4.4.1.Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Overboekingen en handelsactiviteiten rechtspersonen
[bedrijf 1] B.V. heeft geldbedragen overgeboekt vanaf haar zakelijke bankrekening naar diverse bedrijven: de [bedrijf 2] bedrijven (te weten: [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 2] B.V.), [bedrijf 5]
,[bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] . Uit het onderzoek naar de overboekingen en de bedrijven volgt onder meer het volgende.
Op 20 september 2017 maakte [bedrijf 1] B.V. drie geldbedragen van in totaal
€ 1.033.445,84 over naar de bankrekeningen van drie [bedrijf 2] bedrijven ( [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 4] B.V.). De creditfacturen zijn in de administratie van [bedrijf 1] B.V. aangetroffen.De facturen en betalingen zouden verband houden met de levering van een grote partij afvalmaterialen door de [bedrijf 2] bedrijven aan [bedrijf 1] B.V.
De [bedrijf 2] bedrijven zijn op 5 juni 2014 ingeschreven in de Kamer van Koophandel met
als omschrijving activiteit:
“(Groot)handel in (onder andere) groenten en fruit;
Markthandel in aardappelen, groenten en fruit”.[naam 4] was de directeur en aandeelhouder van de [bedrijf 2] bedrijven.De handelsactiviteiten van [bedrijf 2] zijn op
20 maart 2015 door de Kamer van Koophandel doorgehaald vanwege inactiviteit en op
15 juni 2017 zijn de bedrijven door de Kamer van Koophandel uitgeschreven vanwege het ontbreken van bekende baten bij de rechtspersonen.
In de periode januari en maart 2017 heeft [bedrijf 1] B.V. drie geldbedragen van in totaal € 223.071,40 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 5] .De creditfacturen zijn bij [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 5] aangetroffen en zien op de levering van (roestvrij)staal en de betaling van commissie.De eenmanszaak [bedrijf 5] staat in de Kamer van Koophandel, zoals de bedrijfsnaam al doet vermoeden, ingeschreven als een groothandel in fruit.
[bedrijf 1] B.V. heeft in de periode oktober 2016 tot en met januari 2017 zesmaal een geldbedrag overgemaakt naar [bedrijf 6] B.V. van in totaal € 1.398.017,54 voor de levering van schroot door of namens de laatstgenoemde B.V.De creditfacturen zijn bij beide bedrijven aangetroffen.
[bedrijf 6] B.V. houdt zich volgens de beschrijving in de Kamer van Koophandel bezig met holdingactiviteiten, besturen, beheren van onroerende zaken en met het adviseren
van (rechts)personen op het gebied van onroerende zaken. Medeverdachte [medeverdachte 1] is via een stichting enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V.
Het vierde bedrijf waaraan [bedrijf 1] B.V. geld heeft overgemaakt, betreft [bedrijf 7] B.V. [bedrijf 1] B.V. heeft zestien geldbedragen overgemaakt van in totaal € 2.883.438,07.De creditfacturen van maart 2017 tot en met februari 2018 zijn bij [bedrijf 1] B.V. aangetroffen. Tien van de zestien facturen werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 7] B.V. van het administratiekantoor Virodi. De betalingen werden verricht omdat door of namens [bedrijf 7] B.V. schroot werd afgeleverd aan [bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 7] B.V. is volgens de omschrijving in de Kamer van Koophandel een holding. Voor 23 mei 2018 was medeverdachte [medeverdachte 2] de bestuurder en daarna
[medeverdachte 4] . [bedrijf 7] B.V. is op 5 maart 2020 ontbonden.
Tot slot zijn er in de periode juni en juli 2018 drie betalingen geweest van [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 8] van in totaal € 400.292,--. De (credit)facturen zijn bij beide bedrijven aangetroffen en hielden verband met het leveren van schroot door of namens [bedrijf 8] aan [bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 8] is een Spaans bedrijf dat wordt bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 3] . De bedrijfsactiviteiten van deze onderneming worden omschreven als promotie, management, bemiddeling en verkoop- en verhuurbemiddeling van onroerend goed.
Ontbreken documentatie leveringen
Anders dan de aangetroffen (credit)facturen, zijn er geen andere documenten aangetroffen zoals weegbonnen, begeleidingsbrieven afvalvervoer en vrachtbrieven/CMR’s die wijzen op de levering van goederen door bovengenoemde bedrijven aan [bedrijf 1] B.V.Voor [bedrijf 8] geldt dat in een bedrijfspand van [medeverdachte 3] facturen met weegbonnen zijn aangetroffen. Deze weegbonnen zijn niet bij [bedrijf 1] B.V. aangetroffen.
Ontbreken documentatie inkoop
De bovenstaande bedrijven hebben blijkens de creditfacturen schroot aan [bedrijf 1] B.V. verkocht. Er is geen documentatie in de bedrijfsadministraties aangetroffen waaruit volgt dat zij op hun beurt schroot hebben ingekocht bij derden of anderszins hebben verkregen.
Geen contant geld aangetroffen
Het OM vermoedt dat er in werkelijkheid geen afval, maar contant geld bij [bedrijf 1] B.V. is gebracht. [bedrijf 1] B.V. zou vervolgens gelijke bedragen – al dan niet na aftrek van een ‘fee’– via de bank overgeboekt hebben naar de bovengenoemde bedrijven. Uit het dossier volgen geen feiten en omstandigheden die dit vermoeden ondersteunen. Er is geen contant geld aangetroffen en er is geen informatie voorhanden over contante stortingen die hiermee verband zouden (kunnen) houden.
4.4.3.Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak zijn er geen specifieke misdrijven genoemd die erop duiden waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte laat die conclusie niet toe en verdachte valt niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
[bedrijf 1] B.V. heeft naar de verschillende bedrijven, genoemd in de tenlastelegging, geldbedragen overgemaakt. De officieren van justitie hebben onder andere de volgende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zij van mening zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Branchevreemde en atypische transacties;
Ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
Ontbreken van documentatie ten aanzien van de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [bedrijf 1] B.V. leverden;
Summiere/vage omschrijving en specificatie op facturen.
Deze feiten en omstandigheden zijn op alle transacties tussen [bedrijf 1] B.V. en de bovengenoemde bedrijven van toepassing. De rechtbank behandelt per rechtspersoon de gestelde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
De officieren van justitie stellen dat de transacties tussen [bedrijf 1] B.V. en de [bedrijf 2] bedrijven branchevreemd en atypisch zijn, omdat de omschrijving van de handelsactiviteiten van de [bedrijf 2] bedrijven in de Kamer van Koophandel niet aansluiten bij de handelsactiviteit van [bedrijf 1] B.V. die zich bezighoudt met het recyclen van afvalmaterialen. Verdachte bestrijdt dat het branchevreemde transacties betreffen. [bedrijf 1] B.V. handelt niet alleen met bedrijven uit de branche zoals metaalhandelaars, maar ook met bedrijven uit andere branches en particulieren. Sommigen van hen zijn eenmalige klanten en anderen zijn vaste klanten.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de omschrijving van de handelsactiviteiten bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen niet overeenkomt met schroothandel, op zichzelf onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn. Het dossier bevat geen onderbouwing waaruit volgt dat het handelen met rechtspersonen buiten de recyclebranche afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven ontbreken in de administratie, bovendien onvoldoende is om bij te dragen aan het vermoeden van witwassen. Het dossier bevat geen, althans onvoldoende, bewijs waaruit volgt dat in de administratie van [bedrijf 1] B.V. met betrekking tot transacties met derden (buiten de tenlastelegging om) wel sprake was van opname van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven in de administratie. Ook op dit punt is onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is van een situatie die afwijkt van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. en dat het aldus een omstandigheid is die bij moet dragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook met betrekking tot de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificatie op facturen volgt onvoldoende uit het dossier dat dit een afwijkende gang van zaken is ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Uit het dossier blijkt niet dat de facturen aan derden (buiten de tenlastelegging om) meer informatie omvatten.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [bedrijf 1] B.V. leverden, in dit geval de [bedrijf 2] bedrijven, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
Getuige [getuige] deed de administratie voor de [bedrijf 2] bedrijven en verklaart dat [bedrijf 2] geen bezittingen, opslagterreinen, loodsen en containers had. Het is hem onbekend waar de afvalmaterialen opgeslagen zouden moeten zijn en waar het staal vandaan zou komen. Hij heeft geen inkoop van staal in de administratie gezien.
De bestuurder van de [bedrijf 2] bedrijven en verdachte kunnen geen namen noemen van de vervoerder, terwijl er een grote partij afval is vervoerd.
De [bedrijf 2] bedrijven waren bovendien bedrijfsmatig al geruime tijd niet meer actief en formeel ontbonden toen verdachte geldbedragen overmaakte voor geleverd schroot.
De ING-bank heeft de financiële transacties op 8 november 2017 als ongebruikelijk gemeld bij de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) Nederland. De meldingen hebben betrekking op [naam 4] , de [bedrijf 2] bedrijven, verdachte en [bedrijf 1] B.V. Zoals ook hiervoor is aangehaald, meldt de ING dat de geldbedragen door de [bedrijf 2] bedrijven zijn ontvangen terwijl deze in de Kamer van Koophandel zijn uitgeschreven. Verder meldt de ING dat het, volgens de bank, een branchevreemde onderneming betreft en dat de geldbedragen via de [bedrijf 2] bedrijven direct zijn geboekt naar de privérekening van [naam 4] . De betreffende transacties zijn op 11 december 2017 door de FIU verdacht verklaard.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar de [bedrijf 2] bedrijven. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met de [bedrijf 2] bedrijven en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties van [bedrijf 1] B.V. met de [bedrijf 2] bedrijven. Zij spreekt hem hiervan dan ook vrij.
De overweging die bij de [bedrijf 2] transacties geldt, geldt ook bij deze transacties. De rechtbank acht het argument dat de omschrijving van de handelsactiviteiten van de bedrijven (waaronder [bedrijf 5] ) niet overeenkomt met de handel van [bedrijf 1] B.V. op zichzelf onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de transacties branchevreemd of atypisch zijn en dat dit aldus zou kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [bedrijf 1] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 5] , kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In een ander strafrechtelijk onderzoek ‘26Eufaula’ is het vermoeden gerezen dat [bedrijf 5] als katvanger of
facilitatorwerd gebruikt door een criminele organisatie die het handelen in verdovende middelen en witwassen tot oogmerk had. Onder andere de persoons-, bedrijfs- en inloggegevens van [naam 1] zijn aantroffen op een USB-stick bij [naam 4] die voor onder andere lidmaatschap van deze criminele organisatie veroordeeld is.Het vermoeden van de politie en het OM is dat [naam 1] hier op enigerlei wijze bij betrokken was.
De fruithandel heeft tussen oktober 2015 en 2 augustus 2017 met zijn bananenhandel ongeveer € 600.000,-- verlies geleden.Dat de fruithandel in de periode januari en maart 2017 € 223.071,40 van [bedrijf 1] B.V. ontvangt, vanwege commissie of handel in staalplaten, bestempelt de rechtbank, in het licht van het voorgaande, als opvallend.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan een vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat ook in dit geval een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 5] . Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 5] en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties van [bedrijf 1] B.V. met [bedrijf 5] . Zij spreekt hem hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 6] B.V.
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie, dat het om branchevreemde en atypische transacties gaat, onvoldoende onderbouwd.
Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [bedrijf 1] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 6] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank heeft ook de volgende opvallende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.
In het geval van [bedrijf 6] B.V. ging het om grote hoeveelheden schroot en hoge geldbedragen. De FIU heeft meldingen gekregen op naam van de bestuurder van [bedrijf 6] B.V. en de rechtspersoon zelf. De ING-bank typeerde de overboekingen van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 6] B.V. als branchevreemd en ongebruikelijk. Daarnaast is het hele klantbeeld van [bedrijf 6] B.V. doorgemeld.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 6] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 6] B.V. en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties van [bedrijf 1] B.V. met [bedrijf 6] B.V. Zij spreekt hem hiervan dan ook vrij.
Transacties [bedrijf 7] B.V.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie, dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat, onvoldoende onderbouwd.
Ook het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [bedrijf 1] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 7] B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In het geval van [bedrijf 7] B.V. ging het om grote hoeveelheden schroot en hoge geldbedragen. De boekhouder van [bedrijf 7] B.V. heeft in overleg met het Bureau Financieel Toezicht een aantal meldingen bij de FIU ingediend over de bestuurder van de B.V. en de B.V. zelf. De betreffende transacties zijn op 7 september 2018 door de FIU als 'verdacht' gemeld. De bestuurder van [bedrijf 7] B.V. heeft aangegeven dat er tegenover de verkoop van schroot, inkoop van schroot heeft plaatsgevonden en dat de boekhouder de nota’s nog zou ontvangen. De betreffende nota's zijn nooit door de boekhouder ontvangen.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 7] B.V. Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 7] B.V. en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties van [bedrijf 1] B.V. met [bedrijf 7] B.V. Zij spreekt hem hiervan dan ook vrij.
Zoals hierboven overwogen acht de rechtbank het argument van de officieren van justitie, dat het om branchevreemde, atypische transacties gaat, onvoldoende onderbouwd.
Ook het ontbreken van begeleidingsbrieven en vrachtbrieven rechtvaardigt onvoldoende het vermoeden van witwassen, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een afwijkende situatie ten opzichte van de normale gang van zaken binnen [bedrijf 1] B.V. Hetzelfde geldt voor de door het OM genoemde omstandigheid dat sprake zou zijn van vage omschrijvingen en specificaties op facturen.
De omstandigheid dat documentatie ontbreekt over de inkoop van schroot door de bedrijven die aan [bedrijf 1] B.V. leverden, in dit geval [bedrijf 8] , kan naar het oordeel van de rechtbank wel bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
De rechtbank hecht ter onderbouwing van het witwasvermoeden ook waarde aan de volgende feiten en omstandigheden.
In tegenstelling tot de andere transacties zijn in het geval van de transacties tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 8] in een bedrijfspand van de bestuurder van [bedrijf 8] wél weegbonnen en creditfacturen van [bedrijf 1] B.V. aangetroffen en daarnaast ook facturen van [bedrijf 8] gericht aan [bedrijf 1] B.V. Dezelfde creditfacturen van [bedrijf 1] B.V. zijn ook bij [bedrijf 1] B.V. aangetroffen, maar hierbij zijn geen weegbonnen aangetroffen.
De (credit)facturen en de weegbonnen bevatten enkele bijzonderheden. Op de creditfactuur en weegbon van 29 juni 2018 staat een kenteken genoteerd, dat niet, zoals de factuur vermeldt, toebehoort aan een trailer, maar aan een personenauto. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk, gelet op het gewicht van de afvalmaterialen, dat een personenauto het schroot heeft vervoerd. Voor de facturen en weegbonnen van 3 en 4 juli 2018 geldt dat de genoteerde kentekens niet bestaan.
Op de weegbonnen van 3 en 4 juli 2018 staat bovendien precies dezelfde hoeveelheid netto kilogram geleverd schroot genoteerd. Ook is het aantal kilogram hout dat in het schroot zou zitten, en van de netto hoeveelheid is afgetrokken, precies evenveel.De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat op beide dagen exact dezelfde hoeveelheid kilogram schroot en afvalhout is geleverd.
Tot slot is het opvallend dat ten aanzien van de transacties op 3 en 4 juli 2018 zowel door [bedrijf 1] B.V. als door [bedrijf 8] (credit)facturen zijn opgemaakt met daarop hetzelfde factuurbedrag, maar hele andere hoeveelheden en prijzen.
Deze feiten en omstandigheden roepen vragen op en kunnen bijdragen aan het vermoeden van witwassen.
Desondanks is de rechtbank ook wat betreft deze transacties van oordeel dat een belangrijke schakel ontbreekt. De genoemde feiten en omstandigheden zeggen namelijk niets over de áfkomst van de door [bedrijf 1] B.V. overgeboekte geldbedragen. Het staat vast dat die betreffende geldbedragen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. overgemaakt zijn naar [bedrijf 8] . Het scenario zoals geschetst door het OM, dat er van misdrijf afkomstige contante bedragen bij [bedrijf 1] B.V. zijn afgeleverd en dat deze vervolgens zijn vermengd met het legale banksaldo van [bedrijf 1] B.V., wordt niet door bewijsmiddelen ondersteund. Grote contante geldbedragen of extreem veel luxegoederen bijvoorbeeld zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat de overgeboekte geldbedragen die afkomstig zijn van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. – onmiddellijk of middellijk – afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank kan op basis van de feiten en omstandigheden niet vaststellen dat deze van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de derde stap van het zes stappen-arrest. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ kan niet bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties met [bedrijf 8] en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen ten aanzien van de transacties van [bedrijf 1] B.V. met [bedrijf 8] . Zij spreekt hem hiervan dan ook vrij.