4.4.1.Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersonen
[verdachte] B.V. heeft geldbedragen overgeboekt vanaf haar zakelijke bankrekening naar diverse bedrijven: [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 4] B.V. Uit het onderzoek naar de overboekingen en de bedrijven volgt onder meer het volgende.
[verdachte] B.V. heeft in de periode januari en februari 2017 twee geldbedragen overgemaakt naar [bedrijf 1] B.V. van in totaal € 325.000,-- voor, zo is opgenomen in de facturen, de levering van cacaoveegsels door of namens de laatstgenoemde B.V.De creditfacturen zijn bij [verdachte] B.V. aangetroffen.
[bedrijf 1] B.V. houdt zich volgens de beschrijving in de Kamer van Koophandel bezig met holdingactiviteiten, besturen, beheren van onroerende zaken en met het adviseren
van (rechts)personen op het gebied van onroerende zaken. Medeverdachte [medeverdachte 1] is via een stichting enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V.
Het tweede bedrijf waaraan [verdachte] B.V. geld heeft overgemaakt, betreft [bedrijf 2] B.V. [verdachte] B.V. heeft dertien geldbedragen overgemaakt van in totaal € 753.280,--.De creditfacturen van maart 2017 tot en met mei 2017 zijn bij [verdachte] B.V. aangetroffen. Twee van de dertien facturen werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 2] B.V. bij administratiekantoor [bedrijf 5].De betalingen werden verricht omdat door of namens [bedrijf 2] B.V. onder andere steigermateriaal en staalplaten werden afgeleverd aan [verdachte] B.V., zo is op te maken uit de betreffende facturen.
[bedrijf 2] B.V. is volgens de omschrijving in de Kamer van Koophandel een holding. Voor 23 mei 2018 was medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder en daarna
[medeverdachte 3]. [bedrijf 2] B.V. is op 5 maart 2020 ontbonden.
[bedrijf 3] B.V. is een vennootschap die zich volgens de Kamer van Koophandel bezighoudt met financiële holdings en holdingactiviteiten.Enig aandeelhouder van [bedrijf 3] B.V. is Stichting [bedrijf 3]. Tijdens de tenlastegelegde periode was medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder van Stichting [bedrijf 3] B.V.
[verdachte] B.V. heeft in de periode mei tot en met juli 2020 elf geldbedragen overgemaakt naar [bedrijf 3] B.V. van in totaal € 279.211,05,--.De facturen zijn aantroffen bij [verdachte] B.V.De betalingen werden verricht omdat blijkens de facturen door of namens [bedrijf 3] B.V. onder andere afgekeurde staalplaten, steigermateriaal en schroefstempels werden geleverd aan [verdachte] B.V.
Het laatste bedrijf dat in de tenlastelegging wordt genoemd is [bedrijf 4] B.V.. Deze B.V. houdt zich samengevat bezig met funderingswerkzaamheden en timmerwerkzaamheden. Medeverdachte [medeverdachte 2] is vanaf 14 mei 2019 middellijk enig aandeelhouder en bestuurder
.
In de maanden mei en juli 2020 werd er door het Rotterdamse recyclingbedrijf in totaal
€ 35.211,-- overgemaakt voor onder andere de leveringen van steigerdelen en rijplaten, zo is op te maken uit de facturen.
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door bovengenoemde bedrijven aan [verdachte] B.V.
Ontbreken documentatie inkoop
De bovenstaande bedrijven hebben blijkens de facturen schroot en/of cacaoveegsel aan [verdachte] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministraties aangetroffen waaruit volgt dat zij op hun beurt schroot of cacaoveegsels hebben ingekocht bij derden of anderszins hebben verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het OM vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval of cacaoveegsel, maar contant geld bij [verdachte] B.V. is gebracht. [verdachte] B.V. zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar de bovengenoemde bedrijven. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt [verdachte] B.V. verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[verdachte] B.V. heeft naar de verschillende bedrijven, genoemd in de tenlastelegging, geldbedragen overgemaakt. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot of cacaoveegsel door de rechtspersonen die aan [verdachte] B.V. leverden;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
De rechtbank behandelt per rechtspersoon de gestelde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Transacties [bedrijf 1] B.V.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [verdachte] B.V. en [bedrijf 1] B.V. branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van [bedrijf 1] B.V. in de Kamer van Koophandel niet aansluiten bij de handelsactiviteit van [verdachte] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. Verdachte bestrijdt dat het branchevreemde transacties betreffen. [verdachte] B.V. handelt met honderden leveranciers en dat zijn ook bedrijven uit andere branches en particulieren.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen niet overeenkomt met de recyclehandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, bovendien onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [verdachte] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van cacaoveegsel door [bedrijf 1] B.V. die aan [verdachte] B.V. leverde, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
De Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) heeft meldingen gekregen op naam van de bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en de rechtspersoon zelf. Daarnaast is het hele klantbeeld van [bedrijf 1] B.V. doorgemeld aan de FIU.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 1] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn evenmin aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 1] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 2] B.V.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat onvoldoende onderbouwd. Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 2] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
Tussen [verdachte] B.V. en [bedrijf 2] B.V. hebben dertien transacties plaatsgevonden. De transacties vertegenwoordigen samen een aanzienlijk bedrag. De boekhouder van [bedrijf 2] B.V. heeft in overleg met het Bureau Financieel Toezicht een aantal meldingen bij de FIU Nederland ingediend over de bestuurder van [bedrijf 2] B.V. en de B.V. zelf. De betreffende transacties zijn door de FIU als 'verdacht' gemeld. De bestuurder van [bedrijf 2] B.V. heeft aangegeven dat er tegenover de verkoop van schroot, inkoop van schroot heeft plaatsgevonden en dat de boekhouder de nota’s nog zou ontvangen. De betreffende nota's zijn nooit door de boekhouder ontvangen.
In mei 2020 meldt ook de ING-bank een transactie tussen [bedrijf 2] B.V. en [verdachte] B.V. als ongebruikelijk bij de FIU. De FIU heeft de melding als verdacht bestempeld. Door de ING-bank wordt onder andere gemeld dat het opvallend en ongebruikelijk is dat alle bedragen van de creditfacturen via [bedrijf 2] B.V. doorgeboekt worden naar een derde partij, [bedrijf 3] B.V., terwijl die verder niet betrokken lijkt te zijn bij de transacties.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door verdachte overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 2] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn evenmin aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 2] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 3] B.V.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat onvoldoende onderbouwd. Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 3] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In mei 2020 meldt de ING-bank een transactie tussen [bedrijf 2] B.V. en [verdachte] B.V. als ongebruikelijk bij de FIU. De FIU heeft de melding als verdacht bestempeld. Door de ING-bank wordt onder andere gemeld dat het opvallend en ongebruikelijk is dat alle bedragen van de creditfacturen via [bedrijf 2] B.V. doorgeboekt worden naar een derde partij, [bedrijf 3] B.V., terwijl deze partij verder niet betrokken lijkt te zijn bij de transacties.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank ook wat betreft deze transacties van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door verdachte overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 3] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 3] B.V
.Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 4] B.V.
Het argument dat het om branchevreemde en atypische transacties gaat, gaat in het geval van de transacties met [bedrijf 4] B.V. niet op, omdat dit een bedrijf betreft in de bouwsector. Het leveren van afvalmaterialen aan [verdachte] B.V. is in dat opzicht niet a-typisch en/of branchevreemd. Dat geldt ook voor het argument dat er geen inkoop van schroot bij derden bekend is. In het geval van [bedrijf 4] B.V. levert dat niet meteen een vermoeden van witwassen op, omdat andere manieren voor de hand liggen waarop deze B.V. afvalmaterialen verwerft en af wil laten voeren.
Zoals hierboven overwogen rechtvaardigt het feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken, onvoldoende het vermoeden van witwassen. Er is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
Ook ten aanzien van deze transacties is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De aangevoerde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door verdachte overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 4] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn evenmin aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 4] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.