ECLI:NL:RBOVE:2023:2825

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
AWB 23/1365
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor waterglijbanen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van camping [naam 1] tegen de besluiten van 5 juni 2023 afgewezen. Verzoekster, die vreest voor geluidsoverlast door de aanleg van waterglijbanen op het vakantiepark Capfun de Eikenhof, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heeft op 17 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar eigenaar en een adviseur, en de gemachtigden van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland en de derde-partij aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet-ontvankelijk is, omdat er geen concurrentiebelangen spelen en de gevolgen van de activiteit voor haar woon- en leefomgeving als gering worden beschouwd. De voorzieningenrechter stelt vast dat het akoestisch rapport, opgesteld door een deskundig adviesbureau, door verweerder mocht worden gehanteerd. De voorzieningenrechter concludeert dat de geluidseisen worden nageleefd en dat er geen aanleiding is om het geluidsonderzoek als onjuist te beschouwen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor de waterglijbanen niet wordt geschorst. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1365

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

camping [naam 1] , uit [plaats] , verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, verweerder,

(gemachtigden: M.A. Kooistra en P. Doldersum).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: vakantiepark Capfun de Eikenhof

uit Paasloo (gemachtigde: mr. E.T. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de besluiten van 5 juni 2023 waarbij
verweerder aan de derde-partij heeft verleend voor het plaatsen waterglijbanen en
een daarbij behorende tijdelijke unit op het vakantiepark aan de Paasloërweg 12 in Paasloo.
1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Hij heeft verzocht de bouw van de waterglijbanen uit te stellen.
1.2.
Vereerder heeft verweer gevoerd. De derde-partij heeft schriftelijk een reactie
op het verzoek gegeven.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juli 2023 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, vertegenwoordigd door haar eigenaar
[naam 2] en vergezeld door [naam 3] , als adviseur, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van de derde-partij (verder: vergunninghouder), vergezeld door R. Oosterveld (parkhouder).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorlopige voorzieningenprocedure
2.. Als tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter
die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak bezwaar is gemaakt kan de voorzieningen-rechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op
de betrokken belangen, dat vereist. Dat staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuurs-recht (Awb). De beoordeling die de voorzieningenrechter hierin maakt is voorlopig van aard. De rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
3. Verzoekster vreest dat de te realiseren waterglijbanen tot geluidsoverlast zullen leiden. waardoor het met de rust op zijn minicamping is gedaan. De basis van rustcamping zal hierdoor wegvallen. Ook het woongenot van de eigenaar en zijn gezin wordt door het lawaai aangetast. Verzoekster acht het onduidelijk waarom het rekenmodel 1999 “industrielawaai” (naar glijbaan/installaties gemodelleerd) is gehanteerd en niet het
reken – en meetvoorschrift geluid 2012. Verder is in een gesprek met omwonenden en
het vakantiepark aangegeven dat in het akoestisch onderzoek zou worden uitgegaan van
6 kinderen op de glijbanen (worst-case, bronvermogen 92,8 dB (A). Verzoekster heeft aangevoerd dat een nieuw geluidsonderzoek op basis van simulatie of in een bestaand park met openlucht glijbanen, duidelijkheid moet bieden of de bouw van een dergelijke installatie op het vakantiepark wettelijk mogelijk is. Verzoekster heeft nadrukkelijk verklaard dat concurrentiebelang geen enkele rol speelt.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk
is in haar bezwaar omdat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt en A.G.J. Huis in ’t Veld ook als privépersoon geen belanghebbende is nu de afstand tussen zijn het perceel
en het perceel van vergunninghouder hemelsbreed gemeten meer dan 400 meter bedraagt. Verder is verweerder van mening dat voor een voorlopige voorziening het vereiste van een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 Awb ontbreekt. Tenslotte is verweerder van oordeel dat de aangevoerde gronden ongegrond zijn.
Is verzoekster aan te merken als belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning?
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat tussen partijen geen concurrentiebelangen spelen zodat op grond daarvan geen belanghebbendheid kan worden aangenomen.
6. Bij een voor beroep vatbaar besluit is volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) in de regel slechts belang- hebbende: degene die rechtstreeks de feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die het besluit toestaat.
Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ is een correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt gelet op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
6. Verzoekster verwacht geluidsoverlast. Geluid is één van de factoren op grond waarvan belanghebbendheid kan worden aangenomen. Partijen verschillen van mening
over de geluidsgevolgen die verzoekster van de waterglijbanen zal ondervinden en over
de geldigheid van het aan de omgevingsvergunning ten grondslag liggende geluids-onderzoek. In bezwaar kan dit nader worden onderzocht. De voorzieningenrechter
zal voorlopig ervan uitgaan dat verzoekster belanghebbend is.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de bouw van de glijbanen gaande is,
zodat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.
De omvang van het geschil
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster enkel gronden heeft aangevoerd die zien op het vrezen van geluidsoverlast. De voorzieningenrechter zal zich dan ook tot bespreking hiervan beperken.
Het uitgevoerde akoestisch onderzoek
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat het in opdracht van vergunning-houder uitgebrachte akoestisch rapport is opgesteld door een deskundig adviesbureau.
Verzoekster heeft geen door een andere deskundige opgesteld tegenrapport ingebracht.
Evenmin is aannemelijk gemaakt dat het rapport op onjuiste uitgangspunten is gebaseerd dan wel anderszins niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Verweerder mocht zich, bij het nemen van het bestreden besluit, dan ook op dit rapport baseren. De voorzieningen-rechter voegt hier aan toe dat de Omgevingsdienst IJsselland in een advies van 26 mei 2023 van de Vakgroep Geluid het akoestisch onderzoek akkoord heeft bevonden en dat uit de resultaten blijkt dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor geluid uit het Activiteitenbesluit respectievelijk de VNG-Publicatie.
De Omgevingsdienst heeft aangegeven dat met de maximale geluidsniveaus de richtwaarden niet worden overschreden en dat met deze geluidsniveaus sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in de omgeving. De vakgroep heeft verweerder geadviseerd om vanuit het aspect geluid medewerking te verlenen voor de realisatie van de glijbanen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder dit advies aan haar besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het juiste voorgeschreven rekenmodel voor de berekening gehanteerd. Er is geen grond om het geluidsonderzoek
in dit opzicht voor onjuist te houden.
Te zitting is gebleken dat de wijziging in de berekening van maximaal 6 kinderen
op de waterglijbanen naar maximaal 3 kinderen en 3 jongvolwassenen op aanwijzing
van de Omgevingsdienst IJsselland is gebeurd. Niet is gebleken dat deze aanname onjuist zou zijn.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.