ECLI:NL:RBOVE:2023:2875

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
08-960010-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift met betrekking tot facturen en geldbedragen

In de zaak van [verdachte] B.V. heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van (gewoonte)witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De officieren van justitie hadden de verdachte verweten dat zij samen met anderen bijna zes miljoen euro had gewitgewassen en valse facturen had opgemaakt. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de herkomst van de geldbedragen en dat de facturen niet vals waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen geldbedragen en administratie. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van documentatie en de atypische transacties niet automatisch leiden tot een vermoeden van witwassen. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om overtuigend bewijs te leveren in zaken van witwassen en valsheid in geschrift.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-960010-20 (P)
Datum vonnis: 24 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd aan de [vestigingsplaats] ,
waarvan [medeverdachte 1] de bestuurder is.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2021, 7, 8, 13, 14 juni 2023 en 10 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. S. Kubicz en mr. A.J.S. Visser en van wat door de bestuurder en de raadslieden mr. F.H.H. Sijbers en mr. C.A.M. Janssen, advocaten te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 7 juni 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
feit 1:samen met anderen (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van in totaal bijna zes miljoen euro in de periode van 20 oktober 2016 tot en met 16 juli 2018;
feit 2:het valselijk opmaken van (een deel van) de bedrijfsadministratie door ten onrechte op te nemen dat er tegen betaling afvalmaterialen zijn geleverd aan [verdachte] B.V., in de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 maart 2021.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij, in de periode van op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober 2016 tot en met 16 juli 2018 te Zwijndrecht en/of Mijnsheerenland (gemeente Hoeksche Waard), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), van een of meerdere voorwerp(en), te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR1.033.445,84(overgeboekt van [verdachte]
[verdachte] B.V.) aan [bedrijf 1] B.V., en/of [bedrijf 2] B.V., en/of [bedrijf 3]
BV.; en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 223.071,40 (overgeboekt van [verdachte]

B.V. aan [bedrijf 4] ); en/of

- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 1.398.017,54 (overgeboekt van

[verdachte] B.V. aan [bedrijf 5] B.V.); en/of

- één of meer geldbedrag(en)/overbkoeing(en) van in totaal (circa) EUR2.883.438,07 (overgeboekt van [verdachte] B.V. aan [bedrijf 6] B.V.); en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal (circa) EUR 400.292,00 (overgeboekt van [verdachte]
[verdachte] B.V. aan [bedrijf 7] SL);
[ZD Witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] B.V.]
althans van enig(e) geldbedrag(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de
rechthebbenden(n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was en/of wie bovenomschreven
voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad), en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) — onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2017 tot en met 8 maart 2021 te Zwijndrecht en/of Mijnsheerenland (gemeente
Hoeksche Waard), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (een deel van) de bedrijfsadministratie (van [verdachte] B.V.) - zijnde een samenstel van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en aldaar, in (dat
deel van) die bedrijfsadministratie, 31 facturen/documenten, althans een
(aantal) factu(u)r(en), te weten:
-een factuur afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht aan [bedrijf 2]
B.V. d.d. 20 september 2017 met nummer 9562/2017; en/of
-een factuur afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht aan [bedrijf 3]
B.V. d.d. 20 september 2017 met nummer 9563/2017; en/of
-een factuur afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht aan [bedrijf 1]
B.V. d.d. 20 september 2017 met nummer 9564/2017; en/of
-een (drietal) factuur/facturen afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht
aan [medeverdachte 2] (HO):
- een factuur d.d. 13 januari 2017 met factuurnummer 1532/2017; en/of
- een factuur d.d. 13 maart 2017 met factuurnummer 3545/2017; en/of
- een factuur d.d. 20 maart 2017 met factuurnummer 3548/2017; en/of
-een (zestal) factuur/facturen afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht
aan [bedrijf 5] B.V.:
- een factuur d.d. 20 oktober 2016 met factuurnummer 10546/2016; en/of
- een factuur d.d. 7 november 2016 met factuurnummer 11512/2016; en/of
- een factuur d.d. 2 december 2016 met factuurnummer 12507/2016 en/of
- een factuur d.d. 14 december 2016 met factuurnummer 12551/2016; en/of
- een factuur d.d. 21 december 2016 met factuurnummer 12558/2016; en/of
- een factuur d.d. 19 januari 2017 met factuurnummer 1541/2017; en/of
-een (zestiental) factuur/facturen afkomstig van [verdachte] B.V. en
gericht aan [bedrijf 6] B.V.:
- een factuur dd 13 maart 2017 met factuurnummer 3535/2017; en/of
- een factuur dd 20 maart 2017 met factuurnummer 3547/2017; en/of
- een factuur dd 28 maart 2017 met factuurnummer 3579/2017; en/of
- een factuur dd 11 april 2017 met factuurnummer 4526/2017; en/of
- een factuur dd 21 april 2017 met factuurnummer 4553/2017; en/of
- een factuur dd 26 mei 2017 met factuurnummer 5580/2017; en/of
- een factuur dd 24 juli 2017 met factuurnummer 7560/2017; en/of
- een factuur dd 4 september 2017 met factuurnummer 9507; en/of
- een factuur dd 20 september 2017 met factuurnummer 9558/2017; en/of
- een factuur dd 20 september 2017 met factuurnummer 9559/2017; en/of
- een factuur dd 29 september 2017 met factuurnummer 9593/2017; en/of
- een factuur dd 27 oktober 2017 met factuurnummer 10575/2017; en/of
- een factuur dd 30 november 2017 met factuurnummer 11587/2017; en/of
- een factuur dd 15 december 2017 met factuurnummer 12543/2017; en/of
- een factuur dd 26 januari 2018 met factuurnummer 1560/2018; en/of
- een factuur dd 20 februari 2018 met factuurnummer 2563/2018; en/of
-een (drietal) factuur/facturen afkomstig van [verdachte] B.V. en gericht
aan [bedrijf 7] SL:
-een factuur d.d. 29 juni 2018 met factuurnummer 7507/2018; en/of
- een factuur d.d. 3 juli 2018 met factuurnummer 7508/2018; en/of
- een factuur d.d. 4 juli 2018 met factuurnummer 7517/2018;
opgenomen (of doen opnemen) bestaande die valsheid hierin - zakelijk weergegeven - dat:
in voornoemde facturen staat opgenomen dat er (tegen betaling) materialen/goederen waren geleverd/geleverd zouden worden (aan [verdachte] B.V.), terwijl in werkelijkheid geen, althans niet de op de facturen opgenomen, materialen/goederen zijn geleverd aan [verdachte] B.V.,
zulks met het oogmerk om (dat deel van) deze bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) gedeeltelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging vanwege het opgewekte vertrouwen dat de verdenking ten aanzien van verdachte geen gevolg zou krijgen. Verdachte is in een ander strafrechtelijk onderzoek ‘26Ephraim’ als verdachte gehoord en aan het onderhavige onderzoek ‘26TheVillage’ liggen volgens de verdediging grotendeels dezelfde feiten ten grondslag. Een parketsecretaris heeft in onderzoek ‘26Ephraim’ op 6 april 2018 een e-mail gestuurd naar de advocaat van verdachte waarin onder meer staat:
“In de bijlage treft u het verhoor aan van uw cliënt, dhr [medeverdachte 1] . De politie heeft uw cliënt verhoord, daarbij de cautie gegeven, maar uw cliënt wordt dit momentnietals verdachte aangemerkt.”.
De officieren van justitie stellen dat verdachte op 5 februari 2019 voor het eerst als verdachte is aangemerkt voor de transacties met de [bedrijf 1] bedrijven. Dit volgt ook uit het proces-verbaal van verdenking. In de e-mail van 6 april 2018 is uitdrukkelijk alleen gesproken over het bestaan van een verdenking op dat moment, niet over het al dan niet vervolgen van verdachte of de bestuurder van de rechtspersoon.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in onderzoek ‘26Ephraim’ gehoord is over drie overboekingen naar de [bedrijf 1] bedrijven, een overboeking van 19 januari 2017 naar [bedrijf 5] B.V. en over transacties met [bedrijf 6] B.V. in 2017. Verdachte is
nietgehoord over de andere transacties met [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 6] B.V. en ook niet over de transacties met [bedrijf 4] en [bedrijf 7] SL. [1] Aan de e-mail die verdachte via zijn advocaat heeft ontvangen, kan naar het oordeel van de rechtbank geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat vervolging achterwege zou blijven. Nog los van het feit dat de e-mail is verzonden door de parketsecretaris in een ander strafrechtelijk onderzoek dan het onderhavige, schrijft de parketsecretaris dat verdachte op ‘
dit moment’ niet als verdachte wordt aangemerkt. Door dit gemaakte voorbehoud kon bij verdachte niet het gerechtvaardigd vertrouwen zijn gewekt dat zij op een later moment evenmin vervolgd zou worden.
De rechtbank stelt vast dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 8 januari 2019 is het opsporingsonderzoek ‘26TheVillage’ gestart. Dit onderzoek richt zich op twee recyclingbedrijven die samen met andere bedrijven geldbedragen zouden hebben witgewassen en valse facturen zouden hebben opgemaakt.
[verdachte] B.V. is één van de twee recyclingbedrijven. De politie stuitte op deze B.V. in verband met een ander opsporingsonderzoek genaamd ‘26Ephraim’. Naar aanleiding van dat onderzoek is op 10 december 2018 een verdachte veroordeeld voor witwassen waarbij onder andere geldbedragen van [verdachte] B.V. waren betrokken. De politie constateert in onderzoek ‘26TheVillage’ dat sprake is van atypische en branchevreemde overboekingen van geldbedragen van [verdachte] B.V. naar andere bedrijven. Deze geldbedragen, van in totaal bijna zes miljoen euro, werden door de B.V. overgemaakt voor leveringen van afvalmateriaal en commissie. De politie vermoedt dat er aan de geldstromen geen goederenstromen ten grondslag lagen en dat de overgeboekte geldbedragen een criminele herkomst hebben. De politie heeft het vermoeden dat contant geld is afgeleverd bij [verdachte] B.V. waarna de B.V. het geld op de bankrekeningen van de andere rechtspersonen stortte. Uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn, is onbekend gebleven.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officieren van justitie stellen dat sprake is van witwassen zonder een bekend gronddelict. Er is sprake van een witwasvermoeden op basis van de branchevreemde transacties, het ontbreken van documentatie waaruit blijkt dat de gefactureerde goederen of diensten daadwerkelijk zijn geleverd en het feit dat er geen documentatie is aangetroffen ten aanzien van de inkoop van schroot door de rechtspersonen die schroot aan [verdachte] B.V. leverden. Tegenover dit witwasvermoeden staat volgens de officieren van justitie geen concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring namens [verdachte] B.V. over een legale herkomst van deze geldbedragen. De officieren van justitie stellen dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. [verdachte] B.V. pleegde dit feit volgens de officieren van justitie samen met anderen.
De valsheid in geschrift, feit 2, kan volgens de officieren van justitie ook bewezen worden. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd, terwijl die leveringen nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom valselijk opgemaakt. De officieren van justitie stellen dat [verdachte] B.V. op één onderdeel vrijgesproken moet worden. Dat betreft de commissiefactuur gericht aan [bedrijf 8] . Die factuur ziet niet op de levering van goederen zoals in de tenlastelegging is opgenomen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden van beide feiten.
De verdediging stelt dat er geen sprake is van een gerechtvaardigd witwasvermoeden. De hypothese van het OM dat contant crimineel geld bij [verdachte] B.V. is afgeleverd en vervolgens is omgezet naar giraal geld, is niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Er zijn geen grote (contante) geldbedragen onder verdachte aangetroffen. Ook van het bezit van luxegoederen of een exorbitante levensstijl van verdachte is niet gebleken. De gang van zaken ten aanzien van de transacties wijkt, anders dan het OM stelt, niet af van de normale bedrijfsvoering. Er wordt niet voldaan aan de tweede stap van het zes stappenplan waardoor verdachte vrijgesproken moet worden van gewoonte- en schuldwitwassen.
Daarbij komt dat namens [verdachte] B.V. een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is afgelegd. Onder meer door middel van de brief van 3 juni 2021. Het OM heeft vervolgens onvoldoende onderzoek verricht naar deze verklaring waardoor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is bewezen en verdachte vrijgesproken moet worden.
De verdediging wijst er verder op dat de door [verdachte] B.V. overgeboekte gelden, zoals opgenomen in de tenlastelegging, niet ‘afkomstig zijn uit enig misdrijf’ nu de gelden giraal zijn gestort vanaf de bankrekeningen waarop slechts de legale bedrijfsliquiditeiten stonden. Van vermenging met eventuele gelden afkomstig uit enig misdrijf is geen sprake. Nergens blijkt immers uit dat contante van misdrijf afkomstige bedragen vermengd geraakt zouden zijn met legale gelden op de bankrekeningen. Ook om deze reden dient verdachte vrijgesproken te worden.
De verdediging verzoekt rekening te houden met het feit dat verdachte ernstig benadeeld is in het leveren van tegenbewijs doordat het OM geen voortvarend onderzoek heeft gedaan. Tot slot stelt de verdediging dat de sepotbeslissing van het OM ten aanzien van [naam 1] en [naam 2] ook moet doorwerken ten aanzien van verdachte, omdat de bewijsconstructie hetzelfde is.
Verdachte dient volgens de verdediging ook van feit 2, valsheid in geschrift, vrijgesproken te worden. De facturen bevatten geen onjuistheden en zijn daarom niet vals.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank behandelt als eerst de vaststaande feiten en omstandigheden onder 4.4.1. Daarna wordt onder 4.4.2. het juridisch kader van witwassen besproken, welk kader vervolgens op de zaak wordt toegepast in paragraaf 4.4.3. In de paragrafen 4.4.4. en 4.4.5. volgen de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en 2.
4.4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. [2]
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersonen
[verdachte] B.V. heeft geldbedragen overgeboekt vanaf haar zakelijke bankrekening naar diverse bedrijven: de [bedrijf 1] bedrijven (te weten: [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 1] B.V.), [bedrijf 4]
,[bedrijf 5] B.V., [bedrijf 6] B.V. en [bedrijf 7] SL. Uit het onderzoek naar de overboekingen en de bedrijven volgt onder meer het volgende.
Op 20 september 2017 maakte [verdachte] B.V. drie geldbedragen van in totaal
€ 1.033.445,84 over naar de bankrekeningen van drie [bedrijf 1] bedrijven ( [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V.). De creditfacturen zijn in de administratie van [verdachte] B.V. aangetroffen. [3] De facturen en betalingen zouden verband houden met de levering van een grote partij afvalmaterialen door de [bedrijf 1] bedrijven aan [verdachte] B.V. [4]
De [bedrijf 1] bedrijven zijn op 5 juni 2014 ingeschreven in de Kamer van Koophandel met
als omschrijving activiteit:
“(Groot)handel in (onder andere) groenten en fruit;
Markthandel in aardappelen, groenten en fruit”. [5] F.A. [medeverdachte 5] was de directeur en aandeelhouder van de [bedrijf 1] bedrijven. [6] De handelsactiviteiten van [bedrijf 1] zijn op
20 maart 2015 door de Kamer van Koophandel doorgehaald vanwege inactiviteit en op
15 juni 2017 zijn de bedrijven door de Kamer van Koophandel uitgeschreven vanwege het ontbreken van bekende baten bij de rechtspersonen. [7]
In de periode januari en maart 2017 heeft [verdachte] B.V. drie geldbedragen van in totaal € 223.071,40 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 4] . [8] De creditfacturen zijn bij [verdachte] B.V. en [bedrijf 8] aangetroffen en zien op de levering van (roestvrij)staal en de betaling van commissie. [9] De eenmanszaak [bedrijf 4] staat in de Kamer van Koophandel, zoals de bedrijfsnaam al doet vermoeden, ingeschreven als een groothandel in fruit. [10]
[verdachte] B.V. heeft in de periode oktober 2016 tot en met januari 2017 zesmaal een geldbedrag overgemaakt naar [bedrijf 5] B.V. van in totaal € 1.398.017,54 voor de levering van schroot door of namens de laatstgenoemde B.V. [11] De creditfacturen zijn bij beide bedrijven aangetroffen. [12]
[bedrijf 5] B.V. houdt zich volgens de beschrijving in de Kamer van Koophandel bezig met holdingactiviteiten, besturen, beheren van onroerende zaken en met het adviseren
van (rechts)personen op het gebied van onroerende zaken. Medeverdachte [medeverdachte 3] is via een stichting enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V. [13]
Het vierde bedrijf waaraan [verdachte] B.V. geld heeft overgemaakt, betreft [bedrijf 6] B.V. [verdachte] B.V. heeft zestien geldbedragen overgemaakt van in totaal € 2.883.438,07. [14] De creditfacturen van maart 2017 tot en met februari 2018 zijn bij [verdachte] B.V. aangetroffen. Tien van de zestien facturen werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 6] B.V. van het administratiekantoor [bedrijf 9] . De betalingen werden verricht omdat door of namens [bedrijf 6] B.V. schroot werd afgeleverd aan [verdachte] B.V. [15]
[bedrijf 6] B.V. is volgens de omschrijving in de Kamer van Koophandel een holding. Voor 23 mei 2018 was medeverdachte [medeverdachte 6] de bestuurder en daarna
[medeverdachte 4] . [bedrijf 6] B.V. is op 5 maart 2020 ontbonden. [16]
Tot slot zijn er in de periode juni en juli 2018 drie betalingen geweest van [verdachte] B.V. aan [bedrijf 7] SL van in totaal € 400.292,--. De (credit)facturen zijn bij beide bedrijven aangetroffen en hielden verband met het leveren van schroot door of namens [bedrijf 7] SL aan [verdachte] B.V. [17]
[bedrijf 7] SL is een Spaans bedrijf dat wordt bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 7]. De bedrijfsactiviteiten van deze onderneming worden omschreven als promotie, management, bemiddeling en verkoop- en verhuurbemiddeling van onroerend goed. [18]
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door bovengenoemde bedrijven aan [verdachte] B.V. [19] Voor [bedrijf 7] SL geldt dat in een bedrijfspand van [medeverdachte 7] facturen met weegbonnen zijn aangetroffen. Deze weegbonnen zijn niet bij [verdachte] B.V. aangetroffen. [20]
Ontbreken documentatie inkoop
De bovenstaande bedrijven hebben blijkens de (credit)facturen schroot aan [verdachte] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministraties aangetroffen waaruit volgt dat zij op hun beurt schroot hebben ingekocht bij derden of anderszins hebben verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het OM vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval, maar contant geld bij [verdachte] B.V. is gebracht. [verdachte] B.V. zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar de bovengenoemde bedrijven. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.2
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt [verdachte] B.V. verweten geldbedragen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen afkomstig zouden zijn. Het betreft witwassen zonder aangeduid gronddelict. De geldbedragen dienen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het OM draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
De rechtbank past de stappen in de volgende paragraaf toe.
4.4.3.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[verdachte] B.V. heeft naar de verschillende bedrijven, genoemd in de tenlastelegging, geldbedragen overgemaakt. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
Deze feiten en omstandigheden zijn op alle transacties tussen [verdachte] B.V. en de bovengenoemde bedrijven van toepassing. De rechtbank behandelt per rechtspersoon de gestelde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Transacties [bedrijf 1]
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [verdachte] B.V. en de [bedrijf 1] bedrijven branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van de [bedrijf 1] bedrijven in de Kamer van Koophandel niet aansluiten bij de handelsactiviteit van [verdachte] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. Verdachte bestrijdt dat het branchevreemde transacties betreffen. [verdachte] B.V. handelt niet alleen met bedrijven uit de branche zoals metaalhandelaars, maar ook met bedrijven uit andere branches en particulieren. Sommigen van hen zijn eenmalige klanten en anderen zijn vaste klanten.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen niet overeenkomt met schroothandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, bovendien onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [verdachte] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval de [bedrijf 1] bedrijven, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
Getuige [getuige] deed de administratie voor de [bedrijf 1] bedrijven en verklaart dat [bedrijf 1] geen bezittingen, opslagterreinen, loodsen en containers had. Het is hem onbekend waar de afvalmaterialen opgeslagen zouden moeten zijn en waar het staal vandaan zou komen. Hij heeft geen inkoop van staal in de administratie gezien. [21]
De bestuurders van de [bedrijf 1] bedrijven en [verdachte] B.V. kunnen geen namen noemen van de vervoerder, terwijl er een grote partij afval is vervoerd.
De [bedrijf 1] bedrijven waren bovendien bedrijfsmatig al geruime tijd niet meer actief en formeel ontbonden toen [verdachte] B.V. geldbedragen overmaakte voor geleverd schroot.
De ING-bank heeft de financiële transacties op 8 november 2017 als ongebruikelijk gemeld bij de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) Nederland. De meldingen hebben betrekking op [medeverdachte 5] , de [bedrijf 1] bedrijven, [medeverdachte 1] en [verdachte] B.V. Zoals ook hiervoor is aangehaald, meldt de ING dat de geldbedragen door de [bedrijf 1] bedrijven zijn ontvangen terwijl deze in de Kamer van Koophandel zijn uitgeschreven. Verder meldt de ING dat het, volgens de bank, een branchevreemde onderneming betreft en dat de geldbedragen via de [bedrijf 1] bedrijven direct zijn geboekt naar de privérekening van [medeverdachte 5] . De betreffende transacties zijn op 11 december 2017 door de FIU verdacht verklaard. [22]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar de [bedrijf 1] bedrijven. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote, contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld, zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met de [bedrijf 1] bedrijven. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 4]
De overweging die bij de [bedrijf 1] transacties geldt, geldt ook voor deze transacties. De rechtbank acht het argument dat de omschrijving van de handelsactiviteiten van de bedrijven (waaronder [bedrijf 4] ) niet overeenkomt met de handel van [verdachte] B.V. op zichzelf onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn en dat dit aldus zou kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde heeft te gelden voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 4] , kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In een ander strafrechtelijk onderzoek ‘26Eufaula’ is het vermoeden gerezen dat [bedrijf 4] als katvanger of
facilitatorwerd gebruikt door een criminele organisatie die het handelen in verdovende middelen en witwassen tot oogmerk had. Onder andere de persoons-, bedrijfs- en inloggegevens van [medeverdachte 2] zijn aantroffen op een USB-stick bij [medeverdachte 5] die voor onder andere lidmaatschap van deze criminele organisatie veroordeeld is. [23] Het vermoeden van de politie en het OM is dat [medeverdachte 2] hier op enigerlei wijze bij betrokken was.
De fruithandel heeft tussen oktober 2015 en 2 augustus 2017 met zijn bananenhandel ongeveer € 600.000,-- verlies geleden. [24] Dat de fruithandel in de periode januari en maart 2017 € 223.071,40 van [verdachte] B.V. ontvangt, vanwege commissie of handel in staalplaten, bestempelt de rechtbank, in het licht van het voorgaande, als opvallend.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat ook in dit geval een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 4] . Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld, zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 4] . Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 5] B.V.
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie, dat het om branchevreemde en atypische transacties gaat, onvoldoende onderbouwd.
Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde heeft te gelden voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 5] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank heeft ook de volgende opvallende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.
In het geval van [bedrijf 5] B.V. ging het om grote hoeveelheden schroot en hoge geldbedragen. De FIU heeft meldingen gekregen op naam van de bestuurder van [bedrijf 5] B.V. en de rechtspersoon zelf. De ING-bank typeerde de overboekingen van [verdachte] B.V. naar [bedrijf 5] B.V. als branchevreemd en ongebruikelijk. Daarnaast is het hele klantbeeld van [bedrijf 5] B.V. doorgemeld. [25]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 5] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 5] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 6] B.V.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie, dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat, onvoldoende onderbouwd.
Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde heeft te gelden voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 6] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In het geval van [bedrijf 6] B.V. ging het om grote hoeveelheden schroot en hoge geldbedragen. De boekhouder van [bedrijf 6] B.V. heeft in overleg met het Bureau Financieel Toezicht een aantal meldingen bij de FIU ingediend over de bestuurder van de B.V. en de B.V. zelf. De betreffende transacties zijn op 7 september 2018 door de FIU als 'verdacht' gemeld. De bestuurder van [bedrijf 6] B.V. heeft aangegeven dat er tegenover de verkoop van schroot, inkoop van schroot heeft plaatsgevonden en dat de boekhouder de nota’s nog zou ontvangen. De betreffende nota's zijn nooit door de boekhouder ontvangen. [26]
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 6] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 6] B.V. Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 7] SL
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat onvoldoende onderbouwd.
Ook het ontbreken van begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [verdachte] B.V. Hetzelfde heeft te gelden voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [verdachte] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 7] SL, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In tegenstelling tot de andere transacties zijn in het geval van de transacties tussen [verdachte] B.V. en [bedrijf 7] SL in een bedrijfspand van de bestuurder van [bedrijf 7] SL wél weegbonnen en creditfacturen van [verdachte] B.V. aangetroffen en daarnaast ook facturen van [bedrijf 7] SL gericht aan [verdachte] B.V. Dezelfde creditfacturen van [verdachte] B.V. zijn ook bij [verdachte] B.V. aangetroffen, maar hierbij zijn geen weegbonnen aangetroffen. [27]
De (credit)facturen en de weegbonnen bevatten enkele bijzonderheden. Op de creditfactuur en weegbon van 29 juni 2018 staat een kenteken genoteerd dat niet, zoals de factuur vermeldt, toebehoort aan een trailer, maar aan een personenauto. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk, gelet op het gewicht van de afvalmaterialen, dat een personenauto het schroot heeft vervoerd. Voor de facturen en weegbonnen van 3 en 4 juli 2018 geldt dat de genoteerde kentekens niet bestaan. [28]
Op de weegbonnen van 3 en 4 juli 2018 staat bovendien precies dezelfde hoeveelheid netto kilogram geleverd schroot genoteerd. Ook is het aantal kilogram hout dat in het schroot zou zitten, en van de netto hoeveelheid is afgetrokken, precies evenveel. [29] De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat op beide dagen exact dezelfde hoeveelheid kilogram schroot en afvalhout is geleverd.
Tot slot is het opvallend dat ten aanzien van de transacties op 3 en 4 juli 2018 zowel door [verdachte] B.V. als door [bedrijf 7] SL (credit)facturen zijn opgemaakt met daarop hetzelfde factuurbedrag, maar hele andere hoeveelheden en prijzen.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank ook wat betreft deze transacties van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [verdachte] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [verdachte] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 7] SL. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [verdachte] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [verdachte] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 7] SL
.Zij spreekt haar hiervan dan ook vrij.
4.4.4.
Conclusie witwassen
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van gewoontewitwassen omdat zij niet kan vaststellen dat de geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte om dezelfde reden ook vrijspreken van schuldwitwassen.
4.4.5.
Conclusie valsheid in geschrift
Naast de witwasverdenking wordt verdachte ook verweten dat zij valse facturen heeft opgemaakt. Op de facturen staat vermeld dat er goederen zijn geleverd aan [verdachte] B.V., terwijl die leveringen volgens de officieren van justitie nooit hebben plaatsgevonden. De facturen zijn daarom, zo stelt het OM, valselijk opgemaakt. De officieren van justitie hebben in overeenstemming met deze geschetste gang van zaken, de taak om te bewijzen dat er
geengoederenstroom heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het OM zich hiermee in een lastige bewijspositie bevindt. Het OM dient immers aan te tonen dat iets
nietheeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt enerzijds dat sprake is van opmerkelijke feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties. De rechtbank denkt daarbij aan het feit dat er geen documentatie in de bedrijfsadministraties is aangetroffen waaruit volgt dat de bedrijven die schroot aan [verdachte] B.V. hebben geleverd, schroot hebben ingekocht of anderszins hebben verkregen, terwijl het om grote hoeveelheden schroot ging. Anderzijds heeft de rechtbank in de vorige paragraaf ook kanttekeningen geplaatst bij de omstandigheden die volgens het OM bij zouden moeten dragen aan het vermoeden van witwassen en de stelling van het OM dat er in het geheel geen sprake was van een goederenstroom richting [verdachte] B.V. De stelling van het OM dat contante bedragen bij [verdachte] B.V. zijn afgeleverd in plaats van afvalgoederen, wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Er zijn bovendien ook andere denkbare manieren om aan schroot te komen, zoals het scenario dat de bedrijven als tussenpersoon fungeerden tussen een (schroot)leverancier en [verdachte] B.V.
De rechtbank concludeert dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat een goederenstroom ontbreekt, maar dat deze mede in het licht van de verklaringen van de verdachten, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs leveren dat er geen goederenstroom is geweest en dat er dus vals gefactureerd is. De rechtbank zal verdachte ook van feit 2 vrijspreken.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

Onder verdachte zijn drie geldbedragen in beslag genomen. Een bedrag van € 1.765,--, van
€ 25.000,-- en van € 3.586,80. Verder zijn er dozen administratie in beslag genomen.
De officieren van justitie stellen dat alleen de in beslag genomen weegbonnen nog niet aan [verdachte] B.V. zijn teruggegeven. De officieren van justitie verzetten zich in het geval van een onherroepelijk vonnis niet tegen teruggave van deze administratie. De geldbedragen kunnen volgens de officieren van justitie teruggegeven worden, omdat het OM niet kan vaststellen dat deze rechtstreeks verkregen zijn door middel van de ten laste gelegde feiten.
De verdediging is het eens met het standpunt van de officieren van justitie. De administratie hoeft wat de verdediging betreft ook niet geretourneerd te worden totdat het vonnis onherroepelijk is. Mocht de procedure na de rechtbank verder gaan, dan kan het OM de administratie gebruiken om meer onderzoek te doen.
De rechtbank stelt vast dat de geldbedragen van € 1.765,-- en van € 25.000,-- zowel op de beslaglijst van de rechtspersoon als op de beslaglijst van de natuurlijke persoon staan.
De rechtbank zal de teruggave van deze twee geldbedragen aan de rechthebbende gelasten, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen: een bedrag van € 3.586,80 en dozen administratie. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de geldbedragen van € 1.765,-- en van
€ 25.000,--;
- gelast de teruggave van een bedrag van € 3.586,80 en dozen administratie aan verdachte.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal witwassen-valsheid in geschrift via [verdachte] BV, eerste aanvulling, pagina 716
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie landelijke eenheid, Team FinEc – Fraude 1, onderzoek 26TheVillage met nummer LEREA18005, de zaaksdossiers, bijlagen en persoonsdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.geschriften, facturen, PD [verdachte] BV, pagina's 140 tot en met 142; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 9 tot en met 17
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte 8 maart 2021, PD STOLW62, pagina 36, 37
5.Een geschrift, uittreksel Kamer van Koophandel, pagina’s 234 tot en met 239;
6.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 6.
7.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 11.
8.geschriften, facturen, PD [verdachte] BV, pagina's 25, 31, 147; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 18 tot en met 27
9.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 18 tot en met 27
10.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 18.
11.geschriften, facturen, PD [verdachte] BV, pagina's 149 tot en met 154; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 27 tot en met 54
12.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 28
13.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 27.
14.geschriften, facturen, PD [verdachte] BV, pagina's 63 tot en met 78; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 27 tot en met 54.
15.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 28
16.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 27.
17.geschriften, facturen, PD [verdachte] BV, pagina's 90, 93, 94; Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 54 tot en met 65
18.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 54
19.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina 11
20.Het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV van 1 maart 2021, pagina's 54 tot en met 65
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , in het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 249
22.Het proces-verbaal van de Financial Intelligence Unit van 6 februari 2018, in het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 93 tot en met 95
23.Het proces-verbaal van bevindingen restinformatie 26Eufaula, in het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 281 tot en met 288
24.Het proces-verbaal van bevindingen restinformatie 26Eufaula in het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 284
25.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 30
26.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 30; een geschrift, MOT-melding, pagina’s 430, 431, 436, 437 in proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV
27.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina 55
28.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 56, 60; het proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar kentekens E-8534JT8 (Spaans) en CZ 4KS-8275 (Tjechisch), pagina's 500, 501
29.het proces-verbaal witwassen/valsheid in geschrift via [verdachte] BV, pagina’s 59 tot en met 61