ECLI:NL:RBOVE:2023:2868

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
08/960005-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en valsheid in geschrift

In de zaak van [verdachte] B.V. heeft de rechtbank Overijssel op 24 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift, waarbij het OM stelde dat de verdachte samen met anderen bijna 1,4 miljoen euro had gewitgewassen en valse facturen had opgemaakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen en heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie, mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bordewijk, gehoord.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de overgeboekte geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel gewoontewitwassen als schuldwitwassen, omdat het bestanddeel 'uit enig misdrijf afkomstig' niet bewezen kon worden. Ook de beschuldiging van valsheid in geschrift werd verworpen, omdat het OM niet kon aantonen dat er geen goederenstroom was geweest en dat er dus vals gefactureerd was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960005-21 (P)
Datum vonnis: 24 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd aan de [vestigingsplaats],
waarvan [betrokkene] de bestuurder is.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2021, 7, 8, 12, 13, 15 juni 2023 en 10 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
feit 1:samen met anderen, (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van in totaal
bijna 1,4 miljoen euro, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021;
feit 2:samen met anderen, het valselijk opmaken van (een deel van) de bedrijfsadministratie door ten onrechte op te nemen dat er tegen betaling afvalmaterialen zijn geleverd aan [verdachte] B.V., in de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 maart 2021.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

zij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Zwartewaal (gemeente Brielle), en/of Rotterdam althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte en/ of haar mededader(s), van een of meerdere voorwerp(en), te weten:
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 325.000,00 (overgeboekt van [verdachte] B.V. aan [bedrijf 1] B.V.); en/of
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 753.280,00 (overgeboekt van [verdachte] B.V. aan [bedrijf 2] B.V.); en/of
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 279.211,05 (overgeboekt van [verdachte] B.V. aan [bedrijf 3] B.V.); en/of
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 35.211,00 (overgeboekt van [verdachte] B.V. aan [bedrijf 4] B.V.);
althans van enig(e) geldbedrag(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbenden(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 maart 2021 te Zwartewaal (gemeente Brielle), en/of Rotterdam althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,

(een deel van) de bedrijfsadministratie (van [verdachte] B V.) - zijnde een samenstel van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en aldaar, in (dat deel van) die bedrijfsadministratie, 29 facturen/documenten, althans een (aantal) factu(u)r(en), te weten:
- een (tweetal) factuur/facturen afkomstig van [verdachte] B.V en gericht aan [bedrijf 1] B.V. :
• een factuur d.d. 1 januari 2017 met factuurnummer 2017-0035, en/of 2017-0037; en/of
• een factuur d.d. 13 februari 2017 met factuurnummer 2017-0105; en/of
- een (dertiental) factuur/facturen afkomstig van [verdachte] B.V en gericht aan [bedrijf 2] B.V.:
een factuur d.d. 17 maart 2017 met factuurnummer 2017-0187; en/of
een factuur d.d. 23 maart 2017 met factuurnummer 2017-0195; en/of
een factuur d.d. 28 maart 2017 met factuurnummer 2017-0285; en/of
een factuur d.d. 12 april 2017 met factuurnummer 2017-0316; en/of
een factuur d.d. 14 april 2017 met factuurnummer 2017-0321; en/of
een factuur d.d. 18 april 2017 met factuurnummer 2017-0356; en/of
een factuur d.d. 24 april 2017 met factuurnummer 2017-0380; en/of
een factuur d.d. 26 april 2017 met factuurnummer 2017-0391; en/of
een factuur d.d. 1 mei 2017 met factuurnummer 2017-0401; en/of
een factuur d.d. 4 mei 2017 met factuurnummer 2017-0407; en/of
een factuur d.d. 18 mei 2017 met factuurnummer 2017-0451; en/of
een factuur d.d. 23 mei 2017 met factuurnummer 2017-0465; en/of
een factuur d.d. 29 mei 2017 met factuurnummer 2017-0471;
en/of
- een (elftal) factuur/facturen van [bedrijf 3] B.V. en gericht aan [verdachte] B.V.:
een factuur d.d. 29 mei met factuurnummer 20700004; en/of
een factuur d.d. 9 juni met factuurnummer 20700005; en/of
een factuur d.d. 9 juni met factuurnummer 20700007; en/of
een factuur d.d. 11 juni 2020 met factuurnummer 20700008; en/of
een factuur d.d. 1 juli 2020 met factuurnummer 20700011; en/of
een factuur d.d. 1 juli 2020 met factuurnummer 20700012; en/of
een factuur d.d. 8 juli 2020 met factuurnummer 20700013; en/of
een factuur d.d. 9 juli 2020 met factuurnummer 20700014; en/of
een factuur d.d. 23 juli 2020 met factuurnummer 20700016; en/of
een factuur d.d. 23 juli 2020 met factuurnummer 20700017; en/of
een factuur d.d. 31 juli 2020 met factuurnummer 20700018;
en/of
- een (drietal) factuur/facturen afkomstig van [bedrijf 4] B.V. en gericht aan [verdachte] B.V.:
een factuur d.d. 26 mei 2020 met factuurnummer 2020-020; en/of
een factuur d.d. 1 juli 2020 met factuurnummer 2020-024; en/of
een factuur d.d. 23 juli 2020 met factuurnummer 2020-031
[ZD witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] B.V.]
opgenomen (of doen opnemen) bestaande die valsheid hierin - zakelijk weergegeven - dat:
in voornoemde facturen staat opgenomen dat er (tegen betaling) materialen waren geleverd/geleverd zouden worden (aan [verdachte] B.V.), terwijl in werkelijkheid geen, althans niet de op de facturen opgenomen, materialen zijn geleverd aan [verdachte] B.V., zulks met het oogmerk om (dat deel van) deze bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 8 januari 2019 is het opsporingsonderzoek ‘26TheVillage’ gestart. Dit onderzoek richt zich op twee recyclingbedrijven die samen met andere bedrijven geldbedragen zouden hebben witgewassen en valse facturen zouden hebben opgemaakt.
[verdachte] B.V. is één van de twee recyclingbedrijven. De politie constateert in onderzoek ‘26TheVillage’ dat sprake is van atypische en branchevreemde overboekingen van geldbedragen van [verdachte] B.V. naar andere bedrijven. [verdachte] B.V. heeft geldbedragen van in totaal bijna 1,4 miljoen euro overgemaakt voor leveringen van schroot en cacaoveegsels. De politie vermoedt dat er aan de geldstromen geen goederenstromen ten grondslag lagen en dat de overgeboekte geldbedragen een criminele herkomst hebben. De politie heeft het vermoeden dat contant geld is afgeleverd bij [verdachte] B.V. waarna de B.V. het geld op de bankrekeningen van de andere rechtspersonen stortte. Uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn, is onbekend gebleven.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie vinden dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officieren van justitie stellen dat sprake is van witwassen zonder een bekend gronddelict. Er is sprake van een witwasvermoeden op basis van de branchevreemde transacties, het ontbreken van documentatie waaruit blijkt dat de gefactureerde goederen daadwerkelijk zijn geleverd en het feit dat er geen documentatie is aangetroffen ten aanzien van de inkoop van schroot en/of cacaoveegsels door de rechtspersonen die schroot en/of cacaoveegsels aan [verdachte] B.V. leverden. Tegenover dit witwasvermoeden staat volgens de officieren van justitie geen concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring namens [verdachte] B.V. over een legale herkomst van deze geldbedragen. De officieren van justitie stellen dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. Verdachte pleegde dit feit volgens de officieren van justitie samen met anderen.
De valsheid in geschrift, feit 2, kan volgens de officieren van justitie ook bewezen worden. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd, terwijl die leveringen nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom valselijk opgemaakt.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken van beide feiten.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het OM het vermoeden van witwassen onvoldoende onderzocht en onderbouwd heeft. Uit het dossier volgt niet dat de overgemaakte geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De raadsman heeft er op gewezen dat bewijs voor het bestaan van contante geldstromen in het dossier ontbreekt. Voorts zijn er geen grote contante geldbedragen onder [verdachte] B.V. in beslag genomen en was er geen sprake van een exorbitante levensstijl van verdachte, noch haar bestuurder. De raadsman wijst er bovendien op dat de door [verdachte] B.V. overgeboekte gelden afkomstig zijn van de legale bedrijfsrekening. Van geld ‘uit misdrijf afkomstig’ is geen sprake.
Verder stelt de raadsman dat namens verdachte een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is afgelegd. Het OM heeft vervolgens onvoldoende onderzoek verricht naar deze verklaring waardoor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is bewezen en verdachte vrijgesproken moet worden.
De raadsman verzoekt verdachte in lijn met feit 1 en vanwege het verband tussen de feiten ook vrij te spreken van feit 2.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank behandelt als eerst de vaststaande feiten en omstandigheden onder 4.4.1. Daarna wordt onder 4.4.2. het juridisch kader van witwassen besproken, welk kader vervolgens op de zaak wordt toegepast in paragraaf 4.4.3. In de paragrafen 4.4.4. en 4.4.5. volgen de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2.
4.4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersonen
[verdachte] B.V. heeft geldbedragen overgeboekt vanaf haar zakelijke bankrekening naar diverse bedrijven: [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 4] B.V. Uit het onderzoek naar de overboekingen en de bedrijven volgt onder meer het volgende.
[verdachte] B.V. heeft in de periode januari en februari 2017 twee geldbedragen overgemaakt naar [bedrijf 1] B.V. van in totaal € 325.000,-- voor, zo is opgenomen in de facturen, de levering van cacaoveegsels door of namens de laatstgenoemde B.V. [2] De creditfacturen zijn bij [verdachte] B.V. aangetroffen. [3]
[bedrijf 1] B.V. houdt zich volgens de beschrijving in de Kamer van Koophandel bezig met holdingactiviteiten, besturen, beheren van onroerende zaken en met het adviseren
van (rechts)personen op het gebied van onroerende zaken. Medeverdachte [medeverdachte 1] is via een stichting enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V. [4]
Het tweede bedrijf waaraan [verdachte] B.V. geld heeft overgemaakt, betreft [bedrijf 2] B.V. [verdachte] B.V. heeft dertien geldbedragen overgemaakt van in totaal € 753.280,--. [5] De creditfacturen van maart 2017 tot en met mei 2017 zijn bij [verdachte] B.V. aangetroffen. Twee van de dertien facturen werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 2] B.V. bij administratiekantoor [bedrijf 5]. [6] De betalingen werden verricht omdat door of namens [bedrijf 2] B.V. onder andere steigermateriaal en staalplaten werden afgeleverd aan [verdachte] B.V., zo is op te maken uit de betreffende facturen.
[bedrijf 2] B.V. is volgens de omschrijving in de Kamer van Koophandel een holding. Voor 23 mei 2018 was medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder en daarna
[medeverdachte 3]. [bedrijf 2] B.V. is op 5 maart 2020 ontbonden. [7]
[bedrijf 3] B.V. is een vennootschap die zich volgens de Kamer van Koophandel bezighoudt met financiële holdings en holdingactiviteiten. [8] Enig aandeelhouder van [bedrijf 3] B.V. is Stichting [bedrijf 3]. Tijdens de tenlastegelegde periode was medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder van Stichting [bedrijf 3] B.V.
[verdachte] B.V. heeft in de periode mei tot en met juli 2020 elf geldbedragen overgemaakt naar [bedrijf 3] B.V. van in totaal € 279.211,05,--. [9] De facturen zijn aantroffen bij [verdachte] B.V. [10] De betalingen werden verricht omdat blijkens de facturen door of namens [bedrijf 3] B.V. onder andere afgekeurde staalplaten, steigermateriaal en schroefstempels werden geleverd aan [verdachte] B.V.
Het laatste bedrijf dat in de tenlastelegging wordt genoemd is [bedrijf 4] B.V.. Deze B.V. houdt zich samengevat bezig met funderingswerkzaamheden en timmerwerkzaamheden. Medeverdachte [medeverdachte 2] is vanaf 14 mei 2019 middellijk enig aandeelhouder en bestuurder
. [11]
In de maanden mei en juli 2020 werd er door het Rotterdamse recyclingbedrijf in totaal
€ 35.211,-- overgemaakt voor onder andere de leveringen van steigerdelen en rijplaten, zo is op te maken uit de facturen.
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door bovengenoemde bedrijven aan [verdachte] B.V. [12]
Ontbreken documentatie inkoop
De bovenstaande bedrijven hebben blijkens de facturen schroot en/of cacaoveegsel aan [verdachte] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministraties aangetroffen waaruit volgt dat zij op hun beurt schroot of cacaoveegsels hebben ingekocht bij derden of anderszins hebben verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het OM vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval of cacaoveegsel, maar contant geld bij [verdachte] B.V. is gebracht. [verdachte] B.V. zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar de bovengenoemde bedrijven. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt [verdachte] B.V. verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[verdachte] B.V. heeft naar de verschillende bedrijven, genoemd in de tenlastelegging, geldbedragen overgemaakt. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot of cacaoveegsel door de rechtspersonen die aan [verdachte] B.V. leverden;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
De rechtbank behandelt per rechtspersoon de gestelde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Transacties [bedrijf 1] B.V.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [verdachte] B.V. en [bedrijf 1] B.V. branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van [bedrijf 1] B.V. in de Kamer van Koophandel niet aansluiten bij de handelsactiviteit van [verdachte] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. Verdachte bestrijdt dat het branchevreemde transacties betreffen. [verdachte] B.V. handelt met honderden leveranciers en dat zijn ook bedrijven uit andere branches en particulieren.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen niet overeenkomt met de recyclehandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, bovendien onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [verdachte] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van cacaoveegsel door [bedrijf 1] B.V. die aan [verdachte] B.V. leverde, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
De Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) heeft meldingen gekregen op naam van de bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en de rechtspersoon zelf. Daarnaast is het hele klantbeeld van [bedrijf 1] B.V. doorgemeld aan de FIU. [13]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 1] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn evenmin aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 1] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 2] B.V.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat onvoldoende onderbouwd. Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 2] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
Tussen [verdachte] B.V. en [bedrijf 2] B.V. hebben dertien transacties plaatsgevonden. De transacties vertegenwoordigen samen een aanzienlijk bedrag. De boekhouder van [bedrijf 2] B.V. heeft in overleg met het Bureau Financieel Toezicht een aantal meldingen bij de FIU Nederland ingediend over de bestuurder van [bedrijf 2] B.V. en de B.V. zelf. De betreffende transacties zijn door de FIU als 'verdacht' gemeld. De bestuurder van [bedrijf 2] B.V. heeft aangegeven dat er tegenover de verkoop van schroot, inkoop van schroot heeft plaatsgevonden en dat de boekhouder de nota’s nog zou ontvangen. De betreffende nota's zijn nooit door de boekhouder ontvangen. [14]
In mei 2020 meldt ook de ING-bank een transactie tussen [bedrijf 2] B.V. en [verdachte] B.V. als ongebruikelijk bij de FIU. De FIU heeft de melding als verdacht bestempeld. Door de ING-bank wordt onder andere gemeld dat het opvallend en ongebruikelijk is dat alle bedragen van de creditfacturen via [bedrijf 2] B.V. doorgeboekt worden naar een derde partij, [bedrijf 3] B.V., terwijl die verder niet betrokken lijkt te zijn bij de transacties. [15]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door verdachte overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 2] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn evenmin aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 2] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 3] B.V.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat onvoldoende onderbouwd. Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 3] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In mei 2020 meldt de ING-bank een transactie tussen [bedrijf 2] B.V. en [verdachte] B.V. als ongebruikelijk bij de FIU. De FIU heeft de melding als verdacht bestempeld. Door de ING-bank wordt onder andere gemeld dat het opvallend en ongebruikelijk is dat alle bedragen van de creditfacturen via [bedrijf 2] B.V. doorgeboekt worden naar een derde partij, [bedrijf 3] B.V., terwijl deze partij verder niet betrokken lijkt te zijn bij de transacties. [16]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank ook wat betreft deze transacties van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door verdachte overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 3] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 3] B.V
.Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 4] B.V.
Het argument dat het om branchevreemde en atypische transacties gaat, gaat in het geval van de transacties met [bedrijf 4] B.V. niet op, omdat dit een bedrijf betreft in de bouwsector. Het leveren van afvalmaterialen aan [verdachte] B.V. is in dat opzicht niet a-typisch en/of branchevreemd. Dat geldt ook voor het argument dat er geen inkoop van schroot bij derden bekend is. In het geval van [bedrijf 4] B.V. levert dat niet meteen een vermoeden van witwassen op, omdat andere manieren voor de hand liggen waarop deze B.V. afvalmaterialen verwerft en af wil laten voeren.
Zoals hierboven overwogen rechtvaardigt het feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken, onvoldoende het vermoeden van witwassen. Er is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
Ook ten aanzien van deze transacties is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De aangevoerde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door verdachte overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 4] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn evenmin aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 4] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
4.4.4.
Conclusie witwassen
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van gewoontewitwassen, omdat zij niet kan vaststellen dat de geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte om dezelfde reden ook vrijspreken van schuldwitwassen.
4.4.5.
Conclusie valsheid in geschrift
Naast de witwasverdenking wordt verdachte ook verweten dat zij valse facturen heeft opgemaakt. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd aan [verdachte] B.V., terwijl die leveringen volgens de officieren van justitie nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom, zo stelt het OM, valselijk opgemaakt. De officieren van justitie hebben in overeenstemming met deze geschetste gang van zaken de taak om te bewijzen dat er
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt enerzijds dat sprake is van opmerkelijke feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties. De rechtbank denkt daarbij aan het feit dat er geen documentatie in de bedrijfsadministraties is aangetroffen waaruit volgt dat de bedrijven die schroot/cacaoveegsels aan [verdachte] B.V. hebben geleverd, schroot/cacaoveegsels hebben ingekocht of anderszins hebben verkregen. Anderzijds heeft de rechtbank in de vorige paragraaf ook kanttekeningen geplaatst bij de omstandigheden die volgens het OM bij moeten dragen aan het vermoeden van witwassen en de stelling van het OM dat er in het geheel geen sprake was van een goederenstroom richting [verdachte] B.V.. De stelling van het OM dat contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd in plaats van (afval)goederen, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Er zijn bovendien ook andere denkbare manieren om aan schroot/cacaoveegsels te komen, zoals het scenario dat de bedrijven als tussenpersoon fungeerden tussen een (schroot)leverancier en [verdachte] B.V.
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat een goederenstroom ontbreekt, maar dat deze mede in het licht van de verklaringen van de verdachten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs leveren dat er geen goederenstroom is geweest en dat er dus vals gefactureerd is. De rechtbank zal verdachte ook van feit 2 vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie landelijke eenheid, Team FinEc – Fraude 1, onderzoek 26TheVillage met nummer LEREA18005, de zaaksdossiers, bijlagen en persoonsdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.geschriften, facturen uit PD [code], pagina's 51, 52; het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 7, 8
3.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 19
4.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel, in PV witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina's 42 tot en met 44.
5.geschriften, facturen uit PD [code], pagina's 67 tot en met 79; het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 7, 8
6.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 21
7.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel, in PV witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina's 46 tot en met 54
8.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel, in PV witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina's 87, 88.
9.Het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 12; geschriften, facturen uit PD [code], pagina's 87 tot en met 97
10.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 12
11.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel, in PV witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 90
12.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 12 tot en met 22
13.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 6] BV
14.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 8, 9
15.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 8, 9
16.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 8, 9