ECLI:NL:RBOVE:2023:2873

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
08-960001-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • A.J. van der Veen
  • S. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en valsheid in geschrift in een complexe strafzaak met betrekking tot recyclingbedrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man, die werd beschuldigd van samen met anderen witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak betrof een onderzoek naar de verdachte en zijn betrokkenheid bij twee recyclingbedrijven, [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., waarbij grote geldbedragen waren overgemaakt zonder dat er bewijs was van daadwerkelijke goederenleveringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd verweten dat hij als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] B.V. zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen en valsheid in geschrift door valse facturen op te maken. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf, en sprak de verdachte vrij van beide feiten. De in beslag genomen woningen werden teruggegeven aan de rechthebbenden en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-960001-21 (P)
Datum vonnis: 24 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] .
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2021, 10 maart 2023, 7, 8, 12, 13, 14 juni 2023 en 10 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] B.V., zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
feit 1:samen met anderen (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van in totaal ongeveer 2,5 miljoen euro waarvan een deel is aangewend voor de aankoop van twee woningen, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021;
feit 2:samen met anderen het valselijk opmaken van (een deel van) de bedrijfsadministratie door ten onrechte op te nemen dat er tegen betaling afvalmaterialen zijn geleverd aan [bedrijf 2] B.V., in de periode 1 oktober 2016 tot en met 8 maart 2021.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Soest en/of Laren en/of Baarn en/of [adres 2] (gemeente Rucphen) en/of Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/ of zijn mededader(s), van een of meerdere voorwerp(en), te weten:
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 1.398.017,54 (overgeboekt van [bedrijf 2] B.V. naar [bedrijf 1] B.V.); en/of [ZD witwassen en valsheid in geschrift [bedrijf 2] BV]
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 325.000,00 (overgeboekt van [bedrijf 3] B.V. naar [bedrijf 1] B.V.); en/of
[ZD witwassen en valsheid in geschrift [bedrijf 3] BV]
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 573.475,77 geheel of ten dele angewend voor de aankoop van een woning met adres [adres 2] en/of een woning met adres [adres 2] ; en /of
[ZD witwassen [adres 2] ]
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 225.279,49 geheel of ten dele aangewend voor de aankoop van een woning met adres [adres 3] en /of een woning met adres [adres 3]
[ZD witwassen [adres 3] ]
althans enig geldbedrag en /of woning(en)
de werkelijke aard en /of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbenden(n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en /of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en /of heeft omgezet en /of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V., op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Soest en /of Laren en/of Baarn en /of [adres 2] (gemeente Rucphen) en/of Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), van een of meerdere voorwerp(en), te weten:
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 1.398.017,54 (overgeboekt van [bedrijf 2] B.V. naar [bedrijf 1] B.V.); en/of
[ZD witwassen en valsheid in geschrift [bedrijf 2] BV]
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 325.000,00 (overgeboekt van [bedrijf 3] B.V. naar [bedrijf 1] B.V.); en /of
[ZD witwassen en valsheid in geschrift [bedrijf 3] BV]
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa ) EUR 573 .475,77 geheel of ten dele aangewend voor de aankoop van een woning met adres [adres 2] en/of een woning met adres [adres 2] ; en /of
[ZD witwassen [adres 2] ]
-één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa ) EUR 225 .279,49 geheel of ten dele aangewend voor de aankoop van een woning met adres [adres 3] en /of een woning met adres [adres 3]
[ZD witwassen [adres 3] ]
althans enig geldbedrag en /of woning(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbenden (n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp (en) voorhanden heeft /hebben (gehad),
en/of
dit/deze voorwerp (en) heeft verworven en /of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat /die voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
terwijl hij, verdachte, toen en aldaar feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging(en).
2.
[bedrijf 1] B.V. op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 8 maart 2021 te Soest en /of Laren en /of Baarn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(een deel van) de bedrijfsadministratie (van [bedrijf 1] B.V.) - zijnde een samenstel van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt en /of valselijk heeft doen opmaken,
immers heeft /hebben verdachte en /of haar mededader (s) toen en aldaar, in (dat deel van) die bedrijfsadministratie, zes (credit )facturen/documenten, althans een (aantal ) factu (u)r(en ), van [bedrijf 2] B.V. en gericht aan [bedrijf 1] B.V., te weten:
• een factuur d.d. 20 oktober 2016 met factuurnummer [factuurnummer 1] ; en/of
• een factuur d.d. 7 november 2016 met factuurnummer [factuurnummer 2] ; en/of
• een factuur d.d. 2 december 2016 met factuurnummer [factuurnummer 3] ; en/of
• een factuur d.d. 14 december 2016 met factuurnummer [factuurnummer 4] ; en/of
• een factuur d.d. 21 december 2016 met factuurnummer [factuurnummer 5] ; en/of
• een factuur d.d. 19 januari 2017 met factuurnummer [factuurnummer 6]
opgenomen (of doen opnemen) bestaande die valsheid hierin - zakelijk weergegeven - dat:
in voornoemde facturen staat opgenomen dat er (tegen betaling) materialen/goederen waren geleverd/geleverd zouden worden (aan [bedrijf 2] B.V.), terwijl in werkelijkheid geen, althans niet de op de facturen opgenomen, materialen/goederen zijn geleverd aan [bedrijf 2] BV, zulks met het oogmerk om (dat deel van) deze bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken hebbende hij, verdachte, feitelijk leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte is betrokken bij opsporingsonderzoek ‘26TheVillage’. Dit onderzoek richt zich op twee recyclingbedrijven die samen met andere bedrijven geldbedragen zouden hebben witgewassen en valse facturen zouden hebben opgemaakt.
[bedrijf 2] B.V. is één van de twee recyclingbedrijven. De politie stuitte op de B.V. in verband met een ander opsporingsonderzoek genaamd ‘26Ephraim’. Naar aanleiding van dat onderzoek is op 10 december 2018 een verdachte veroordeeld voor witwassen waarbij onder andere geldbedragen van [bedrijf 2] B.V. waren betrokken. De politie constateert in onderzoek ‘26TheVillage’ dat sprake is van atypische en branchevreemde overboekingen van geldbedragen van [bedrijf 2] B.V. naar andere bedrijven, waaronder naar het bedrijf van verdachte: [bedrijf 1] B.V. Deze geldbedragen, van in totaal bijna zes miljoen euro, werden door [bedrijf 2] B.V. overgemaakt voor leveringen van afvalmateriaal en commissie. De politie vermoedt dat er aan de geldstromen geen goederenstromen ten grondslag lagen en dat de overgeboekte geldbedragen een criminele herkomst hebben. De politie heeft het vermoeden dat contant geld is afgeleverd bij [bedrijf 2] B.V. waarna de B.V. het geld op de bankrekeningen van onder andere [bedrijf 1] B.V. stortte. Uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn, is onbekend gebleven.
Het andere recyclingbedrijf betreft [bedrijf 3] B.V. Dit recyclingbedrijf heeft geldbedragen van in totaal bijna 1,4 miljoen euro overgemaakt voor leveringen van schroot en cacaoveegsels, onder andere aan [bedrijf 1] B.V. Ook in dit geval bestaat bij het Openbaar Ministerie (hierna: OM) het vermoeden dat er aan de geldstromen geen goederenstromen ten grondslag lagen en dat de overgeboekte geldbedragen een criminele herkomst hebben.
Het OM stelt dat [bedrijf 1] B.V. betrokken is geweest bij de aankoop van twee woningen. De woningen zijn volgens het OM aangekocht met geld van de recyclingbedrijven, dus met geld dat van misdrijf afkomstig is.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officieren van justitie stellen dat sprake is van witwassen zonder een bekend gronddelict. Er is sprake van een witwasvermoeden op basis van de branchevreemde transacties, het ontbreken van documentatie waaruit blijkt dat de gefactureerde goederen of diensten daadwerkelijk zijn geleverd en het feit dat er geen documentatie is aangetroffen ten aanzien van de inkoop van schroot of cacaoveegsels door [bedrijf 1] B.V. Tegenover dit witwasvermoeden staat volgens de officieren van justitie geen concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte over een legale herkomst van deze geldbedragen. De officieren van justitie stellen dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn.
De officieren van justitie stellen dat een deel van het geld van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. via de zakelijke bankrekening van verdachte is gebruikt voor de aanschaf van twee woningen. De woningen zijn gefinancierd met uit misdrijf afkomstig geld en dat maakt de woningen zelf uit misdrijf afkomstig. De officieren van justitie concluderen dat verdachte samen met anderen geldbedragen en woningen heeft witgewassen.
De valsheid in geschrift, feit 2, kan volgens de officieren van justitie ook bewezen worden. Op de facturen van [bedrijf 2] B.V. staat vermeld dat er goederen zijn geleverd, terwijl die leveringen nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom valselijk opgemaakt.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 1. Verdachte heeft een voldoende concrete, min of meer verifieerbare niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van de geldbedragen afgelegd. De verklaringen van de medeverdachten en de getuigen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maken de verklaring van verdachte aannemelijk. De raadsman heeft uiteengezet dat andere scenario’s ten aanzien van de verklaring van verdachte en de overgelegde
joint ventureovereenkomst niet waarschijnlijk zijn en niet uit het dossier volgen. Daarnaast zijn de woningen niet door verdachte of zijn bedrijf aangekocht. Verdachte heeft de koper van de woningen enkel kortlopende leningen verstrekt en die zijn ook weer aan hem terugbetaald. Het OM heeft de verklaring van verdachte onvoldoende onderzocht waardoor vrijspraak moet volgen.
De raadsman verzoekt – in het geval van een bewezenverklaring – de zaak te heropenen en getuige [medeverdachte 2] te horen.
Verdachte dient volgens de raadsman ook van feit 2, valsheid in geschrift, vrijgesproken te worden. De raadsman stelt primair dat een vrijspraak voor feit 1 een bewezenverklaring van feit 2 in de weg staat. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de facturen niet in de bedrijfsadministratie van verdachte zijn verwerkt, zodat er geen sprake is van een valse bedrijfsadministratie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank behandelt als eerst de vaststaande feiten en omstandigheden onder 4.4.1. Daarna wordt onder 4.4.2. het juridisch kader van witwassen besproken, welk kader vervolgens op de zaak wordt toegepast in paragraaf 4.4.3. In de paragrafen 4.4.4. en 4.4.5. volgen de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2.
4.4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersoon
Verdachte is via een stichting enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] B.V. Deze B.V. houdt zich volgens de beschrijving in de Kamer van Koophandel bezig met holdingactiviteiten, met het besturen en beheren van onroerende zaken en met het adviseren van (rechts)personen op het gebied van onroerende zaken. [1]
[bedrijf 2] B.V. heeft in de periode oktober 2016 tot en met januari 2017 zesmaal een geldbedrag overgemaakt naar [bedrijf 1] B.V. van in totaal € 1.398.017,54 voor de levering van schroot door of namens [bedrijf 1] B.V., zo is uit de facturen op te maken. [2] De facturen zijn bij beide bedrijven aangetroffen. [3]
[bedrijf 3] B.V. heeft op 23 januari 2017 en 14 februari 2017 twee geldbedragen overgeboekt naar [bedrijf 1] B.V. van in totaal € 325.000,--. De overboekingen zagen, blijkens de facturen, op de levering van cacaoveegsels door of namens [bedrijf 1] B.V. [4] De twee facturen zijn bij [bedrijf 3] B.V. aangetroffen.
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door [bedrijf 1] B.V. aan de twee recyclingbedrijven. [5]
Ontbreken documentatie inkoop
[bedrijf 1] B.V. heeft blijkens de creditfacturen schroot en cacaoveegsel aan de twee recyclingbedrijven verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministratie aangetroffen waaruit volgt dat verdachte op zijn beurt schroot of cacaoveegsel heeft ingekocht bij derden of anderszins heeft verkregen.
Woning [adres 2]
De woning in [adres 2] is op 15 maart 2017 aangekocht voor € 560.000,-- door Stichting [bedrijf 4] . Medeverdachte [medeverdachte 3] was van 17 november 2016 tot en met 11 augustus 2017 bestuurder van deze stichting en daarna was verdachte de bestuurder. [6] Medeverdachte [medeverdachte 3] was ten tijde van de aankoop van de woning ook bestuurder van [bedrijf 5] B.V. [7] De koopsom werd in vier delen betaald door [bedrijf 5] B.V. De rekening van [bedrijf 5] B.V. werd op 13 maart 2017 gevoed met een overboeking van [bedrijf 2] B.V. van € 300.000,--. [8]
Het bedrijf van verdachte, [bedrijf 1] B.V., heeft op 10 februari 2017 € 30.000,-- overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 5] B.V. Op 14 maart 2017 maakte [bedrijf 1] B.V. nog een keer € 60.000,-- over en op 15 maart 2017 een bedrag van € 12.000,--. [9]
Voordat deze bedragen door [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 5] B.V. zijn overgemaakt, werd de rekening van [bedrijf 1] B.V. gevoed door overboekingen van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. Op 19 januari 2017 werd door [bedrijf 2] B.V. een bedrag van € 238.0007,23 overgemaakt. [10] Op 14 februari 2017 werd door [bedrijf 3] B.V. een bedrag van € 125.000,- overgemaakt. [11]
Woning [adres 3]
De woning in [adres 3] is op 21 december 2016 aangekocht door Stichting [bedrijf 6] voor een bedrag van € 220.000,--. [12] Medeverdachte [medeverdachte 3] was op 14 november 2016 tot en met tot 1 juli 2019 bestuurder van deze stichting en daarna was verdachte de bestuurder. De koopsom werd betaald door [bedrijf 5] B.V. [bedrijf 1] B.V. maakte voor de aankoop op 20 december 2016 € 100.000,-- over naar [bedrijf 5] B.V. De bankrekening van [bedrijf 1] B.V. was net hiervoor gevoed door een overboeking afkomstig van [bedrijf 2] B.V. van bijna € 250.000,-- op 15 december 2016. [13]
Geen contant geld aangetroffen
Het OM vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval of cacaoveegsels, maar contant geld bij de recyclingbedrijven is gebracht. De recyclingbedrijven zouden vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar andere bedrijven, waaronder naar [bedrijf 1] B.V. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt verdachte verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. hebben geldbedragen overgemaakt aan [bedrijf 1] B.V. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot of cacaoveegsel door [bedrijf 1] B.V. die aan [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. leverde;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen de recyclingbedrijven en [bedrijf 1] B.V. branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van de B.V. bij de Kamer van Koophandel niet aansluiten bij de handelsactiviteiten van de recyclingbedrijven. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen, waaronder [bedrijf 1] B.V., niet overeenkomt met de recyclehandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administraties van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen de recyclingbedrijven en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen de recyclingbedrijven. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot of cacaoveegsel door [bedrijf 1] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
De transacties tussen [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. betroffen grote hoeveelheden schroot en hoge geldbedragen. De Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) heeft meldingen gekregen op naam van verdachte en op naam van [bedrijf 1] B.V. De ING-bank typeerde de overboekingen van [bedrijf 2] B.V. naar [bedrijf 1] B.V. als branchevreemd en ongebruikelijk. Daarnaast is het hele klantbeeld van [bedrijf 1] B.V. doorgemeld. [14]
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door de recyclingbedrijven overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekeningen van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 1] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij de twee recyclingbedrijven zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van de recyclingbedrijven, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekeningen van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest.
In het kader van de aanschaf van de woningen heeft het OM enkele feiten en omstandigheden aangedragen die bij kunnen dragen aan het vermoeden van witwassen, waaronder het rondpompen van geld tussen rechtspersonen. Hoewel deze gang van zaken de nodige vragen oproept, leidt het voorstaande de rechtbank tot de conclusie dat zij niet kan vaststellen dat de bedragen afkomstig van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. van enig misdrijf afkomstig zijn en kan zij ook niet vaststellen dat het geld waarmee de woningen zijn gekocht (gedeeltelijk) van misdrijf afkomstig is.
4.4.4.
Conclusie witwassen
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van gewoontewitwassen, dan wel van het feitelijk leiding geven daaraan, omdat zij niet kan vaststellen dat de geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte om dezelfde reden ook vrijspreken van schuldwitwassen.
4.4.5.
Conclusie valsheid in geschrift
Naast de witwasverdenking wordt verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] B.V. ook verweten dat hij valse facturen heeft opgemaakt, dan wel heeft doen opmaken en die valse facturen in de bedrijfsadministratie heeft openomen. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd aan [bedrijf 2] B.V., terwijl die leveringen volgens de officieren van justitie nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom, zo stelt het OM, valselijk opgemaakt. De officieren van justitie hebben in overeenstemming met deze geschetste gang van zaken de taak om te bewijzen dat er
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt enerzijds dat sprake is van opmerkelijke feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties. De rechtbank denkt daarbij aan het feit dat er geen documentatie in de bedrijfsadministraties is aangetroffen waaruit volgt dat de bedrijven die schroot aan [bedrijf 2] B.V. hebben geleverd, schroot hebben ingekocht of anderszins hebben verkregen. Anderzijds heeft de rechtbank in de vorige paragraaf ook kanttekeningen geplaatst bij de omstandigheden die volgens het OM bij moeten dragen aan het vermoeden van witwassen en de stelling van het OM dat er in het geheel geen sprake was van een goederenstroom richting [bedrijf 2] B.V. De stelling van het OM dat contante bedragen bij [bedrijf 2] B.V. zijn afgeleverd in plaats van (afval)goederen, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Er zijn bovendien ook andere denkbare manieren om aan schroot te komen, zoals het scenario dat de bedrijven als tussenpersoon fungeerden tussen een (schroot)leverancier en [bedrijf 2] B.V..
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat een goederenstroom ontbreekt, maar dat deze mede in het licht van de verklaringen van de verdachten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs leveren dat er geen goederenstroom is geweest en dat er dus vals gefactureerd is. De rechtbank zal verdachte ook van feit 2 vrijspreken.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de woningen aan de [adres 2] en aan de [adres 3] ligt beslag.
De officieren van justitie verzoeken beide woningen verbeurd te verklaren. De raadsman verzet zich hiertegen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van beide woningen aan de rechthebbenden, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] aan de rechthebbenden;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.

Voetnoten

1.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 2] BV van 1 maart 2021, pagina 27.
2.geschriften, facturen, PD [bedrijf 2] BV, pagina's 149 tot en met 154; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 2] BV van 1 maart 2021, pagina's 27 tot en met 54
3.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 2] BV van 1 maart 2021, pagina 28
4.geschriften, facturen uit [nummer] , pagina's 51, 52
5.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 2] BV van 1 maart 2021, pagina 11; het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 3] BV, pagina 14.
6.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel Stichting [bedrijf 4] , pagina's 54 tot en met 59
7.een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 5] BV, pagina's 45 tot en met 53
8.het proces-verbaal witwassen [adres 2] , pagina 10 en het proces-verbaal witwassen [bedrijf 2] B.V. pagina 69
9.het proces-verbaal witwassen [adres 2] , pagina 10 tot en met 14
10.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 2] BV van 1 maart 2021, pagina 68
11.het proces-verbaal witwassen en valsheid in geschrift via [bedrijf 3] BV, pagina 7
12.een geschrift, akte van levering, pagina 164 tot en met 170
13.Het proces-verbaal witwassen [adres 3]
14.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [bedrijf 2] BV, pagina 30