De rechtbank behandelt als eerst de vaststaande feiten en omstandigheden onder 4.4.1. Daarna wordt onder 4.4.2. het juridisch kader van witwassen besproken, welk kader vervolgens op de zaak wordt toegepast in paragraaf 4.4.3. In de paragrafen 4.4.4. en 4.4.5. volgen de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2.
4.4.1.Vaststaande feiten en omstandigheden
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersonen
[verdachte] B.V. is een vennootschap die zich volgens de Kamer van Koophandel bezighoudt met financiële holdings en holdingactiviteiten.Enig aandeelhouder van [verdachte] B.V. is [stichting] . Tijdens de tenlastegelegde periode was medeverdachte [medeverdachte 1] de bestuurder van [stichting] B.V. Vanaf 7 april 2022 is medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder van deze stichting.
[bedrijf 1] B.V. heeft in de periode mei tot en met juli 2020 elf geldbedragen overgemaakt naar [verdachte] B.V. van in totaal € 279.211,05,--.De facturen zijn aantroffen bij [bedrijf 1] B.V..De betalingen werden verricht omdat door of namens [verdachte] B.V. onder andere afgekeurde staalplaten, steigermateriaal en schroefstempels werden geleverd aan [bedrijf 1] B.V., zo blijkt uit de facturen.
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door of namens [verdachte] B.V. aan [bedrijf 1] B.V.
Ontbreken documentatie inkoop
[verdachte] B.V. heeft blijkens de facturen schroot aan de [bedrijf 1] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministratie aangetroffen waaruit volgt dat [verdachte] B.V. op haar beurt schroot heeft ingekocht bij derden of anderszins heeft verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval, maar contant geld bij de [bedrijf 1] B.V. is gebracht. Het recyclingbedrijf zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar andere bedrijven, waaronder naar [verdachte] B.V. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt verdachte verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[bedrijf 1] B.V. heeft geldbedragen overgemaakt aan [verdachte] B.V. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot door verdachte die aan [bedrijf 1] B.V. leverde;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [bedrijf 1] B.V. en [verdachte] B.V. branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van [verdachte] B.V. in de Kamer van Koophandel niet aansluit bij de handelsactiviteit van [bedrijf 1] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen niet overeenkomt met schroothandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [bedrijf 1] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In mei 2020 meldt de ING-bank een transactie tussen [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. als ongebruikelijk bij de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU). De FIU heeft de melding als verdacht bestempeld. Door de ING-bank wordt onder andere gemeld dat het opvallend en ongebruikelijk is dat alle bedragen van de creditfacturen via [bedrijf 2] B.V. doorgeboekt worden naar een derde partij, [verdachte] B.V., terwijl deze partij verder niet betrokken lijkt te zijn bij de transacties.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [verdachte] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest.
4.4.5.Conclusie valsheid in geschrift
Naast de witwasverdenking wordt verdachte ook verweten dat zij valse facturen heeft opgemaakt, dan wel heeft doen opmaken en van die valse facturen gebruik heeft gemaakt. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd aan [bedrijf 1] B.V., terwijl die leveringen volgens de officieren van justitie nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom, zo stelt het OM, valselijk opgemaakt. De officieren van justitie hebben in overeenstemming met deze geschetste gang van zaken de taak om te bewijzen dat er
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt enerzijds dat sprake is van opmerkelijke feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties. De rechtbank denkt daarbij aan het feit dat er geen documentatie in de bedrijfsadministraties is aangetroffen waaruit volgt dat de bedrijven die schroot aan [bedrijf 1] B.V. hebben geleverd, schroot hebben ingekocht of anderszins hebben verkregen. Anderzijds heeft de rechtbank in de vorige paragraaf ook kanttekeningen geplaatst bij de omstandigheden die volgens het OM bij moeten dragen aan het vermoeden van witwassen en de stelling van het OM dat er in het geheel geen sprake was van een goederenstroom richting [bedrijf 1] B.V. De stelling van het OM dat contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd in plaats van (afval)goederen, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Er zijn bovendien ook andere denkbare manieren om aan schroot te komen, zoals het scenario dat de bedrijven als tussenpersoon fungeerden tussen een (schroot)leverancier en [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat een goederenstroom ontbreekt, maar dat deze mede in het licht van de verklaringen van de verdachten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs leveren dat er geen goederenstroom is geweest en dat er dus vals gefactureerd is. De rechtbank zal verdachte ook van feit 2 vrijspreken.