ECLI:NL:RBOVE:2023:2872

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
08-960010-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en valsheid in geschrift met betrekking tot valse facturen en geldbedragen

In de zaak van [verdachte] B.V. heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift door het gebruik van valse facturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officieren van justitie, mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser, stelden dat de verdachte samen met anderen geldbedragen had gewitwassen en valse facturen had gebruikt. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank heeft het zes-stappenplan toegepast om te beoordelen of het bestanddeel 'afkomstig uit enig misdrijf' bewezen kon worden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de geldbedragen uit een misdrijf afkomstig waren. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel gewoontewitwassen als schuldwitwassen. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van valsheid in geschrift, omdat het Openbaar Ministerie niet kon aantonen dat er geen goederenstroom was geweest en dat er dus vals gefactureerd was. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 42.329,04 aan de verdachte, aangezien dit bedrag niet kon worden aangemerkt als verkregen door middel van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-960010-21 (P)
Datum vonnis: 24 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] B.V.
gevestigd aan de [vestigingsplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2021, 10 maart 2023, 7 juni 2023, 12 juni 2023, 13 juni 2023 en 10 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser.
Verdachte is op 14 september 2021 vertegenwoordigd door de gemachtigd raadsvrouw, mr. L.A.C. ter Steeg, advocaat te Amsterdam. Bij brief per e-mail van 5 juni 2023 heeft de raadsvrouw laten weten [verdachte] B.V. niet langer bij te staan in deze procedure. Het onderzoek ter terechtzitting is sindsdien telkens hervat. De behandeling van de zaak tegen de verdachte geldt als een procedure op tegenspraak. Op de andere zittingsdagen heeft niemand zich als vertegenwoordiger van [verdachte] B.V. gemeld.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
feit 1:samen met anderen (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van in totaal
€ 279.211,05, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021;
feit 2:opzettelijk valse facturen gebruiken, afleveren of voorhanden hebben, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Soest en/of Laren en/of Baarn en/of Huizen en/of Sint Willebrord (gemeente Rucphen) en/of Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), van een of
meerdere voorwerp(en), te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 279.211,05 (overgeboekt van [bedrijf 1] B.V. naar [verdachte] B.V.)

[ZD witwassen en valsheid in geschrift [bedrijf 1] B.V.]

althans van enig geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbenden(n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Soest en/of Laren en/of Baarn en/of Huizen en/of Sint Willebrord (gemeente Rucphen) en/of Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland), althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of gebruik heeft doen maken en/of afgeleverd heeft en/of heeft doen afleveren van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en),
factu(u)r(en)/documenten afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht aan [bedrijf 1] B.V., te weten:
- een factuur d.d. 29 mei 2020 met factuurnummer 20700004; en/of
- een factuur d.d. 9 juni 2020 met factuurnummer 20700005; en/of
- een factuur d.d. 9 juni 2020 met factuurnummer 20700007; en/of
- een factuur d.d. 11 juni 2020 met factuurnummer 20700008; en/of
- een factuur d.d. 1 juli 2020 met factuurnummer 20700011; en/of
- een factuur d.d. 1 juli 2020 met factuurnummer 20700012; en/of
- een factuur d.d. 8 juli 2020 met factuurnummer 20700013; en/of
- een factuur d.d. 9 juli 2020 met factuurnummer 20700014; en/of
- een factuur d.d. 23 juli 2020 met factuurnummer 20700016; en/of
- een factuur d.d. 23 juli 2020 met factuurnummer 20700017; en/of
- een factuur d.d. 31 juli 2020 met factuurnummer 20700018
[ZD witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 1] B.V.]
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat -zakelijk weergegeven-
in dat/die factu(u)r(en) was vermeld dat [verdachte] B.V. materialen/goederen heeft geleverd/zou leveren aan [bedrijf 1] B.V en/of dat [bedrijf 1] B.V (daarvoor) het/de gefactureerde bedrag(en) verschuldigd is aan [verdachte] B.V., zulks terwijl [verdachte] B.V. in werkelijkheid geen, althans niet de op die facturen opgenomen, materialen/goederen heeft geleverd aan [bedrijf 1] B.V., terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
[verdachte] B.V. is betrokken bij opsporingsonderzoek ‘26TheVillage’. Dit onderzoek richt zich op twee recyclingbedrijven die samen met andere bedrijven geldbedragen zouden hebben witgewassen en valse facturen zouden hebben opgemaakt.
[bedrijf 1] B.V. is één van de twee recyclingbedrijven. [bedrijf 1] B.V. heeft geldbedragen van in totaal bijna 1,4 miljoen euro overgemaakt voor leveringen van schroot en cacaoveegsels. De politie constateert in onderzoek ‘26TheVillage’ dat sprake is van atypische en branchevreemde overboekingen van geldbedragen van [bedrijf 1] B.V. naar andere bedrijven, waaronder naar het bedrijf [verdachte] B.V. De politie vermoedt dat er aan de geldstromen geen goederenstromen ten grondslag lagen en dat de overgeboekte geldbedragen een criminele herkomst hebben. De politie heeft het vermoeden dat contant geld is afgeleverd bij [bedrijf 1] B.V. waarna deze B.V. het geld op de bankrekeningen van onder andere [verdachte] B.V. stortte. Uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn, is onbekend gebleven.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officieren van justitie stellen dat sprake is van witwassen zonder een bekend gronddelict. Er is sprake van een witwasvermoeden op basis van de branchevreemde transacties, het ontbreken van documentatie waaruit blijkt dat de gefactureerde goederen of diensten daadwerkelijk zijn geleverd en het feit dat er geen documentatie is aangetroffen ten aanzien van de inkoop van schroot door [verdachte] B.V. Tegenover dit witwasvermoeden staat volgens de officieren van justitie geen concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring over een legale herkomst van deze geldbedragen. De officieren van justitie stellen dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. De officieren van justitie concluderen dat verdachte samen met anderen geldbedragen heeft witgewassen.
De valsheid in geschrift, feit 2, kan volgens de officieren van justitie ook bewezen worden. Op de facturen van [bedrijf 1] B.V. staat vermeld dat er goederen zijn geleverd, terwijl die leveringen nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom valselijk opgemaakt.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Er is geen verweer namens verdachte gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank behandelt als eerst de vaststaande feiten en omstandigheden onder 4.4.1. Daarna wordt onder 4.4.2. het juridisch kader van witwassen besproken, welk kader vervolgens op de zaak wordt toegepast in paragraaf 4.4.3. In de paragrafen 4.4.4. en 4.4.5. volgen de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2.
4.4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersonen
[verdachte] B.V. is een vennootschap die zich volgens de Kamer van Koophandel bezighoudt met financiële holdings en holdingactiviteiten. [1] Enig aandeelhouder van [verdachte] B.V. is [stichting] . Tijdens de tenlastegelegde periode was medeverdachte [medeverdachte 1] de bestuurder van [stichting] B.V. Vanaf 7 april 2022 is medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder van deze stichting.
[bedrijf 1] B.V. heeft in de periode mei tot en met juli 2020 elf geldbedragen overgemaakt naar [verdachte] B.V. van in totaal € 279.211,05,--. [2] De facturen zijn aantroffen bij [bedrijf 1] B.V.. [3] De betalingen werden verricht omdat door of namens [verdachte] B.V. onder andere afgekeurde staalplaten, steigermateriaal en schroefstempels werden geleverd aan [bedrijf 1] B.V., zo blijkt uit de facturen.
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door of namens [verdachte] B.V. aan [bedrijf 1] B.V. [4]
Ontbreken documentatie inkoop
[verdachte] B.V. heeft blijkens de facturen schroot aan de [bedrijf 1] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministratie aangetroffen waaruit volgt dat [verdachte] B.V. op haar beurt schroot heeft ingekocht bij derden of anderszins heeft verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval, maar contant geld bij de [bedrijf 1] B.V. is gebracht. Het recyclingbedrijf zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar andere bedrijven, waaronder naar [verdachte] B.V. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt verdachte verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[bedrijf 1] B.V. heeft geldbedragen overgemaakt aan [verdachte] B.V. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot door verdachte die aan [bedrijf 1] B.V. leverde;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [bedrijf 1] B.V. en [verdachte] B.V. branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van [verdachte] B.V. in de Kamer van Koophandel niet aansluit bij de handelsactiviteit van [bedrijf 1] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen niet overeenkomt met schroothandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [bedrijf 1] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In mei 2020 meldt de ING-bank een transactie tussen [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. als ongebruikelijk bij de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU). De FIU heeft de melding als verdacht bestempeld. Door de ING-bank wordt onder andere gemeld dat het opvallend en ongebruikelijk is dat alle bedragen van de creditfacturen via [bedrijf 2] B.V. doorgeboekt worden naar een derde partij, [verdachte] B.V., terwijl deze partij verder niet betrokken lijkt te zijn bij de transacties. [5]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [verdachte] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest.
4.4.4.
Conclusie witwassen
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van gewoontewitwassen omdat zij niet kan vaststellen dat de geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte om dezelfde reden ook vrijspreken van schuldwitwassen.
4.4.5.
Conclusie valsheid in geschrift
Naast de witwasverdenking wordt verdachte ook verweten dat zij valse facturen heeft opgemaakt, dan wel heeft doen opmaken en van die valse facturen gebruik heeft gemaakt. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd aan [bedrijf 1] B.V., terwijl die leveringen volgens de officieren van justitie nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom, zo stelt het OM, valselijk opgemaakt. De officieren van justitie hebben in overeenstemming met deze geschetste gang van zaken de taak om te bewijzen dat er
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt enerzijds dat sprake is van opmerkelijke feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties. De rechtbank denkt daarbij aan het feit dat er geen documentatie in de bedrijfsadministraties is aangetroffen waaruit volgt dat de bedrijven die schroot aan [bedrijf 1] B.V. hebben geleverd, schroot hebben ingekocht of anderszins hebben verkregen. Anderzijds heeft de rechtbank in de vorige paragraaf ook kanttekeningen geplaatst bij de omstandigheden die volgens het OM bij moeten dragen aan het vermoeden van witwassen en de stelling van het OM dat er in het geheel geen sprake was van een goederenstroom richting [bedrijf 1] B.V. De stelling van het OM dat contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd in plaats van (afval)goederen, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Er zijn bovendien ook andere denkbare manieren om aan schroot te komen, zoals het scenario dat de bedrijven als tussenpersoon fungeerden tussen een (schroot)leverancier en [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat een goederenstroom ontbreekt, maar dat deze mede in het licht van de verklaringen van de verdachten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs leveren dat er geen goederenstroom is geweest en dat er dus vals gefactureerd is. De rechtbank zal verdachte ook van feit 2 vrijspreken.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

Er ligt beslag op een geldbedrag van € 42.329,04 op een bankrekening van [verdachte] B.V. bij de Knab bank.
De officieren van justitie stellen dat het beslag teruggegeven kan worden, omdat zij niet vast kunnen stellen dat het geld rechtstreeks verkregen is door middel van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag aan verdachte gelasten, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
het in beslag genomen voorwerp
- gelast de teruggave van een bedrag van € 42.329,04 aan verdachte.

Voetnoten

1.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel, in PV witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina's 87, 88.
2.Het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina 12; geschriften, facturen uit PD BARZD73, pagina's 87 tot en met 97
3.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina 12
4.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina 12 tot en met 22
5.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 1] BV, pagina’s 8, 9