Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2021 te Laren en /of Baarn en/of Huizen en/of [locatie 1] (gemeente Rucphen) en /of [locatie 2] (gemeente Lansingerland), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[ZD witwassen en valsheid in geschrift [bedrijf 3] BV]
2.
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
joint ventureovereenkomst en de
yearly statementsmaken de verklaring van verdachte aannemelijk. Het feit dat er geen contant geld of andere aanwijzingen ten aanzien daarvan zijn aangetroffen, verzwakt de hypothese van het OM.
- [bedrijf 2] B.V.;
- [bedrijf 5] B.V.;
- [bedrijf 4] B.V.;
- [stichting 1];
- [stichting 2].
€ 250.000,-- op 15 december 2016. [18] De rekening van [bedrijf 2] B.V. werd ook gevoed door twee Zwitserse rechtspersonen. [19]
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.