterstand gaat het in deze procedure. FBTO erkent dat [gedaagde] een bedrag van € 1.075,56 heeft betaald, maar stelt dat deze betaling zag op de eerdere betalingsachterstand (met nummer [nummer 3] ). FBTO stelt verder dat de betalingen van 21 april 2021 en op 26 april 2021 die [gedaagde] heeft genoemd, dossiernummers vermelden die niet bij de gerechtsdeurwaarder bekend zijn en dat de betalingen ook niet aan de deurwaarder zijn gedaan. Daarom zijn deze bedragen ook niet afgelost op de openstaande vordering waar het in deze procedure over gaat. Met [gedaagde] is voor de nieuwe betalingsachterstand (met nummer [nummer 2] ) een betalingsregeling getroffen en hij heeft vervolgens op 16 juni 2022 en op 8 augustus 2022 € 75,00 betaald. Vervolgens is [gedaagde] gestopt met het doen van betalingen in het kader van de betalingsregeling. Deze stellingen van FBTO zijn door [gedaagde] niet weersproken en komen daarmee vast te staan. Dat betekent dat [gedaagde] de openstaande vordering nog verschuldigd is.
3.3.
De kantonrechter is verder van oordeel dat FBTO aan [gedaagde] voldoende duidelijk heeft gemaakt welke bedragen bij haar nog openstonden. Zij heeft namelijk tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat [gedaagde] op 20 april 2022 telefonisch contact had gezocht met FBTO en dat daarna in beide dossiers (met de nummers [nummer 1]
en [nummer 2] ) een opgave van de achterstanden is verzonden aan [gedaagde] .
3.4.
FBTO vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. FBTO heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom wordt een bedrag van € 184,59 toegewezen.
3.5.
Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, moet hij ook de wettelijke rente betalen. Hiertegen is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Het bedrag van € 102,29 aan wettelijke rente tot 6 oktober 2022 zal dan ook worden toegewezen, net als de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 over de nog openstaande hoofdsom zoals hierna vermeld.
3.6.
De kantonrechter merkt tot slot op dat de gemachtigde van FBTO op de zitting heeft aangegeven dat ook als de vordering door de kantonrechter wordt toegewezen, er voor [gedaagde] nog een mogelijkheid bestaat om hiervoor een afbetalingsregeling te treffen met FBTO.
3.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van FBTO vastgesteld op € 849,74. Deze kosten bestaan uit de kosten van de dagvaarding (€ 129,74), het griffierecht (€ 322,00) en het salaris van de gemachtigde van FBTO (2,00 punten × € 199,00 = € 398,00).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan FBTO Zorgverzekeringen N.V. te betalen een bedrag van € 1.303,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.017,00, met ingang van 6 oktober 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van FBTO tot dit vonnis vastgesteld op € 849,74,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.