ECLI:NL:RBOVE:2023:2869

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
08-960008-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift. De verdachte was ten laste gelegd dat hij samen met anderen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 een bedrag van in totaal € 223.071,-- had gewitgewassen en dat hij valse facturen had opgemaakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van meerdere openbare terechtzittingen en heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, alsook van de verdediging van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officieren van justitie stelden dat er voldoende bewijs was voor zowel het witwassen als de valsheid in geschrift, maar de verdediging betwistte dit en vroeg om vrijspraak. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor gewoontewitwassen of schuldwitwassen, omdat het bestanddeel 'afkomstig uit enig misdrijf' niet bewezen kon worden.

Daarnaast oordeelde de rechtbank ook dat er onvoldoende bewijs was voor de valsheid in geschrift, omdat de stelling van het openbaar ministerie dat er geen goederenstroom had plaatsgevonden niet overtuigend kon worden aangetoond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 2.285,-- aan de verdachte. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om overtuigend bewijs te leveren voor de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-960008-21 (P)
Datum vonnis: 24 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1948 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2021, 7, 13 en 15 juni 2023 en 10 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
feit 1:samen met anderen (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van in totaal
€ 223.071,-- in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021;
feit 2:het valselijk opmaken van (een deel van) de bedrijfsadministratie door ten onrechte op te nemen dat er tegen betaling afvalmaterialen zijn geleverd aan [bedrijf 1] B.V., in de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 maart 2021.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Biggekerke (gemeente Veere) en/of Hoenzadriel (gemeente Maasdriel), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/ of zijn mededader (s), van een of meerdere voorwerp (en), te weten:
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa ) EUR 223.071,00 (overgeboekt van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 2] HO),
althans van enig(e) geldbedrag(en)
de werkelijke aard en /of de herkomst en/of de vindplaats en /of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en /of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbenden (n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was en /of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en /of heeft omgezet en /of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader (s) wist (en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat /die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 maart 2021 te Biggekerke (gemeente Veere ) en/of Hoenzadriel (gemeente Maasdriel ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,

(een deel van) de bedrijfsadministratie (van [bedrijf 2] HO) - zijnde een samenstel van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken,
immers heeft /hebben verdachte en /of zijn mededader(s) toen en aldaar, in (dat deel van) die bedrijfsadministratie, drie facturen/documenten, althans een (aantal ) factu(u)r(en )van [bedrijf 1] B.V. en gericht aan Kim [verdachte] HO, te weten:
- een factuur d.d. 13 januari 2017 met factuurnummer 1532/2017; en /of
- een factuur d.d. 13 maart 2017 met factuurnummer 3545 /2017; en/of
- een factuur d.d. 20 maart 2017 met factuurnummer 3548/2017;
opgenomen bestaande die valsheid hierin - zakelijk weergegeven - dat:
in voornoemde facturen staat opgenomen dat er (tegen betaling) materialen /goederen waren geleverd /geleverd zouden worden (aan [bedrijf 1] B.V.), terwijl in werkelijkheid geen, althans niet de op de facturen opgenomen, materialen /goederen zijn geleverd aan [bedrijf 1] BV, zulks met het oogmerk om (dat deel van) deze bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte is betrokken bij opsporingsonderzoek ‘26TheVillage’. Dit onderzoek richt zich op twee recyclingbedrijven die samen met andere bedrijven geldbedragen zouden hebben witgewassen en valse facturen zouden hebben opgemaakt.
[bedrijf 1] B.V. is één van de twee recyclingbedrijven. De politie stuitte op de B.V. in verband met een ander opsporingsonderzoek genaamd ‘26Ephraim’. Naar aanleiding van dat onderzoek is op 10 december 2018 een verdachte veroordeeld voor witwassen waarbij onder andere geldbedragen van [bedrijf 1] B.V. waren betrokken. De politie constateert in onderzoek ‘26TheVillage’ dat sprake is van atypische en branchevreemde overboekingen van geldbedragen van [bedrijf 1] B.V. naar andere bedrijven, waaronder het bedrijf van verdachte: [bedrijf 2]. Deze geldbedragen, van in totaal bijna zes miljoen euro, werden door [bedrijf 1] B.V. overgemaakt voor leveringen van afvalmateriaal en commissie. De politie vermoedt dat er aan de geldstromen geen goederenstromen ten grondslag lagen en dat de overgeboekte geldbedragen een criminele herkomst hebben. De politie heeft het vermoeden dat contant geld is afgeleverd bij [bedrijf 1] B.V. waarna deze B.V. het geld op de bankrekeningen van onder andere verdachte stortte. Uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn, is onbekend gebleven.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officieren van justitie stellen dat sprake is van witwassen zonder een bekend gronddelict. Er is sprake van een witwasvermoeden op basis van de branchevreemde transacties, het ontbreken van documentatie waaruit blijkt dat de gefactureerde goederen of diensten daadwerkelijk zijn geleverd en het feit dat er geen documentatie is aangetroffen ten aanzien van de inkoop van schroot door verdachte. Tegenover dit witwasvermoeden staat volgens de officieren van justitie geen concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte over een legale herkomst van de door hem van [bedrijf 1] B.V. ontvangen geldbedragen. De officieren van justitie stellen dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. Verdachte pleegde dit feit volgens de officieren van justitie samen met anderen. De officieren van justitie zijn van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, omdat het slechts enkele transacties betrof binnen een beperkte periode.
De valsheid in geschrift, feit 2, kan volgens de officieren van justitie ook bewezen worden. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd, terwijl die leveringen nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom valselijk opgemaakt. De officieren van justitie stellen dat verdachte op één onderdeel vrijgesproken moet worden. Dat betreft de commissiefactuur. De factuur ziet niet op de levering van goederen zoals in de tenlastelegging is opgenomen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken van beide feiten.
Met de officieren van justitie is de raadsman van mening dat vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de ‘commissie staalplaat’ factuur. Deze factuur heeft immers geen betrekking op de levering van goederen, zoals in de tenlastelegging is opgenomen. Bovendien is de raadsman, net als de officieren van justitie, de mening toegedaan dat vrijspraak dient te volgen voor het maken van een gewoonte van witwassen.
De raadsman stelt dat geen sprake is van een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Het OM heeft deze stap volgens hem te lichtvaardig genomen. De veronderstelling van het OM dat [bedrijf 1] B.V. grote sommen contant geld heeft aangenomen en deze vervolgens giraal aan verdachte heeft betaald, heeft geen handen en voeten gekregen. De verdediging wijst er verder op dat de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte gelden niet ‘afkomstig zijn uit enig misdrijf’, nu de gelden giraal zijn gestort vanuit de bankrekeningen waarop slechts de legale bedrijfsliquiditeiten stonden.
De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat verdachte een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd. De officieren van justitie wijzen slechts op enkele inconsistenties van de verklaring en geloven de verklaring van verdachte niet. Het OM heeft onvoldoende onderzoek verricht naar de verklaring van verdachte, waardoor hij vrijgesproken moet worden.
Tot slot stelt de raadsman dat vrijspraak moet volgen omdat dat er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die het opzet of de schuld van verdachte bewijzen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank behandelt als eerst de vaststaande feiten en omstandigheden onder 4.4.1. Daarna wordt onder 4.4.2. het juridisch kader van witwassen besproken, welk kader vervolgens op de zaak wordt toegepast in paragraaf 4.4.3. In de paragrafen 4.4.4. en 4.4.5. volgen de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2.
4.4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersoon
De eenmanszaak [bedrijf 2] staat in de Kamer van Koophandel, zoals de bedrijfsnaam al doet vermoeden, ingeschreven als een groothandel in fruit. [2] In de periode januari en maart 2017 heeft [bedrijf 1] B.V vanaf haar zakelijke bankrekening drie geldbedragen van in totaal € 223.071,40 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 2]. [3] De facturen van deze overboekingen zijn bij beide partijen aangetroffen. De facturen zien op de levering van (roestvrij)staal door verdachte aan [bedrijf 1] B.V. en op betaling van commissie. [4]
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door verdachte aan [bedrijf 1] B.V. [5]
Ontbreken documentatie inkoop
Verdachte heeft blijkens de creditfacturen schroot aan [bedrijf 1] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministratie van verdachte aangetroffen waaruit volgt dat verdachte op zijn beurt schroot heeft ingekocht bij derden of anderszins heeft verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het OM vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval, maar contant geld bij [bedrijf 1] B.V. is gebracht. [bedrijf 1] B.V. zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar andere bedrijven, waaronder naar [bedrijf 2]. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt verdachte verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[bedrijf 1] B.V. heeft geldbedragen overgemaakt aan verdachte. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot door verdachte die aan [bedrijf 1] B.V. leverde;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van de fruithandel in de Kamer van Koophandel niet aansluiten bij de handelsactiviteit van [bedrijf 1] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon niet overeenkomt met schroothandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, bovendien onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [bedrijf 1] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In een ander strafrechtelijk onderzoek ‘26Eufaula’ is het vermoeden gerezen dat [bedrijf 2] als katvanger of
facilitatorwerd gebruikt door een criminele organisatie die het handelen in verdovende middelen en witwassen tot oogmerk had. Onder andere de persoons-, bedrijfs- en inloggegevens van verdachte zijn aantroffen op een USB-stick bij [medeverdachte] die voor onder andere lidmaatschap van deze criminele organisatie veroordeeld is. [6] Het vermoeden van de politie en het OM is dat verdachte hier op enigerlei wijze bij betrokken was.
De fruithandel heeft tussen oktober 2015 en 2 augustus 2017 met zijn bananenhandel ongeveer € 600.000,-- verlies geleden. [7] Dat de fruithandel in de periode januari en maart 2017 € 223.071,40 van [bedrijf 1] B.V. ontvangt, vanwege commissie of handel in staalplaten, bestempelt de rechtbank, in het licht van het voorgaande, als opvallend. Dit geldt temeer nu verdachte bij de politie, maar ook ter terechtzitting, weinig tot niets kon verklaren over de tipgever of de inhoud van de tip die hij aan [bedrijf 1] B.V. verstrekt zou hebben met betrekking tot de aanschaf van staalplaten.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen ten behoeve van geleverde materialen en commissie van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 2]. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest.
4.4.4.
Conclusie witwassen
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van gewoontewitwassen omdat zij niet kan vaststellen dat de geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte om dezelfde reden ook vrijspreken van schuldwitwassen.
4.4.5.
Conclusie valsheid in geschrift
Naast de witwasverdenking wordt verdachte ook verweten dat hij valse facturen heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en opgenomen heeft in zijn bedrijfsadministratie. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd aan [bedrijf 1] B.V., terwijl die leveringen volgens de officieren van justitie nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom, zo stelt het OM, valselijk opgemaakt. De officieren van justitie hebben in overeenstemming met deze geschetste gang van zaken de taak om te bewijzen dat er
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt enerzijds dat sprake is van opmerkelijke feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties. De rechtbank denkt daarbij aan het feit dat er geen documentatie in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] is aangetroffen waaruit volgt dat het bedrijf staal en RVS heeft ingekocht of anderszins verkregen en het feit dat verdachte weinig tot niets kan verklaren over de tipgever of de inhoud van de tip waarvoor hij € 73.000,- commissie zou hebben ontvangen. Anderzijds heeft de rechtbank in de vorige paragraaf ook kanttekeningen geplaatst bij de omstandigheden die volgens het OM bij moeten dragen aan het vermoeden van witwassen en de stelling van het OM dat er in het geheel geen sprake was van een goederenstroom richting [bedrijf 1] B.V. De stelling van het OM dat contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd in plaats van afvalgoederen, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund.
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat een goederenstroom ontbreekt, maar dat deze mede in het licht van de verklaringen van de verdachten, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs leveren dat er geen goederenstroom is geweest en dat er dus vals gefactureerd is. De rechtbank zal verdachte ook van feit 2 vrijspreken.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

Onder verdachte is een geldbedrag van € 2.285,-- in beslag genomen.
De officieren van justitie stellen dat het geldbedrag teruggegeven kan worden, omdat zij niet vast kunnen stellen dat het geld rechtstreeks verkregen is door middel van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag aan verdachte gelasten, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
het in beslag genomen voorwerp
- gelast de teruggave van het geldbedrag van € 2.285,-- aan verdachte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie landelijke eenheid, Team FinEc – Fraude 1, onderzoek 26TheVillage met nummer LEREA18005, de zaaksdossiers, bijlagen en persoonsdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV van 1 maart 2021, pagina 18.
3.geschriften, facturen, PD [bedrijf 1] BV, pagina's 25, 31, 147; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV van 1 maart 2021, pagina's 18 tot en met 27
4.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV van 1 maart 2021, pagina's 18 tot en met 27
5.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV van 1 maart 2021, pagina 11
6.Het proces-verbaal van bevindingen restinformatie 26Eufaula, in het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina’s 281 tot en met 288
7.Het proces-verbaal van bevindingen restinformatie 26Eufaula in het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina’s 284